ECLI:NL:RBROT:2019:1934

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
13 maart 2019
Publicatiedatum
12 maart 2019
Zaaknummer
C/10/527683 / HA ZA 17-523
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot schadevergoeding in faillissement van OW Bunker en eigendomsvoorbehoud van Argos Bunkering

In deze zaak vordert Equinox Global Limited, de kredietverzekeraar van Argos Bunkering, schadevergoeding van CSCL Star Shipping Company Limited en China Shipping Container Lines Company Limited, naar aanleiding van een faillissement van OW Bunker. Argos had scheepsbrandstoffen geleverd aan OW Bunker, die deze doorverkocht aan CSCL en Cosco. Na het faillissement van OW Bunker, heeft Argos haar eigendomsvoorbehoud ingeroepen, maar CSCL en Cosco hebben de brandstoffen verbruikt. De rechtbank moest beoordelen of Equinox, als vertegenwoordiger van Argos, verhaal kon nemen op Cosco, de laatste koper, of op CSCL, de eigenaar van het schip. De rechtbank oordeelde dat Argos geen verhaal kon nemen op Cosco of CSCL, omdat de brandstoffen onder de NOVE-voorwaarden waren geleverd, die het verbruik voor de voortstuwing van het schip toestonden. De rechtbank wees de vorderingen van Equinox af en veroordeelde haar in de proceskosten.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/527683 / HA ZA 17-523
Vonnis van 13 maart 2019
in de zaak van
de rechtspersoon naar Engels recht
EQUINOX GLOBAL LIMITED,
gevestigd te Londen, Verenigd Koninkrijk,
eiseres,
advocaat mr. K.H.L. van Waasbergen te Rotterdam,
tegen
1. de rechtspersoon naar het recht van de PRC
CSCL STAR SHIPPING COMPANY LIMITED,
gevestigd te Shanghai, mede kantoorhoudende te Hong Kong,
2. de rechtspersoon naar het recht van Hong Kong
CHINA SHIPPING CONTAINER LINES COMPANY LIMITED,
gevestigd te Hong Kong,
gedaagden,
advocaat mr. A.J. van Steenderen te Rotterdam,
en tegen
3. de rechtspersoon naar het recht van Hong Kong
COSCO SHIPPING DEVELOPMENT (HONG KONG) CO. LTD.,
gevestigd te Hong Kong,
ex artikel 118 Rv in het geding geroepen gedaagde,
advocaat mr. A.J. van Steenderen te Rotterdam.
Partijen zullen hierna “Equinox”, “ CSCL ” en “China Shipping” en “Cosco” genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Equinox heeft CSCL en China Shipping bij één exploot van 21 februari 2017 gedagvaard voor deze rechtbank en daarbij vorderingen ingesteld. Bij akte heeft Equinox 18 producties in het geding gebracht.
1.2.
CSCL en China Shipping hebben een conclusie van antwoord genomen en daarbij 19 producties overgelegd.
1.3.
De rechtbank heeft een comparitie van partijen bepaald.
1.4.
Bij exploot van 13 april 2018 heeft Equinox Cosco “ex artikel 118 Rv opgeroepen” om in het geding te verschijnen en daarbij vorderingen ingesteld. Equinox heeft daarbij vijf producties in het geding gebracht, genummerd 19 tot en met 23.
1.5.
De rechtbank heeft een (nieuwe) datum voor de comparitie bepaald, een agenda voor de comparitie aan partijen gezonden en aan Cosco verzocht zich uit te laten.
1.6.
Cosco heeft een conclusie van antwoord genomen en daarbij 19 producties overgelegd. De advocaat van Cosco heeft bevestigd dat deze ter comparitie zou verschijnen.
1.7.
Op 4 september 2018 heeft de comparitie plaats gevonden.
Op de comparitie hebben CSCL , China Shipping en Cosco een akte genomen.
Ter comparitie hebben de volgende processuele ontwikkelingen plaats gevonden.
Equinox en China Shipping hebben hun zaak beëindigd en doorhaling daarvan gevraagd.
Equinox en Cosco hebben eenstemmig onder meer het volgende verklaard:
- CSCL is een vennootschap opgericht en bestaande naar het recht van de PRC en is gevestigd in Shanghai; CSCL houdt tevens kantoor in Hong Kong;
  • Cosco is behoorlijk als gedaagde naast CSCL in het geding betrokken en procedeert als zodanig verder;
  • de ten aanzien van CSCL ingenomen stellingen en in het geding gebrachte producties worden geacht ook ten aanzien van Cosco in het geding te zijn gebracht, de ten aanzien van Cosco ingenomen stellingen en in het geding gebrachte producties worden geacht ook ten aanzien van CSCL in het geding te zijn gebracht; omgekeerd worden de door CSCL en Cosco gevoerde verweren en in het geding gebrachte producties geacht telkens door ieder van hen te zijn aangevoerd en ingediend.
Van de comparitie is proces-verbaal opgemaakt.
1.8.
De wijze waarop Equinox met een beroep op artikel 118 Rv Cosco als gedaagde in de zaak heeft betrokken is opmerkelijk. Nu Cosco, echter, uitdrukkelijk heeft verklaard behoorlijk als gedaagde naast CSCL in het geding te zijn betrokken, volgt de rechtbank partijen daarin.
1.9.
Partijen hebben ter comparitie vonnis gevraagd.

2.De vorderingen

Vorderingen tegen China Shipping

2.1.
Equinox en China Shipping hebben ter comparitie gevraagd hun zaak door te halen.
2.2.
De rechtbank heeft geconstateerd dat doorhaling nog niet heeft plaats gevonden. Daarom zal de rechtbank de doorhaling van de zaak gelasten.
Vorderingen tegen CSCL en Cosco
2.3.
In haar exploten van 21 februari 2017 en 13 april 2018 heeft Equinox met definities van partijen, zaken en rechtsverhoudingen gewerkt waardoor het niet steeds duidelijk is wat Equinox precies bedoelt. In navolging van CSCL en Cosco heeft de rechtbank de stellingen van Equinox welwillend gelezen en daarin mogelijkerwijs meer gelezen dan Equinox heeft bedoeld.
2.4.
Equinox vordert – zoals ter comparitie nader uitgewerkt, waartegen CSCL en Cosco geen bezwaar hebben gemaakt – dat de rechtbank bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis CSCL en Cosco als hoofdelijke schuldenaren zal veroordelen:
(1) primair tot betaling van US$ 3.873.889,56 te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW te rekenen vanaf 11 november 2014 tot aan de dag der algehele voldoening en te vermeerderen met een vergoeding van de buitengerechtelijke incassokosten;
(2) subsidiair tot betaling van een schadevergoeding gelijk aan de koopsom van US$ 524 per metrische ton te berekenen over het per 11 november 2014 nog aan boord van de in het zeeschip ‘ [naam zeeschip 1] ’ aanwezige gedeelte van de afgeleverde partij stookolie, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW te rekenen vanaf 11 november 2014 tot en met de dag van algehele voldoening, een en ander op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet; en
(3) tot betaling van de proceskosten met inbegrip van de kosten van het door Equinox ten laste van onder andere CSCL op 21 februari 2016 gelegde conservatoire vreemdelingenbeslag, te vermeerderen met de nakosten en met rente te rekenen vanaf veertien dagen na de datum van uitspraak van het vonnis.
2.5.
Equinox legt aan haar vorderingen – samengevat weergegeven – het volgende ten grondslag.
2.6.
Argos Bunkering B.V. (hierna: Argos), gevestigd te Rotterdam, was eigenaar van een partij van omstreeks 7.400 mt scheepsbrandstof RMK700 - HFO 700 CST (hierna: de partij stookolie) en heeft deze aan OW Bunker (Netherlands) B.V., mede handelende onder de naam [handelsnaam B.V.] (hierna: [handelsnaam B.V.] ) verkocht en op of omstreeks 25 oktober 2014 aan boord van de ‘ [naam zeeschip 1] ’ afgeleverd. Ingevolge artikel 10 van de op de koopovereenkomst toepasselijke “General Conditions of the Dutch Association of Independent Bunker Suppliers” ten behoeve van de levering van brandstoffen aan zeeschepen, zoals gedeponeerd op de rechtbank Rotterdam op 17 januari 2011 (hierna: NOVE-voorwaarden) heeft Argos bij de verkoop en de aflevering van deze partij stookolie aan boord van de ‘ [naam zeeschip 1] ’ haar eigendomsrecht daarop behouden. De NOVE-voorwaarden zijn (ook) van toepassing ten opzichte van Cosco en CSCL omdat deze in het bij de aflevering aan boord van de ‘ [naam zeeschip 1] ’ opgemaakte, op 24 oktober 2014 gedateerde stuk “Bunkerrequisition to Argos” (hierna: de Bunkerrequisition) van toepassing zijn verklaard.
