Op 22 februari 2019 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het voorhanden hebben van verschillende wapens in zijn woning. De zaak werd behandeld in een meervoudige kamer voor strafzaken. De verdachte, geboren in Teheran, Iran, had een aantal vuurwapens, een stroomstootwapen en een boksbeugel in zijn bezit. De officier van justitie eiste een gevangenisstraf van 12 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, maar de rechtbank besloot anders. De verdachte had verklaard dat hij de wapens had aangeschaft ter bescherming, nadat hij eerder was ontvoerd en bedreigd door drie mannen. De rechtbank nam deze omstandigheden in overweging bij het bepalen van de straf.
De rechtbank oordeelde dat de verdachte schuldig was aan het voorhanden hebben van wapens, maar sprak hem vrij van andere tenlastegelegde feiten. De bewezen feiten werden gekwalificeerd als handelen in strijd met de Wet wapens en munitie. De rechtbank legde een taakstraf op van 140 uur en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 3 maanden op, met een proeftijd van 2 jaar. De rechtbank benadrukte dat het bezit van wapens nooit de juiste keuze is, maar hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn stabiele levenssituatie en het feit dat hij niet eerder voor soortgelijke feiten was veroordeeld. De uitspraak werd gedaan door mr. J.H. Janssen als voorzitter, en mrs. L. Amperse en J.M.L. van Mulbregt als rechters, in aanwezigheid van griffier mr. F.M.H. van Mullekom.