ECLI:NL:RBROT:2019:2069

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
7 maart 2019
Publicatiedatum
18 maart 2019
Zaaknummer
10/158217-18 en 10/009432-19 / TUL: 10/243273-17
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling tot gevangenisstraf voor mishandeling en winkeldiefstal met bijzondere voorwaarden

Op 7 maart 2019 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van mishandeling en winkeldiefstal. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 14 dagen, waarvan 7 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar. De verdachte had zich schuldig gemaakt aan het mishandelen van een beveiliger op 9 augustus 2018 in Vlaardingen en het stelen van een croissant en worst op 28 augustus 2018 in Schiedam. De rechtbank heeft de dadelijke uitvoerbaarheid van de bijzondere voorwaarden bepaald, maar geen locatieverbod opgelegd. De vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde taakstraf werd afgewezen, omdat de verdachte al 105 dagen in voorarrest had gezeten. De rechtbank heeft rekening gehouden met de ernst van de feiten, de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder psychische problemen en een verleden van geweldsdelicten. De verdachte is in verminderde mate toerekeningsvatbaar geacht, wat heeft geleid tot een deels voorwaardelijke straf. De rechtbank heeft bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder meldplicht bij Reclassering Nederland en deelname aan een behandeling voor zijn verslaving.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummers: 10/158217-18 en 10/009432-19
Parketnummer vordering TUL: 10/243273-17
Datum uitspraak: 7 maart 2019
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de gevoegde zaken tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
feitelijk verblijvende op het adres:
[adres verdachte] , [woonplaats verdachte] ,
raadsman mr. R. Zwiers, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 21 februari 2019.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaardingen. De teksten van de tenlasteleggingen zijn als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. M. Goudzwaard heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 116 dagen met aftrek van voorarrest, waarvan 14 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar en als bijzondere voorwaarden de voorwaarden genoemd in het reclasseringsrapport van 9 januari 2019;
  • dadelijke uitvoerbaarheid van de bijzondere voorwaarden;
  • opheffing van het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis;
  • tenuitvoerlegging van het voorwaardelijk opgelegde strafdeel in de zaak met parketnummer 10/243273-17.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewezenverklaring 10/009432-19 zonder nadere motivering
De verdachte heeft het onder parketnummer 10/009432-19 ten laste gelegde bekend. Dit feit zal zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard. In bijlage II heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en nadien geen vrijspraak is bepleit.
4.2.
Bewezenverklaring 10/158217-18
In bijlage III heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
4.3.
Bewezenverklaring
De verdachte heeft de bewezen verklaarde feiten op die wijze begaan dat:
(parketnummer 10/158217-18)
hij op 9 augustus 2018 te Vlaardingen
[naam slachtoffer] heeft mishandeld door hem - in het gezicht en de zij te
slaan
en testompen;
(parketnummer 10/009432-19)
hij op 28 augustus 2018 te Schiedam
een croissant en worst
dietoebehoorde
naan de [naam supermarkt] ,
heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten en strafbaarheid van de verdachte

5.1.
Kwalificatie
De bewezen feiten leveren op:
(parketnummer 10/158217-18)
mishandeling;
(parketnummer 10/009432-19)
diefstal.
5.2.
Standpunt verdediging (parketnummer 10/158217-18)
De raadsman heeft voor dit feit (de mishandeling van [naam slachtoffer] ) vrijspraak bepleit. Hij heeft aangevoerd dat er sprake is geweest van noodweer- dan wel noodweerexces. De verdachte bevond zich in de spreekkamer met [naam medewerker] (medewerker van de Gemeente Vlaardingen) en diens collega mevrouw [naam collega] . [naam medewerker] heeft de verdachte in de spreekkamer geslagen. De verdachte is hier hevig van geschrokken. Hij was dusdanig verbouwereerd, dat hij bij het verlaten van de spreekkamer “de verkeerde” – namelijk [naam slachtoffer] – heeft geslagen. Overigens heeft [naam slachtoffer] , kort voordat de verdachte hem heeft geslagen, gezegd: “Ik gooi je eruit”. Daardoor vreesde de verdachte dat weer geweld tegen hem zou worden gebruikt, aldus nog steeds de verdediging.
5.3.
Beoordeling (parketnummer 10/158217-18)
Voor een succesvol beroep op noodweer is vereist dat sprake is van (dreiging met) een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding van het (eigen of eens anders) lijf, eerbaarheid of goed, waartegen een verdediging is geboden. Gesteld noch gebleken is dat [naam slachtoffer] de verdachte heeft aangevallen. Dat [naam slachtoffer] tegen de verdachte zou hebben gezegd: “Ik gooi je eruit” is evenmin gebleken. Bij gebreke van een noodweersituatie kan er ook geen sprake zijn van noodweerexces. Het verweer wordt verworpen.
5.4.
Conclusie
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten of de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar en de verdachte is dus strafbaar.