2.7.
Argos heeft op 7, respectievelijk 11 en 14 november 2014 medegedeeld dat zij haar eigendomsvoorbehoud op de door haar verkochte en afgeleverde partij stookolie uitoefende. Door toen de partij stookolie niet terug te leveren aan Argos maar deze te (blijven) verbruiken, heeft CSCL als eigenaar van de ‘ [naam zeeschip 1] ’ en Cosco als exploitant van dat schip onrechtmatig jegens Argos gehandeld. Daarom zijn Cosco en CSCL hoofdelijk jegens Argos aansprakelijk tot betaling van schadevergoeding. De door Argos geleden schade beloopt de tussen haar en [handelsnaam B.V.] overeengekomen, maar door Argos misgelopen koopprijs. Subsidiair beloopt die schade de prijs van US$ 524 per metrische ton stookolie die Argos met [handelsnaam B.V.] was overeengekomen te berekenen over het gedeelte van de afgeleverde stookolie dat nog aan boord van de ‘ [naam zeeschip 1] ’ aanwezig was toen Argos mededeelde haar eigendomsvoorbehoud uit te oefenen.
2.8.
Ter voldoening aan haar verplichtingen voortvloeiende uit een overeenkomst van kredietverzekering, heeft Argos haar (eigendoms- en vorderings-)rechten met betrekking tot de door haar verkochte en afgeleverde partij stookolie aan Equinox en haar medeverzekeraars overgedragen. De medeverzekeraars hebben aan Equinox last gegeven om in eigen naam maar ten behoeve van alle verzekeraars de rechten van Argos uit te oefenen.
2.9.
De conclusies van CSCL en Cosco strekken tot afwijzing van de vorderingen met veroordeling van Equinox in de proceskosten en de nakosten, vermeerderd met rente, bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis.

3.De feiten

Ten behoeve van de beoordeling stelt de rechtbank de volgende feiten vast, als enerzijds gesteld en anderzijds niet voldoende betwist, of gebleken uit niet betwiste producties waarop beroep is gedaan.
3.1.
CSCL was en is eigenaar van het zeeschip ‘ [naam zeeschip 1] ’. Cosco was in 2014 tijdbevrachter van dat schip onder een charter op het NYPE-formulier.
3.2.
Cosco heeft op 18 september 2014 van China Shipping (Singapore) Petroleum Pte. Ltd., gevestigd te Singapore, (hierna: CSSP) de in 2.6 genoemde partij stookolie gekocht, tezamen met een partij Marine Gas Oil, welke laatste niet van belang is voor deze zaak. Overeengekomen werd dat de partij stookolie tussen 20 en 25 oktober 2014 aan boord van de ‘ [naam zeeschip 1] ’ te Rotterdam zou worden afgeleverd.
3.3.
Op 20 oktober 2014 heeft CSSP van OW Bunker Far East (Singapore) Pte. Ltd. (hierna: OWB FE) de partij stookolie gekocht ter aflevering aan boord van de ‘ [naam zeeschip 1] ’ te Rotterdam. OWB FE heeft die bestelling bevestigd door middel van een “Sales Order Confirmation” gedateerd 20 oktober 2014. Die bevestiging is geadresseerd aan CSSP. In die bevestiging staat onder meer:
( a) dat de koop voor rekening (“Account”) is van “MASTER AND/OR OWNER AND/OR CHARTERERS AND/OR MV [naam zeeschip 1] AND/OR CHINA SHIPPING (SPORE) PETROLEUM LTD.”;
( b) dat verkoper is [OWB FE];
( c) dat van toepassing zijn de “OW Bunker Group’s Terms and Conditions of sale(s) for Marine Bunkers” (hierna: de OWB-voorwaarden).
3.4.
Op haar beurt heeft OWB FE de partij stookolie gekocht of anderszins verkregen van [handelsnaam B.V.] ter aflevering aan boord van de ‘ [naam zeeschip 1] ’ te Rotterdam.
3.5.
[handelsnaam B.V.] heeft de partij stookolie ter aflevering aan boord van de ‘ [naam zeeschip 1] ’ gekocht van Argos. Ter zake van die koopovereenkomst hebben zowel Argos als [handelsnaam B.V.] een bevestiging gestuurd.
In de bevestiging van Argos aan [handelsnaam B.V.] staat onder meer:
  • a) dat koper is [handelsnaam B.V.] ;
  • b) dat verkoper is Argos;
  • c) dat de partij stookolie moet worden afgeleverd aan boord van de ‘ [naam zeeschip 1] ’;
  • d) dat de NOVE-voorwaarden van toepassing zijn.
Als “Payment Terms” staat daarin: “Payment of invoice is due immediately, and will have to be credited telegraphically to our account within 30 Days nett [..]”.
In de bevestiging van [handelsnaam B.V.] aan Argos staat onder meer dat de koop voor rekening (“account”) van [handelsnaam B.V.] komt.
Als betalingsconditie staat daarin: “Payment within 30 days from date of delivery against hard copy invoice”.
3.6.
Argos heeft de partij stookolie vanuit het mts ‘ [naam zeeschip 2] ’ op of omstreeks 25 oktober 2014 te Rotterdam afgeleverd aan boord van de ‘ [naam zeeschip 1] ’. Ter zake van die aflevering zijn de Bunkerrequisition en een op 25 oktober 2014 gedateerde “Bunker Delivery Note” opgemaakt, beide op het papier van Argos. Vanwege de ‘ [naam zeeschip 1] ’ zijn de beide documenten ondertekend door de “chief engineer” [naam 1] (hierna: de hwtk).
De Bunkerrequisition luidt als volgt:
“BUNKERREQUISITION TO ARGOS BUNKERING BV
TO BE SIGNED BEFORE DISCHARGING THE BUNKERS
Received for use as bunkers on board: BDR Nr. [nummer 1]
MV : [naam zeeschip 1]
IMO Number : [nummer 2]
Port of Supply : ROTTERDAM
Date : OCTOBER 24, 2014
Bunkerbarge : [naam zeeschip 2]
I, the undersigned master, chief engineer or vessel’s representative, hereby request in the name of the owners of the above mentioned vessel, to deliver to this vessel the following quantities of Marine Fuels for use as bunkers:
[volgt beschrijving van de partij stookolie; rechtbank]
The oil supplied is in conformity with regulations 14(1) and 18(1) of Annex VI to Marpol 73/78.
Warning
I place this order to enable the vessel to proceed on her voyage. This order is given irrespective of the fact that charterers, if any, have likewise ordered these bunkers. In addition, I understand and agree that my owners shall be likewise liable for any lighterage and other expenses incurred as a result of me rejecting the whole or any part of the delivery duly ordered by this requisition. I herewith agree that this contract is subject to your general terms of sale and delivery.
I, the undersigned master, chief engineer or vessel’s representative, confirm by signing this Bunkerrequisition form that the sampling procedure will be accepted and that I am hereby invited to witness the gauging of the tankbarge(s) or the reading of the meterwork before and after delivery. The barge soundings meter readings are binding.
In my presence, 4 numbered samples which must be sealed, marked with a label of [Argos], representing the quality of the oil we bunkered, were drawn. I signed the samples, 2 will be kept in stock with the supplier for a period of 3 months from the day of delivery, and 2 samples will be kept on board of the seagoing vessel.
No disclaimer stamp of any kind or form will be accepted on the Bunker Delivery Receipt, nor, should any such stamp be applied, will it alter, change or waive the seller’s maritime lien against the vessel, or waive the vessel’s ultimate responsibility for the debt incurred through this transaction.
The ship’s management is urgently requested to appoint staff members for the supervision of the hose and the connection. The ship’s engineers in charge of the bunkering operation must not close valves on board without first giving ample warning to the attendant of the bunkerbarge.
