Uitspraak
Rechtbank Rotterdam
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 18 maart 2019 in de zaak tussen
[eiseres],
de Raad van Bestuur van het Universitair Medisch Centrum Rotterdam, verweerder,
Procesverloop
Overwegingen
naastelkaar hebben bestaan. De eerste keten bestaat uit drie opvolgende aanstellingen voor bepaalde tijd als secretaresse (van 15 september 2014 tot 1 augustus 2016). De tweede keten bestaat uit twee opvolgende aanstellingen voor bepaalde tijd als stafassistent onderwijs van (1 april 2016 tot 1 januari 2018). Verweerder acht in dit verband van belang dat het gaat om twee inhoudelijk verschillende functies, met een ander salaris en bij verschillende onderdelen van verweerder (thema Sophia en pijler O&O). Verweerder wijst in dit kader naar de salarisstroken waarop de functies apart staan vermeld. Verder acht verweerder van belang dat het bij de laatste functie die eiseres vervulde ging om vervanging van een zieke collega. Eiseres wist dat het een tijdelijke functie was en zij heeft daarmee ingestemd.
naastdie van stafassistent onderwijs niet maakt dat er geen sprake is van elkaar opvolgende aanstellingen in de zin van het eerste lid van artikel 2.4.5 van de cao UMC. Hiertoe acht de rechtbank van belang dat de aanstelling als stafassistent onderwijs na de derde aanstelling als secretaresse is aangevangen en dat deze aanstelling nog geruime tijd doorliep nadat de aanstelling als secretaresse was beëindigd. In ieder geval was op 1 augustus 2016, op het moment dat de aanstelling als secretaresse eindigde, sprake van een opvolgend dienstverband.