6.Motivering straf

6.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
6.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De gepleegde mishandeling is een ernstig feit. [naam slachtoffer] heeft daarbij letsel aan zijn gezicht opgelopen. De verdachte heeft met zijn handelen op een onaanvaardbare wijze inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van [naam slachtoffer] . De ervaring leert dat de slachtoffers van dergelijke feiten nog lange tijd nadelige psychische gevolgen kunnen ondervinden van hetgeen hen is overkomen. Ook [naam slachtoffer] heeft verklaard dat hij na het incident erg geschrokken en geëmotioneerd was. De mishandeling vond voorts plaats in de openbare ruimte van het gemeentehuis van Vlaardingen, tegen een persoon die was belast met toezicht op de orde en veiligheid in de desbetreffende openbare ruimte. De werknemers en bezoekers van het gemeentehuis zijn daardoor ook ongewild met geweld geconfronteerd. Een dergelijke confrontatie met geweld veroorzaakt ook bij deze personen een gevoel van onveiligheid. Een en ander kan de verdachte worden aangerekend.
Daarnaast is de winkeldiefstal en een hinderlijk feit die bij de gedupeerden schade, overlast en frustratie veroorzaakt.
6.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
6.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van de verdachte, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten. Bij vonnis van 31 januari 2018 van de politierechter te Rotterdam is de verdachte (onder andere) veroordeeld voor de mishandeling van een beroepsbeoefenaar op 26 januari 2017 en voor de mishandeling van een beroepsbeoefenaar op 30 oktober 2017. Daarbij is de verdachte een taakstraf opgelegd.
6.3.2.
Rapportages
Reclassering Nederland heeft een tweetal rapportages uitgebracht, te weten op 28 november 2018 en op 9 januari 2019. Daaruit komt naar voren dat de verdachte psychische problemen alsmede een alcohol- en drugsprobleem heeft. Ter zake van de psychische problemen heeft Reclassering Nederland verwezen naar de rapportages van de psychiater en de psycholoog, waarover hierna. De verdachte is dakloos en heeft geen inkomsten uit werk of uit een uitkering. Het ontbreekt de verdachte aan een zinvolle dagbesteding en aan een sociaal vangnet. Het risico op recidive en op het veroorzaken van letselschade wordt door Reclassering Nederland ingeschat als “hoog”.
Reclassering Nederland adviseert op basis van het voorgaande een (deels) voorwaardelijke gevangenisstraf met de in het rapport van 9 januari 2019 genoemde bijzondere voorwaarden.
Psychiater J. van der Meer heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 6 december 2018. Uit dit rapport volgt dat bij de verdachte sprake is van een gebrekkige ontwikkeling van zijn geestvermogens in de vorm van een narcistische en borderline persoonlijkheidsproblematiek. Deze stoornis uit zich ander andere in het niet bereid of in staat zijn om zich aan de wet te houden, impulsiviteit, agressie en het snel gekwetst zijn. Er is volgens de psychiater sprake van disfunctioneren op verschillende levensgebieden, waarbij de verdachte zowel op het gebied van werk, intieme relaties en niet-intieme relaties disfunctioneert. Daarnaast is er een stoornis in het gebruik van alcohol, cannabis, cocaïne en heroïne. Vanwege het gebruik verwaarloost de verdachte belangrijke (sociale) verplichtingen en is hij dakloos.
Het is volgens de psychiater waarschijnlijk dat de verdachte er ten gevolge van zijn persoonlijkheidsproblematiek veel moeite mee had om na al zijn inspanningen een afwijzend antwoord te krijgen op zijn aanvraag van een uitkering. Om die reden wordt geadviseerd om de verdachte de tenlastegelegde mishandeling in een verminderde mate toe te rekenen.