Furthermore, prior to bunkering operations every precaution should be taken to eliminate contamination of the watersurface by oil spillage, such as placing of drip pans, closing of the scuppers etc.
Any oil spillage on board will be the sole responsibility of the vessel taking bunkers.
If this warning is ignored the crew of the bunkerbarge will report immediately the slightest indication of contamination to the pertinent authorities.
MTS [naam zeeschip 2]
ROTTERDAM Europanummer [nummer 3] OCTOBER 24, 2014
Signature Skipper bunkerbarge [naam 2] Signature
Master/ Chief Engineer/
Vessel’s representative
[handtekeningen; rechtbank]
__________________________________________________________________________
All our offers, agreements of sale resp. purchase, subsequent agreements and other agreements are exclusively governed by the General Conditions of the Dutch Association of Independent Bunker Suppliers deposited at the District Court of Rotterdam
[..]”.
3.7.
Argos heeft ter zake van de verkoop en aflevering van de partij stookolie bij factuur gedateerd 25 oktober 2014 een bedrag van US$ 3.873.889,50 in rekening gebracht aan:
“Master and/or Owners and/or Charterers of
MV [naam zeeschip 1] and/or
[ [handelsnaam B.V.] ]”
en die factuur geadresseerd aan [handelsnaam B.V.] .
De factuur vermeldt als “value date” van de koopprijs: 24 november 2014.
3.8.
[handelsnaam B.V.] heeft de koopprijs niet aan Argos betaald. In november 2014 is het concern waarvan [handelsnaam B.V.] deel uitmaakte in financiële problemen geraakt. Bij vonnis van de rechtbank Rotterdam van 21 november 2014 is [handelsnaam B.V.] in staat van faillissement verklaard met aanstelling van mrs. M. Windt en T.H. Otten tot curatoren. Argos heeft bij brief van haar advocaat van 1 december 2014 haar vordering wegens de onbetaald gebleven factuur van 25 oktober 2014 bij de curatoren ter verificatie ingediend.
3.9.
Argos heeft bij brief van 7 november 2014 haar eigendomsvoorbehoud ingeroepen jegens [handelsnaam B.V.] .
3.10.
Bij e-mail van 11 november 2014, 17:14 uur, heeft Argos China Limited, een met Argos verbonden rechtspersoon (hierna: Argos China), onder meer het volgende aan CSSP medegedeeld:
“We send herewith on behalf of [Argos] the following proposal in respect of bunker payment between your Esteem Company / OW / Argos, Contents of which is self-explanatory,
*****
Dear customer,
Last week it has been announced in the press that OW Bunker has lost over $275 million through a combination of fraud committed by senior executives at its Singapore office and poor risk management. On Friday 7th November it was announced that OW had filed for bankruptcy as a result of this. We quote website OW [..]
[Argos] has sold product to [ [handelsnaam B.V.] ] that has been delivered to you as OW’s customer. Reference is made to the following supply deal (“Product”):
Mv [naam zeeschip 1] – supply date 25/10/14 – 7392,919 mts [naam zeeschip 3] 700cst HSFO – Due date 24/11/2014
We hereby notify you that Argos has full and exclusive title to the Product, until the invoice relating to the Product is fully paid. Therefore we urge to pay the amount relating to the OW’s invoice for the Product [..] directly to Argos [..]”.
3.11.
CSSP stuurde op 13 november 2014, 15:40 uur een e-mail aan Argos China met de volgende inhoud:
“QUOTE
WITHOUT PREJUDICE
Dear Sir / Madam,
Owners refer to OW Bunker’s invoice no. [nummer 4] for the sum of US$ 3,910,845.15, which is due to be paid on 22 Nov 2014. [..] Owners note that OW Bunker has filed for in-court re-structuring in Denmark, and are concerned that payment for these bunkers on MV [naam zeeschip 1] may not reach the end supplier [Argos], and that the Vessel may be affected as a result. In an effort to avoid any potential disputes and competing claims for payment, Owners suggest on a strictly without prejudice basis [..].
Owners are willing to make punctual and regular payment to settle any outstanding arose out of abovementioned bunker supply in accordance with applicable law and contract, and we also take the opportunity to invite you to propose alternatives, if any.
[..]
UNQUOTE”.
3.12.
Bij e-mail van 14 november 2014 heeft Argos China onder meer het volgende aan CSSP medegedeeld:
“We send herewith on behalf of [Argos]
Quote
Referring to our previous written message to you dated November 11, 2014, kindly note the following
We reiterate that the bunkers that you purchased from [ [handelsnaam B.V.] ] and which were delivered to the “M/V [naam zeeschip 1] ” were sold by us to [ [handelsnaam B.V.] ] under retention of title (“eigendomsvoorbehoud”) as set out in our applicable sales conditions, and we trust that the same or similar sales conditions of [ [handelsnaam B.V.] ] with a similar retention of title clause apply to the sale an delivery by [ [handelsnaam B.V.] ] to you. This means that title in the bunkers still rests with [Argos], and therefore we kindly request you, and insofar as necessary summon you, to fully respect our ownership.
Insofar as necessary, we herewith also invoke the right of reclamation (“recht van reclame”) as set out in Article 7:39 and further of the Dutch Civil Code.
On the basis of the above, we kindly request your immediate confirmation that any outstanding amounts in respect of these bunkers that we delivered to the above mentioned vessel shall be remitted to us directly by you, alternatively that the bunkers will be redelivered to us.
We reserve all our rights.
Unquote”
3.13.
OWB FE heeft ter zake van de verkoop en aflevering van de partij stookolie bij factuur gedateerd 24 oktober 2014 een bedrag van US$ 3.910.854,15 in rekening gebracht aan CSSP.
3.14.
CSSP heeft ter zake van de verkoop en aflevering van de partij stookolie bij factuur gedateerd 28 oktober 2014 een bedrag van US$ 3.918.247,07 in rekening gebracht aan Cosco. Cosco heeft dat bedrag, tezamen met andere bedragen, op 12 november 2014 betaald aan CSSP.
3.15.
Bij brief van 7 november 2014 verzocht ING Bank N.V. (hierna: ING) mede namens andere financiers aan CSSP om betaling van de met OWB FE overeengekomen koopprijs (en van andere met OWB FE of andere onderdelen van het OW Bunker concern overeengekomen koopprijzen), op de grond dat het OW Bunker concern “had assigned by way of security to [ING] all its rights in respect of a supply contract with you”. Bij brief van 13 november 2014 werd aan CSSP medegedeeld dat “receivers” waren aangesteld ter invordering van de aan ING overgedragen vorderingen. De receivers hebben CSSP aangemaand tot betaling aan hen, dan wel aan ING, en daarbij gedreigd met beslaglegging. Bij schrijven van 11 februari 2015 heeft de “liquidator” van de inmiddels in liquidatie gegane OWB FE medegedeeld dat het aan OWB FE verschuldigde aan ING diende te worden betaald. ING heeft arbitrage tegen CSSP aanhangig gemaakt ter invordering van onder meer de koopprijs van de partij stookolie. Op 30 maart 2016 heeft CSSP die koopprijs aan ING als cessionaris van OWB FE betaald.
3.16.
Na daartoe verkregen verlof heeft Equinox op 21 februari 2016 in Rotterdam conservatoir beslag laten leggen op de ‘ [naam zeeschip 1] ’ ten laste van CSCL en China Shipping, stellende dat Argos haar rechten op de partij stookolie en haar vorderingsrechten aan Equinox had overgedragen en dat CSCL en China Shipping hoofdelijk aansprakelijk zijn tot betaling van een de partij stookolie vervangende schadevergoeding.
Het beslag is opgeheven tegen een garantie van de P&I Club van CSCL .

4.De beoordeling

Rechtsmacht; bevoegdheid; toepasselijk recht

4.1.
Deze zaak is een internationaal geval omdat Equinox in het Verenigd Koninkrijk is gevestigd, CSCL in de PRC, Cosco in Hong Kong en Argos in Nederland, terwijl de zaak de aflevering van de partij stookolie aan boord van de ‘ [naam zeeschip 1] ’ in Rotterdam betreft. Daarom dient de rechtbank eerst haar (internationale) bevoegdheid en het toepasselijke recht te bepalen.
4.2.
CSCL en Cosco hebben medegedeeld de (internationale) bevoegdheid van deze rechtbank te aanvaarden. Daarmee is de bevoegdheid in deze zaak gegeven.
4.3.
Ter comparitie hebben partijen over het toepasselijk recht eenstemmig verklaard dat Nederlands recht van toepassing is op de rechtsverhouding tussen Argos en [handelsnaam B.V.] .
De rechtbank volgt partijen daarin.
4.4.
Namens Equinox is desgevraagd ter comparitie verklaard dat Equinox haar vorderingen uitsluitend op buiten-contractuele aansprakelijkheid van CSCL en/of Cosco baseert (zie proces-verbaal onder 3.7).
De rechtbank begrijpt in dit verband de diverse stellingen van Equinox over op tekortkomingen onder contracten of quasi-contracten gebaseerde verbintenissen van CSCL en/of Cosco als aanduidingen van feiten en omstandigheden die bij de beoordeling van de op buiten-contractuele grondslag gebaseerde vorderingen betrokken moeten worden.
4.5.
Omdat de vorderingen gegrond zijn op (gestelde) buiten-contractuele aansprakelijkheid van CSCL en/of Cosco ten opzichte van Argos, dient, nu de (gestelde) schadeveroorzakende gebeurtenis zich na 11 januari 2009 heeft voorgedaan, het toepasselijke recht aan de hand van de Verordening (EG) Nr. 864/2007 van het Europees Parlement en de Raad van 11 juli 2007 betreffende het recht dat van toepassing is op niet-contractuele verbintenissen (hierna: Rome II-Vo) te worden bepaald. Bij gebreke van een rechtskeuze, komt de rechtbank bij toepassing van artikel 4 Rome II-Vo in dit geval bij Nederlands recht uit, om de volgende redenen. De gestelde schadeveroorzakende gebeurtenis, te weten de gestelde inbreuk op het eigendomsrecht van Argos door het (voortgaan met het) verbruiken van de partij stookolie, heeft zich voorgedaan aan boord van de ‘ [naam zeeschip 1] ’ varende in internationale wateren. De schade ten gevolge van die gestelde inbreuk heeft zich voorgedaan in het vermogen van deze, die in Nederland is gevestigd. De partij stookolie is in Rotterdam, Nederland aan boord van de ‘ [naam zeeschip 1] ’ gebracht. Equinox heeft later in Rotterdam beslag ter zake van haar vordering gelegd. Zodoende duidt het geheel van de omstandigheden op een nauwe band met de Nederlandse rechtssfeer (artikel 4 lid 3 Rome II-Vo).
4.6.
Ingevolge artikel 10:127 BW (
lex rei sitae) wordt het goederenrechtelijke regime met betrekking tot een zaak beheerst door het recht van de staat op welks grondgebied de zaak zich bevindt, behoudens uitzonderingen die hier geen rol spelen.
De partij stookolie bevond zich voorafgaande aan de aflevering daarvan door Argos aan de ‘ [naam zeeschip 1] ’ – zo begrijpt de rechtbank – in het Rotterdamse havengebied, dus in Nederland. Argos leverde de partij stookolie af (door tussenkomst van de exploitant van het mts ‘ [naam zeeschip 2] ’) aan boord van de ‘ [naam zeeschip 1] ’ in het Rotterdamse havengebied, dus in Nederland. Uit de stellingen van partijen blijkt dat de ‘ [naam zeeschip 1] ’ vervolgens met de partij stookolie aan boord naar internationale wateren is vertrokken.
Daarom dient het goederenrechtelijke regime ten aanzien van de partij stookolie voorafgaande aan en tot en met de aflevering daarvan aan boord van de ‘ [naam zeeschip 1] ’ aan de hand van Nederlands recht te worden beoordeeld.
4.7.
Op de rechtsverhouding tussen Argos en CSCL en/of Cosco is derhalve Nederlands recht van toepassing.
4.8.
Ingevolge het bepaalde in artikel 10:135 BW is daarom – behoudens een rechtskeuze tussen die partijen, welke gesteld noch gebleken is – ook Nederlands recht van toepassing op de rechtsverhouding tussen Argos en Equinox.
Ten gronde
4.9.
Deze zaak gaat over de problematiek dat in een keten van verkopers en kopers van scheepsbrandstoffen de eerste verkoper in de keten (hier: Argos) de brandstof op krediet verkoopt en aflevert aan boord van een schip dat eigendom is van een derde (hier: CSCL ) en in exploitatie is bij de laatste koper in de keten (hier: Cosco), waarna de tweede schakel in de keten (hier: [handelsnaam B.V.] ) failliet gaat nalaat aan de eerste verkoper de tussen deze beide overeengekomen koopprijs te betalen. Heeft de eerste verkoper onder de omstandigheden van het onderhavige geval verhaal op de laatste koper die de scheepsbrandstoffen feitelijk heeft verkregen (hier: Cosco)? Of op de eigenaar van het schip (hier: [naam zeeschip 1] )? Of op beide?
4.10.
In deze zaak treedt niet de eerste verkoper Argos op, maar haar kredietverzekeraar Equinox, stellende krachtens verzekering en/of cessie in de rechten van Argos te zijn getreden, respectievelijk lasthebber van een of meer vorderingsgerechtigden te zijn.
CSCL en Cosco betwisten gemotiveerd dat Equinox alle door haar gestelde rechten van Argos kan uitoefenen.
De rechtbank laat die stelling en dat verweer verder onbehandeld en neemt in het hierna volgende veronderstellenderwijs aan dat Equinox inderdaad alle gestelde rechten van Argos heeft verkregen, of inderdaad als lasthebber in eigen naam maar ten behoeve van de desbetreffende gerechtigde lastgever(s) de gestelde rechten kan uitoefenen, dus zonder enig oordeel over die stelling en dat verweer te geven.
4.11.
Equinox stelt dat Argos eigenaar was van de partij stookolie toen zij deze door tussenkomst van (de exploitant van) het mts. ‘ [naam zeeschip 2] ’ aan boord van de ‘ [naam zeeschip 1] ’ afleverde, althans toen Argos het eigendomsvoorbehoud inriep.
CSCL en Cosco betwisten die stelling gemotiveerd.
De rechtbank laat ook die stelling en dat verweer verder onbehandeld en neemt in het hierna volgende veronderstellenderwijs aan dat Argos inderdaad ten tijde van de aflevering en ten tijde van het inroepen van het eigendomsvoorbehoud eigenaar van de partij stookolie was, dus zonder enig oordeel over die stelling en dat verweer te geven.
Contractuele relaties
4.12.
Ten behoeve van een goede beoordeling laat de rechtbank eerst de (al dan niet) contractuele relaties de revue passeren, mede ter bepaling van de achtergrond waartegen de gestelde onrechtmatige gedragingen zich hebben afgespeeld.
4.12.1.
Zoals onder de feiten vastgesteld, heeft Cosco als tijdbevrachter van de ‘ [naam zeeschip 1] ’ de partij stookolie van CSSP gekocht met het beding dat deze aan boord van dat zeeschip te Rotterdam zou worden afgeleverd, om deze als brandstof voor het schip te verbruiken en overigens op voorwaarden min of meer gelijkluidend aan en met dezelfde strekking als artikel 10.1 en 10.2 NOVE-voorwaarden.
Aan de stelling van Equinox dat CSSP als lasthebber van Cosco (of CSCL ) moet worden aangemerkt gaat de rechtbank voorbij. Equinox heeft die stelling niet onderbouwd. Die stelling wordt weerlegd door de producties 3 en 4 van Cosco en CSCL , waaruit een koopovereenkomst en de betaling van de koopprijs blijken.
Argos is geen partij bij de koopovereenkomst tussen Cosco en CSSP. Ten opzichte van Cosco fungeerde Argos, dan wel de exploitant van het mts ‘ [naam zeeschip 2] ’, als hulppersoon van de verkoper van Cosco, CSSP, bij de uitvoering van de met deze overeengekomen verbintenis tot aflevering van de partij stookolie aan boord van de ‘ [naam zeeschip 1] ’.
Cosco had de verplichting om de tussen haar en CSSP overeengekomen koopprijs aan deze te betalen en heeft die op 12 november 2014 ook betaald.