De psychiater schat het risico op recidive in als “hoog”. Daarbij heeft de psychiater geconstateerd dat eerdere behandelingen van de verdachte moeizaam zijn verlopen. Inmiddels bestaat er bij de verdachte motivatie voor een behandeling. Er is daarbij sprake van positieve levensdoelen. Alles overziend acht de psychiater het aangewezen om de verdachte eerst klinisch te behandelen. Vervolgens kan de behandeling ambulant worden voortgezet.
Psycholoog R.K.F. Lemmens heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 6 december 2018. Het rapport van de psycholoog komt in grote mate overeen met dat van de psychiater. De rechtbank ziet daarom geen aanleiding het rapport van de psycholoog nader te bespreken.
6.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van de bewezenverklaarde mishandeling, en gelet op het feit dat de verdachte in 2018 is veroordeeld voor twee mishandelingen, kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd.
De rechtbank heeft tevens acht geslagen op het feit dat de verdachte zelf ook letsel aan zijn hoofd heeft opgelopen. Dit gegeven heeft de rechtbank in het voordeel van de verdachte meegewogen bij het bepalen van de strafmaat.
Nu de conclusies van de psychiater en psycholoog gedragen worden door hun bevindingen en door hetgeen ook overigens op de terechtzitting is gebleken, neemt de rechtbank die conclusies over en maakt die tot de hare. De verdachte wordt dus in verminderde mate toerekeningsvatbaar geacht. Ook dit gegeven heeft de rechtbank in het voordeel van de verdachte meegewogen bij het bepalen van de strafmaat.
Nu Reclassering Nederland begeleiding en bijzondere voorwaarden noodzakelijk acht, zal de rechtbank een deel van de voorgenomen straf voorwaardelijk opleggen, met de voorwaarden die hierna worden genoemd. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen. De verdachte heeft zich ter gelegenheid van de terechtzitting gemotiveerd getoond voor ambulante behandeling van zijn agressieprobleem; de op te leggen voorwaarden passen bij zijn positieve houding. De verdachte heeft voorts verklaard momenteel bij de Stichting Onder Een Dak te verblijven; voortzetting van deze woonvorm is geïndiceerd.
De verdachte heeft ter gelegenheid van de terechtzitting tevens verklaard dat hij geen alcohol en drugs meer gebruikt. Hoewel de rechtbank dit van harte toejuicht, acht de rechtbank het desondanks noodzakelijk dat de verdachte zich voor zijn verslaving(en) laat behandelen. Uit de hiervoor vermelde rapportages blijkt dat de verdachte al zijn gehele volwassen leven terugvalt in het gebruik van voornoemde middelen. Het is van groot belang dat de verdachte leert om met tegenvallende gebeurtenissen en met zijn emoties om te gaan.
Anders dan de officier van justitie en Reclassering Nederland ziet de rechtbank geen aanleiding om een locatieverbod voor het gemeentehuis van Vlaardingen of in een van de kantoren van de deelgemeente Vlaardingen op te leggen. Het staat vast dat de verdachte voor het regelen van zijn uitkering en naar verwachting ook voor andere burgerzaken, naar het gemeentehuis zal moeten gaan. Daarnaast is ook Stroomopwaarts in het gemeentehuis van Vlaardingen gevestigd. Stroomopwaarts ondersteunt de verdachte op het terrein van (onder andere) werk en schuldenproblematiek. Het is daarom van groot belang dat de verdachte de mogelijkheid heeft en houdt om deze organisatie te bezoeken.
Omdat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen (verwezen wordt naar de eerder genoemde rapportages), zullen de op te leggen bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar worden verklaard.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