4.12.2.
CSSP heeft de partij stookolie gekocht van OWB FE ter aflevering aan boord van de ‘ [naam zeeschip 1] ’ te Rotterdam tussen 20 en 25 oktober 2014.
Ook in deze rechtsverhouding is Argos geen partij. In de relatie tussen CSSP als koper en OWB FE als verkoper fungeerde Argos, dan wel de exploitant van het mts ‘ [naam zeeschip 2] ’, als hulppersoon van verkoper OWB FE bij de met deze overeengekomen verbintenis tot aflevering van de partij stookolie aan boord van de ‘ [naam zeeschip 1] ’.
CSSP had de verplichting om de tussen haar en OWB FE overeengekomen koopprijs aan deze te betalen en heeft die op 30 maart 2016 aan ING als cessionaris van OWB FE betaald.
4.12.3.
Over de rechtsverhouding tussen OWB FE en [handelsnaam B.V.] is weinig gesteld of gebleken. Kennelijk is tussen deze partijen geregeld dat OWB FE aan haar verplichting tot aflevering van de partij stookolie aan CSSP aan boord van de ‘ [naam zeeschip 1] ’ kon voldoen.
4.12.4.
[handelsnaam B.V.] heeft de partij stookolie gekocht van Argos ter aflevering aan boord van de ‘ [naam zeeschip 1] ’ te Rotterdam tussen 23 en 24 oktober 2014.
Tussen partijen is niet in geschil dat Argos niet met CSCL , Cosco of CSSP over de verkoop en levering van de partij stookolie heeft onderhandeld. De in 3.5 vermelde bevestigingen hebben Argos en [handelsnaam B.V.] slechts aan elkaar gestuurd, niet aan enige ander. CSCL , Cosco noch CSSP is partij bij de koopovereenkomst tussen Argos en [handelsnaam B.V.] . De omstandigheid dat Argos in het kopje van haar bevestiging heeft vermeld “Master and/or Owners and/or Charterers of mv [naam zeeschip 1] and/or [ [handelsnaam B.V.] ]” maakt dat niet anders, omdat Argos die bevestiging alleen aan [handelsnaam B.V.] heeft gezonden en in die bevestiging staat dat [handelsnaam B.V.] als koper optreedt. In die bevestiging valt geen aanwijzing te lezen dat [handelsnaam B.V.] niet als koper optrad, maar als tussenpersoon of vertegenwoordiger van CSCL en/of van Cosco.
In de koopovereenkomst tussen Argos en [handelsnaam B.V.] is voorzien dat Argos de partij stookolie aan boord van de ‘ [naam zeeschip 1] ’ te Rotterdam zou afleveren. Door onder deze koopovereenkomst de partij stookolie (door tussenkomst van de exploitant van het mts ‘ [naam zeeschip 2] ’) aan boord van de ‘ [naam zeeschip 1] ’ af te leveren, voldeed Argos niet alleen aan haar eigen verbintenis tot aflevering, maar ook aan die van CSSP onder de koopovereenkomst met Cosco (samenval van rechtsmomenten). Zie ook onder 4.12.1.
Argos verkocht en leverde de partij stookolie op krediet, omdat [handelsnaam B.V.] ingevolge de “Payment Terms” de koopprijs tot 30 dagen na de aflevering mocht betalen. Zoals uit de factuur van Argos aan [handelsnaam B.V.] blijkt, liep die periode tot en met 24 november 2014.
Verder staat vast dat Argos de partij stookolie verkocht en leverde onder het verband van de NOVE-voorwaarden, met daarin het eigendomsvoorbehoud van artikel 10. Omdat Cosco noch CSCL partij is bij de koopovereenkomst met Argos, gelden deze voorwaarden in beginsel niet ten aanzien van hen.
[handelsnaam B.V.] heeft de door haar aan Argos verschuldigde koopprijs niet betaald.
4.12.5.
Voor zover Equinox betoogt dat Argos (via de exploitant van het mts ‘ [naam zeeschip 2] ’) de partij stookolie aan CSCL afleverde, kan de rechtbank haar daarin niet volgen.
Tussen partijen is niet in geschil dat CSCL de ‘ [naam zeeschip 1] ’ aan Cosco in tijdbevrachting had gegeven onder een door Engels recht beheerste NYPE-charterparty, dat het aan de tijdbevrachter Cosco was om voor de brandstoffen aan boord van het schip te zorgen, dat in de verhouding tussen CSCL en Cosco de brandstoffen gedurende de tijdbevrachting aan Cosco toebehoorden (vgl. UK Supreme Court inzake de 'Span Terza', [1984] 1 Lloyd's Rep. 119) en dat de kapitein en de bemanning van de ‘ [naam zeeschip 1] ’ de instructies van de tijdbevrachter Cosco dienden uit te voeren. Voor zover in het betoog van Equinox de stelling besloten ligt dat CSCL door inontvangstneming van de partij stookolie ongerechtvaardigd werd verrijkt, verwerpt de rechtbank die stelling. Omdat in de verhouding tussen CSCL en Cosco de partij stookolie gedurende de tijdbevrachting aan Cosco toe behoorden, is CSCL niet (ongerechtvaardigd) verrijkt door de aflevering van de partij stookolie aan boord van de ‘ [naam zeeschip 1] ’.
De ‘ [naam zeeschip 1] ’ vormde dus niet meer dan het afleveradres van de door Cosco voor verbruik aan boord van dat schip ingekochte partij stookolie.
De enkele omstandigheid dat CSCL de eigenaar van de ‘ [naam zeeschip 1] ’ is, maakte haar nog niet tot ontvanger, laat staan bezitter van de partij stookolie toen deze vanuit het mts ‘ [naam zeeschip 2] ’ aan boord van dat zeeschip in Rotterdam werd afgeleverd.
Behoudens bijzondere omstandigheden leveren het enkele feitelijk in ontvangst nemen van de partij stookolie aan boord van de ‘ [naam zeeschip 1] ’ en het aanwenden daarvan voor de voortstuwing van het schip, een en ander overeenkomstig de instructies van de tijdbevrachter Cosco, dan ook geen onrechtmatige daad van CSCL jegens Argos op. Zodanige bijzondere omstandigheden heeft Equinox niet gesteld.
4.13.
Ook overigens heeft Equinox geen (behoorlijk onderbouwde) stelling ingenomen die het oordeel kan dragen dat Cosco en/of CSCL door [handelsnaam B.V.] vertegenwoordigd werden.
4.14.
Zoals gezegd veronderstellenderwijs aannemende dat Argos de eigenaar van de partij stookolie was, kan worden vastgesteld dat Argos (via de exploitant van het mts ‘ [naam zeeschip 2] ’ middellijk) bezitter was van de partij stookolie, zoals bedoeld in artikel 3:107 BW. Door de partij stookolie (via die exploitant) aan boord van de ‘ [naam zeeschip 1] ’ af te leveren, verrichtte Argos vrijwillig bezitsoverdracht aan Cosco als bedoeld in artikel 3:114 BW. Cosco wordt geacht te goeder trouw het bezit te hebben verkregen, omdat zij de partij stookolie had gekocht van CSSP ter aflevering aan boord van de ‘ [naam zeeschip 1] ’ en omdat ten aanzien van Cosco geen feiten of omstandigheden zijn gesteld of gebleken op grond waarvan geoordeeld kan worden dat zij ten tijde van die aflevering niet te goeder trouw was. Ingevolge artikel 3:118 BW wordt Cosco daarom geacht te goeder trouw te zijn gebleven.
4.15.
Omdat Cosco de partij stookolie verkreeg krachtens de koopovereenkomst met CSSP, doet zich hier niet het geval voor van verkrijging, bezit, houderschap of verbruik zonder recht of titel (vgl. artikel 5:2 BW), hetgeen jegens Argos onrechtmatig zou kunnen zijn.
4.16.
Voor zover in het betoog van Equinox de stelling besloten ligt dat Cosco door de aflevering van de partij stookolie ongerechtvaardigd is verrijkt, geldt het volgende. Omdat Cosco voor de verkrijging van de partij stookolie aan boord van de ‘ [naam zeeschip 1] ’ de met CSSP overeengekomen koopprijs aan deze moest betalen (en dat ook heeft gedaan) is Cosco door die verkrijging niet (ongerechtvaardigd) verrijkt.
4.17.
Voor zover Equinox betoogt dat CSCL en/of Cosco verplicht zijn geworden om bij wijze van schadevergoeding de tussen Argos en [handelsnaam B.V.] overeengekomen koopprijzen te betalen doordat de hwtk van de ‘ [naam zeeschip 1] ’ de Bunkerrequisition ondertekende, verwerpt de rechtbank dat betoog om de volgende redenen.
De ondertekening van de Bunkerrequisition door de hwtk kan niet worden aangemerkt als het vrijwillig door CSCL of Cosco aangaan van een (verbintenis scheppende) overeenkomst tot levering van de partij stookolie dan wel tot betaling van een vergoeding ter hoogte van de koopprijs. De tekst van de Bunkerrequisition (zie onder 3.6) geeft geen grond voor die kwalificatie, omdat deze geen bewoordingen bevat over koop of verkoop en evenmin over een prijs of de betaling daarvan. Veeleer moet de Bunkerrequisition worden gezien als een verzoek van scheepszijde om de daarop vermelde hoeveelheid scheepsbrandstoffen af te leveren en de bevestiging dat de benodigde maatregelen zijn genomen om die hoeveelheid brandstoffen veilig in ontvangst te nemen, respectievelijk als een mededeling van de leverancier dat het schip bepaalde (veiligheids- en controle-) maatregelen moet treffen ter inontvangstneming van de partij brandstoffen.
Gezien de bewoordingen ervan en om de hiervoor genoemde redenen kan de Bunkerrequisition ook niet worden aangemerkt als een goederenrechtelijke overeenkomst waarbij al dan niet eigendom wordt overgedragen of voorbehouden.
Het enkele ondertekenen van de Bunkerrequisition door de hwtk vormt daarom onvoldoende grondslag voor een op onrechtmatige daad gegronde vordering tot (betaling van de koopprijs bij wijze van) schadevergoeding of van een vergoeding wegens het verbruiken van de partij stookolie. Bijkomende omstandigheden die het oordeel van onrechtmatig gedrag zouden kunnen dragen, zijn gesteld noch gebleken.
4.18.
Voor zover Equinox betoogt dat CSCL en/of Cosco ingevolge enige definitie in de, op de Bunkerrequisition van toepassing verklaarde, NOVE-voorwaarden als wederpartij van Argos zouden/zou moeten worden aangemerkt, geldt naast hetgeen hiervoor is overwogen, het volgende.
Zoals eerder gezegd, omdat CSCL noch Cosco partij zijn bij de koopovereenkomst tussen Argos en [handelsnaam B.V.] , zijn zij in beginsel niet gebonden aan de op die koopovereenkomst van toepassing verklaarde NOVE-voorwaarden.
Omdat met de ondertekening van de Bunkerrequisition geen (verbintenis scheppende) overeenkomst tussen Argos en CSCL of Cosco tot stand is gekomen, zijn CSCL en/of Cosco ook niet uit dien hoofde gebonden geraakt aan de in de Bunkerrequisition (op met Argos gesloten overeenkomsten) van toepassing verklaarde NOVE-voorwaarden.
Op een overeenkomst van toepassing verklaarde standaardvoorwaarden, zoals de NOVE-voorwaarden, kunnen de betreffende overeenkomst (zoals de koopovereenkomst tussen Argos en [handelsnaam B.V.] ) aanvullen, maar deze kunnen niet aan een derde ongewild verplichtingen opleggen onder die overeenkomst.
Hetzelfde geldt voor zover Equinox betoogt dat CSCL en/of Cosco ingevolge enige definitie in de op de Bunkerrequisition van toepassing verklaarde NOVE-voorwaarden zou(den) moeten worden aangemerkt als (mede)schuldenaar naast [handelsnaam B.V.] .
4.19.
Op het vorenstaande stuiten af de stellingen dat Cosco en/of CSCL door [handelsnaam B.V.] vertegenwoordigd werden en dat Cosco en/of CSCL gebonden zijn (geraakt) aan de door Argos met betrekking tot de partij stookolie gesloten koopovereenkomst en/of de daarin van toepassing verklaarde NOVE-voorwaarden. Derhalve is Cosco noch CSCL gebonden geraakt aan het tussen Argos en [handelsnaam B.V.] overeengekomen eigendomsvoorbehoud.
4.20.
Voor zover in het betoog van Equinox de stelling besloten ligt (i) dat Cosco en/of CSCL op enige grond (bij voorbeeld omdat Cosco de partij stookolie van CSSP had gekocht op min of meer gelijkluidende voorwaarden en met dezelfde strekking als artikel 10.1 en 10.2 NOVE-voorwaarden, of wegens de ondertekening van de Bunkerrequisition) rekening had(den) behoren te houden met een op artikel 10 NOVE-voorwaarden gegrond eigendomsvoorbehoud van Argos, (ii) dat Cosco noch CSCL daarom de door Argos aan boord van de ‘ [naam zeeschip 1] ’ afgeleverde partij stookolie mocht verbruiken zonder de waarde (koopprijs) daarvan aan Argos te vergoeden en (iii) dat het verbruiken van de partij stookolie zonder de waarde te vergoeden daarom een onrechtmatige daad jegens Argos oplevert, dient de rechtbank te onderzoeken of artikel 10 NOVE-voorwaarden inderdaad meebrengt dat het verbruiken van de partij stookolie aan boord van de ‘ [naam zeeschip 1] ’ niet was toegelaten – zoals Equinox betoogt, maar Cosco en CSCL gemotiveerd betwisten.
4.20.1.
Artikel 10 van de NOVE-voorwaarden luidt voor zover voor deze beoordeling van belang als volgt:
“10. Title
10.1
Title in and to the Bunkers delivered and/or property rights in and to such Bunkers shall remain vested in the seller until payment has been received by the seller of all amounts due in connection to the respective delivery.
10.2
Until full payment of everything due to the seller, for whatever nature, has been made, the buyer shall not be entitled to use the Bunkers other than for the propulsion of the vessel, nor mix, blend, sell, encumber, pledge, alienate, or surrender the Bunkers to third parties.
In case of breach of agreement by the buyer the seller is entitled to take back the Bunkers without prior judicial intervention, notwithstanding all other seller’s rights.
[..]”.
4.20.2.
Cosco en CSCL voeren aan dat Argos in de koopovereenkomst en artikel 10.2 NOVE-voorwaarden ermee heeft ingestemd dat haar afnemer de partij stookolie zou laten verbruiken als brandstof voor de voortstuwing van de ‘ [naam zeeschip 1] ’ en dat daarom zodanig verbruik niet onrechtmatig is jegens Argos.
4.20.3.
Voorts voeren Cosco en CSCL aan dat de partij stookolie vanaf kort na de aflevering aan boord verbruikt werd voor de voortstuwing van de ‘ [naam zeeschip 1] ’. Equinox heeft daar niets tegenover gesteld. Daarom gaat de rechtbank ervan uit dat de partij stookolie inderdaad vanaf kort na de aflevering is verbruikt voor de voortstuwing van dat schip.
4.20.4.
Omdat partijen van mening verschillen over de uitleg en de strekking van artikel 10 NOVE-voorwaarden, dient de rechtbank die bepalingen uit te leggen.
Bij die uitleg komt het aan op de zin die onder de gegeven omstandigheden redelijkerwijs moet worden toegekend aan de mededelingen in dat artikel.
Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat de onderhavige NOVE-voorwaarden speciaal zijn opgesteld voor de verkoop en levering van brandstoffen voor zeeschepen in het internationale verkeer.
4.20.5.
Gelet op de bewoordingen van artikel 10.1 NOVE-voorwaarden, bevat die bepaling een eigendomsvoorbehoud (in de zin van artikel 10:128 BW in samenhang met artikel 3:92 BW) voor de verkoper totdat deze de koopprijs geheel heeft ontvangen.
4.20.6.