7.Vordering tenuitvoerlegging

7.1.
Vonnis waarvan tenuitvoerlegging wordt gevorderd
Bij vonnis van 31 januari 2018 van de politierechter van deze rechtbank is de verdachte ter zake van mishandeling en eenvoudige belediging veroordeeld – voor zover van belang – tot een taakstraf voor de duur van 60 uren subsidiair 30 dagen hechtenis, waarvan een gedeelte groot 30 uren subsidiair 15 dagen hechtenis voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar.
De proeftijd is ingegaan op 15 februari 2018.
7.2.
Beoordeling
De hierboven bewezen verklaarde feiten zijn na het wijzen van dit vonnis en voor het einde van de proeftijd gepleegd. Door het plegen van de bewezen feiten heeft de verdachte de aan het vonnis verbonden algemene voorwaarde, dat hij voor het einde van de proeftijd geen nieuwe strafbare feiten zou plegen, niet nageleefd. In beginsel kan daarom de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde straf worden gelast.
In het feit dat de verdachte voor de in dit vonnis bewezen verklaarde feiten reeds 105 dagen in voorarrest heeft doorgebracht, ziet de rechtbank aanleiding om de vordering tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde taakstraf af te wijzen.
7.3.
Conclusie
De vordering tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde straf wordt afgewezen.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 57, 300, 310 van het Wetboek van Strafrecht.

9.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder parketnummers 10/158217-18 en 10/243273-19 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 14 (veertien) dagen;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte,
groot 7 (zeven) dagen, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op
2 (twee) jaar;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd een bijzondere voorwaarde niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde:
- de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
stelt als bijzondere voorwaarden:
1. de veroordeelde zal zich melden bij Reclassering Nederland, zolang en zo frequent als Reclassering Nederland dit noodzakelijk vindt;
2. de veroordeelde zal zich onthouden van het gebruik van verdovende middelen en alcohol, onder de verplichting ten behoeve van de naleving van dit verbod mee te werken aan bloedonderzoek en urineonderzoek;
3. de veroordeelde zal zich onder ambulante behandeling stellen van Antes of een soortgelijke instelling;
4. de veroordeelde zal verblijven in de instelling voor begeleid wonen of maatschappelijke opvang of een soortgelijke instelling, en zal zich houden aan de aanwijzingen die door of namens de directeur van die instelling worden gegeven;
5. de veroordeelde zal meewerken aan schuldhulpverlening, ook als dat betekent meewerken aan bewindvoering;
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden:
- de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
- de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de onder nummers 1 tot en met 5 genoemde bijzondere voorwaarden en het aan genoemde reclasseringsinstelling opgedragen toezicht
dadelijk uitvoerbaarzijn;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenisvan de verdachte, die bij eerdere beslissing is geschorst;
wijst af de gevorderde tenuitvoerleggingvan de bij vonnis van 31 januari 2018 van de politierechter van deze rechtbank aan de veroordeelde opgelegde voorwaardelijke taakstraf.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. I.M.A. Hinfelaar, voorzitter,
en mrs. J.L.M. Boek en F. van Buchem, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. S.J.M. Kokken, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
(parketnummer 10/158217-18)
hij op of omstreeks 9 augustus 2018 te Vlaardingen
[naam slachtoffer] heeft mishandeld door hem, meermalen, althans
éénmaal
- in/op/tegen het gezicht en/of de zij, althans het lichaam, te
slaan/stompen;
( art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
(parketnummer 10/009432-19)
hij op of omstreeks 28 augustus 2018 te Schiedam
een croissant en/of worst, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele
aan een ander toebehoorde, te weten aan de [naam supermarkt] ,
heeft weggenomen
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
( art 310 Wetboek van Strafrecht )