Artikel 10.2 maakt op dat eigendomsvoorbehoud een beperking met de woorden “the buyer shall not be entitled to use the Bunkers other than for the propulsion of the vessel”. De koper mag de onder verband van zodanig eigendomsvoorbehoud gekochte scheepsbrandstoffen dus gebruiken voor de voortstuwing van het schip, ook indien de koopprijs nog niet aan de verkoper is betaald. Het ligt in de rede (mede gezien artikel 10.4 en artikel 6 NOVE-voorwaarden) om onder het begrip “the vessel” in artikel 10.2 te verstaan: het schip waaraan de verkoper de brandstoffen heeft afgeleverd. In dit geval dus de ‘ [naam zeeschip 1] ’, welk schip Argos noemde in haar verkoopdocumenten. Met artikel 10.2 stond Argos derhalve aan haar contractuele wederpartij [handelsnaam B.V.] toe om de partij stookolie te (laten) gebruiken ter voortstuwing van de ‘ [naam zeeschip 1] ’.
4.20.7.
Artikel 10.3 heeft de strekking aan de verkoper het recht van reclame als bedoeld in artikel 7:39 BW te doen toekomen, zonder gerechtelijke tussenkomst. Zoals gezegd, zijn de onderhavige NOVE-voorwaarden standaardvoorwaarden voor de levering van brandstoffen aan zeeschepen. In de NOVE-voorwaarden is het bepaalde in artikel 8:228 BW niet terzijde gesteld. Daarom kan artikel 10.3 niet los van de in artikel 8:228 BW opgenomen beperking op artikel 7:39 BW worden uitgelegd: de verkoper van scheepsbrandstoffen en dergelijke kan het recht van reclame slechts gedurende 48 uur na het einde van de aflevering uitoefenen. Derhalve dient het recht van de verkoper onder artikel 10.3 eveneens binnen 48 uur na aflevering te worden uitgeoefend.
De uitoefening van dat recht gaat niet vanzelf, de verkoper zal daartoe minst genomen een mededeling moeten doen aan de koper.
4.20.8.
Voor zover Equinox betoogt dat (uit artikel 10.1 tot en met 10.3 voortvloeit dat) de beperking op het eigendomsvoorbehoud van artikel 10.2 (verbruik voor de voortstuwing van het schip is toegestaan) slechts van toepassing was zolang de koper van Argos, [handelsnaam B.V.] , nog niet in verzuim was ten aanzien van de verbintenis tot betaling van de koopprijs, respectievelijk dat die beperking is vervallen door het intreden van verzuim van [handelsnaam B.V.] , verwerpt de rechtbank dat betoog om de volgende redenen.
Anders dan door Equinox betoogd, valt verval van het verbruiksrecht ten behoeve van de voortstuwing van het schip of een voorwaardelijk karakter van dat verbruiksrecht in (artikel 10.1 tot en met 10.3 van) de NOVE-voorwaarden niet te lezen.
De door Equinox voorgestane uitleg spoort niet met het bepaalde in artikel 8:228 BW.
De door Equinox voorgestane uitleg zou leiden tot de onwenselijke (en onwerkelijke) situatie dat de koper eerst de gekochte partij brandstoffen voor de voortstuwing van het schip mag (laten) verbruiken, maar later wanneer hij in verzuim is geraakt met zijn verbintenis tot betaling van de koopprijs en de verkoper het eigendomsvoorbehoud heeft ingeroepen, verplicht zou worden om de volledige partij terug te leveren. Zodanige volledige teruggave kan niet meer worden gerealiseerd wegens het in artikel 10.2 toegestane verbruik van de partij brandstoffen.
Ook indien de in artikel 10.3 bedoelde verbintenis tot teruggave beperkt zou worden uitgelegd, en wel tot slechts het gedeelte van de gekochte partij brandstoffen dat nog niet is verbruikt, strookt zodanige uitleg niet met de praktijk van leveranties van brandstoffen aan zeeschepen, omdat het betreffende schip ten tijde van het inroepen van het eigendomsvoorbehoud niet (praktisch: nooit) meer in de haven van aflevering aanwezig is en vanaf elders (op volle zee, of in een haven ver weg) de resterende partij scheepsbrandstoffen zou moeten worden teruggeleverd. Moet het zeeschip dan terugvaren naar Nederland (met verder verbruik van de gekochte partij scheepsbrandstoffen?) om het restant van de gekochte partij scheepsbrandstoffen terug te leveren?
4.20.9.
Dat door deze uitleg het eigendomsvoorbehoud in artikel 10.1 weinig meer om het lijf heeft, is een rechtstreeks gevolg van het in artikel 10.2 toegestane verbruik ter voorstuwing van het schip en het bepaalde in artikel 8:228 BW. Voorts spoort dat met de strekking van de transactie, de voorziening van brandstoffen voor een zeeschip in het internationale verkeer, en met de praktijk in de zeescheepvaart.
4.20.10.
Gesteld noch gebleken is dat de koopovereenkomsten tussen Argos en [handelsnaam B.V.] zijn vernietigd of ontbonden, al dan niet met uitoefening van de rechten van Argos ingevolge artikel 10.3 NOVE-voorwaarden. Gesteld noch gebleken is dat Argos binnen 48 uur na aflevering aan boord van de ‘ [naam zeeschip 1] ’ het recht van reclame (artikel 10.3 in samenhang met artikel 7:39 BW en artikel 8:228 BW) heeft uitgeoefend.
4.20.11.
De beperking van artikel 10.2 NOVE-voorwaarden verviel niet door het inroepen van het eigendomsvoorbehoud door Argos in november 2014, omdat dat op een eenzijdige wijziging van de koopovereenkomst tussen Argos en [handelsnaam B.V.] zou neerkomen, die zonder toestemming van [handelsnaam B.V.] niet mogelijk is; toestemming met zodanige wijziging vanwege [handelsnaam B.V.] is gesteld noch gebleken.
4.20.12.
Het eigendomsvoorbehoud van artikel 10.1 en de beperking daarop in artikel 10.2 zijn dus van kracht gebleven.
4.20.13.
Nu Cosco (en CSCL ) de partij stookolie slechts voor de voortstuwing van de ‘ [naam zeeschip 1] ’ heeft (hebben) verbruikt, dus binnen het kader van artikel 10.2 NOVE-voorwaarden, moet de conclusie zijn dat, indien en voor zover Cosco en/of CSCL zich al rekenschap diende(n) te geven van het door Argos ten opzichte van [handelsnaam B.V.] bedongen eigendomsvoorbehoud van artikel 10.1 NOVE-voorwaarden, zodanig verbruiken niet als onrechtmatig jegens Argos kan worden aangemerkt.
4.21.
Uit het vorenstaande volgt dat er geen feiten of omstandigheden zijn gebleken die het oordeel kunnen dragen dat Cosco en/of CSCL zich jegens Argos onrechtmatig hebben/heeft gedragen door de partij stookolie aan boord van de ‘ [naam zeeschip 1] ’ in ontvangst te nemen en/of deze te verbruiken.
Equinox heeft geen andere feiten of omstandigheden gesteld die, indien bewezen, zodanig oordeel wel zouden kunnen dragen.
Daarop stuit af de primaire vordering, waarin Equinox betaling van de volledige koopprijs verlangt, stellende dat CSCL en/of Cosco onrechtmatig handelde(n) door de partij stookolie aan boord van de ‘ [naam zeeschip 1] ’ te ontvangen en te verbruiken zonder de koopprijs aan Argos te betalen.
4.22.
Dient anders geoordeeld te worden ten aanzien van de subsidiaire vordering, inhoudende dat het gedrag van CSCL en/of Cosco onrechtmatig werd jegens Argos toen deze haar eigendomsvoorbehoud inriep en dat daarom de waarde van het toen nog aan boord van de ‘ [naam zeeschip 1] ’ aanwezige gedeelte van de partij stookolie dient te worden vergoed?
4.22.1.
De eerste gestelde inroeping van het eigendomsvoorbehoud is de mededeling van Argos aan [handelsnaam B.V.] van 7 november 2014. Dat was ongeveer twaalf dagen na de aflevering aan boord van de ‘ [naam zeeschip 1] ’ en het vertrek van het schip uit Rotterdam. Toen werd de partij stookolie aan boord van het schip verbruikt.
Gesteld noch gebleken is dat die mededeling van Argos CSCL of Cosco heeft bereikt. Die mededeling kan het (verder) verbruiken van de partij stookolie door Cosco of CSCL daarom niet onrechtmatig hebben gemaakt.
4.22.2.
De tweede gestelde inroeping van het eigendomsvoorbehoud is de mededeling van Argos China aan CSSP bij e-mail van 11 november 2014, behandeld onder 3.10. Blijkens de bewoordingen van die e-mail werden de betreffende mededelingen gedaan aan CSSP (“dear customer” en “to you as OW’s customer”) en niet aan Cosco of CSCL . Weliswaar werd in die e-mail geschreven dat Argos de eigendom van de partij stookolie had (behouden), maar daarin werd geen aanspraak op (teruglevering van) de partij stookolie gemaakt, maar op betaling van de koopprijs door CSSP rechtstreeks aan Argos met haasje-over-springen van OWB FE en [handelsnaam B.V.] .
Die mededeling kan het (verder) verbruiken van de partij stookolie door Cosco of CSCL daarom niet onrechtmatig hebben gemaakt, nog daargelaten de beperking van het eigendomsvoorbehoud in artikel 10.2 van de NOVE-voorwaarden.
4.22.3.
Kennelijk heeft CSSP naar aanleiding van de e-mail van Argos China van 11 november 2014 contact opgenomen met CSCL of Cosco. CSSP stuurde, immers, op 13 november 2014 een e-mail aan Argos China met daarin een citaat waarin over “Owners” wordt geschreven dat kennelijk van Cosco of CSCL afkomstig was (zie onder 3.11).
Kennelijk heeft ook Equinox begrepen (zie punt 14 van de Spreekaantekeningen ter comparitie) dat Cosco bedoeld werd met “Owners” (en niet CSCL ).
Toen CSSP die e-mail aan Argos China stuurde, had Cosco de door haar verschuldigde koopprijs al op 12 november 2014 aan CSSP betaald (zie onder 3.14). Cosco had derhalve al volgens haar overeenkomst (“in accordance with applicable ... contract”) betaald en had geen financiële verplichting (“any outstanding”) meer. Voor zover Cosco al op enige wijze gebonden zou zijn aan de NOVE-voorwaarden, kon Cosco daarom geen “breach of agreement” als bedoeld in artikel 10.3 NOVE-voorwaarden worden verweten.
CSCL heeft nimmer enige verplichting tot het betalen van een koopprijs met betrekking tot de partij stookolie gehad, zodat ook voor wat CSCL betreft geldt dat er geen bedrag uitstond.
De e-mail van CSSP van 13 november 2014, noch het daarin opgenomen citaat kan daarom het oordeel van onrechtmatig handelen aan de zijde van Cosco of CSCL dragen.
4.22.4.
De derde gestelde inroeping van het eigendomsvoorbehoud is de mededeling van Argos China aan CSSP bij e-mail van 14 november 2014, behandeld onder 3.12. In die e-mail deelde Argos China aan CSSP mede dat zij de partij stookolie onder eigendomsvoorbehoud had afgeleverd aan de ‘ [naam zeeschip 1] ’, dat zij het recht van reclame uitoefent en dat zij rechtstreekse betaling verlangt van “any outstanding amounts” met betrekking tot de partij stookolie, althans teruglevering van de partij stookolie.
Zoals gezegd, had Cosco toen de door haar verschuldigde koopprijs al aan CSSP betaald en was, voor zover de e-mail van Argos China Cosco zou aangaan, voor haar dus geen sprake meer van “any outstanding amounts”.
Zoals ook al gezegd, heeft CSCL nimmer enige verplichting tot het betalen van een koopprijs met betrekking tot de partij stookolie gehad, zodat ook wat CSCL betreft geldt dat er geen “outstanding amounts” waren.
Bovendien was ingevolge artikel 8:228 BW het recht van reclame al vervallen.
4.22.5.
Argos baseerde haar inroepen van haar eigendomsvoorbehoud op artikel 10 van de NOVE-voorwaarden. Zoals gezegd, bevat artikel 10.2 NOVE-voorwaarden de beperking op het eigendomsvoorbehoud dat de partij stookolie wel verbruikt mag worden voor de voortstuwing van het schip. Die beperking verviel niet door het inroepen van het eigendomsvoorbehoud door Argos, dat zou op een eenzijdige wijziging van de koopovereenkomst tussen Argos en [handelsnaam B.V.] neerkomen, die niet mogelijk is; toestemming daarmee vanwege [handelsnaam B.V.] is gesteld noch gebleken.
Zoals gezegd, is onbestreden dat de partij stookolie is aangewend voor de voortstuwing van de ‘ [naam zeeschip 1] ’.
Daarom heeft het inroepen van het eigendomsvoorbehoud door Argos of Argos China geen effect gesorteerd ten aanzien van het verbruiken van de partij stookolie aan boord van de ‘ [naam zeeschip 1] ’.
4.22.6.
Uit het vorenstaande volgt dat ook nadat Argos of Argos China een eigendomsvoorbehoud had ingeroepen, geen sprake is geweest van onrechtmatig gedrag aan de zijde van Cosco of CSCL .
Daarop stuit de subsidiaire vordering af.
4.23.
Al hetgeen in het vorenstaande is overwogen ten aanzien van Argos, valt aan Equinox tegen te werpen, veronderstellenderwijs aannemende dat Equinox de rechten van Argos kan geldend maken.
Slotsom
4.24.
De conclusie is dat de rechtbank, ook wanneer zij veronderstellenderwijs aanneemt dat Argos op de relevante momenten eigenaar was van de partij stookolie en dat Equinox alle rechten van Argos kan uitoefenen (zoals besproken in 4.9 en 4.10) onvoldoende grond ziet voor toewijzing van de vorderingen van Equinox. Indien één of meer van deze veronderstellingen na onderzoek onjuist zouden blijken, dan moeten de vorderingen van Equinox reeds om die reden worden afgewezen. Bij deze stand van zaken behoeft de juistheid van deze stellingen niet verder te worden onderzocht.
4.25.
Argos, de eerste verkoper in de keten, heeft in de omstandigheden van dit geval geen verhaal op de laatste koper Cosco die de partij stookolie feitelijk heeft verkregen, evenmin op de eigenaar van het schip CSCL . Equinox, kredietverzekeraar van Argos, treft hetzelfde lot.
4.26.
De rechtbank zal de vorderingen van Equinox afwijzen.
De rechtbank zal Equinox als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten veroordelen.
Omdat CSCL en Cosco ieder een conclusie van antwoord hebben moeten nemen, maar vervolgens gezamenlijk en vertegenwoordigd door dezelfde advocaat zijn opgetrokken, zal de rechtbank de tot deze uitspraak aan de zijde van CSCL en Cosco gezamenlijk gevallen kosten begroten op:
- griffierecht € 3.275,-;
- salaris advocaat
€ 11.568,-(3 punten in Liquidatietarief VIII);
totaal € 14.843,-.
De veroordeling in de proceskosten omvat een veroordeling in de nakosten. De rechtbank zal het nasalaris advocaat begroten op € 157,00 zonder betekening, met verhoging met verhoging met € 82,00 ingeval van betekening van het vonnis.
Nu Equinox daartegen geen zelfstandig verweer heeft gevoerd, zal de rechtbank de proceskostenveroordeling bij voorraad uitvoerbaar verklaren en bepalen dat de proceskosten binnen veertien dagen na de uitspraak moeten zijn betaald.

5.De beslissing

De rechtbank,
5.1.
draagt de griffier op de zaak van Equinox tegen China Shipping door te halen;
5.2.
wijst de vorderingen tegen CSCL en Cosco af;
5.3.
veroordeelt Equinox in de proceskosten;
begroot de tot deze uitspraak aan de zijde van CSCL en Cosco gezamenlijk gevallen proceskosten op € 14.843,-;
begroot het nasalaris advocaat aan de zijde van CSCL en Cosco op € 157,00 zonder betekening, met verhoging met € 82,00 ingeval van betekening van het vonnis;
bepaalt dat de proceskosten binnen veertien dagen na de uitspraak moeten zijn betaald;
verklaart deze proceskostenveroordeling bij voorraad uitvoerbaar.
Dit vonnis is gewezen door mrs. W.P. Sprenger, P.C. Santema en P.A.M. van Schouwenburg-Laan en in het openbaar uitgesproken op 13 maart 2019.
1928/32/1885