ECLI:NL:RBROT:2019:1894

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
26 februari 2019
Publicatiedatum
12 maart 2019
Zaaknummer
10-216316-18
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewezenverklaring opzettelijke brandstichting met gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar voor een ander

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 26 februari 2019 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, geboren te Cabral (Dominicaanse Republiek), die op 30 oktober 2018 te Rotterdam opzettelijk brand heeft gesticht in zijn woning. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, ten tijde van het delict, leed aan een ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens, namelijk (paranoïde) schizofrenie, en dat hij onder invloed van alcohol en/of drugs verkeerde. De verdachte heeft bekend dat hij brand heeft gesticht, maar ontkent het openzetten van de gasknoppen. De rechtbank heeft op basis van het bewijs, waaronder het proces-verbaal van bevindingen, geconcludeerd dat de verdachte ook de gasknoppen heeft geopend, wat heeft geleid tot gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar voor anderen. De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt ontslagen van alle rechtsvervolging wegens volledige ontoerekeningsvatbaarheid en dat hij voor een jaar in een psychiatrisch ziekenhuis wordt geplaatst. De rechtbank heeft dit advies gevolgd en de verdachte niet strafbaar verklaard, maar wel de maatregel van plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis opgelegd. De benadeelde partij, vertegenwoordigd door de heer [naam benadeelde], is niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering, omdat er geen concrete schadevordering is ingediend. De rechtbank heeft de beslissing genomen op basis van de artikelen 37, 57 en 157 van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10-216316-18
Datum uitspraak: 26 februari 2019
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te Cabral (Dominicaanse Republiek) op [geboortedatum verdachte] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in:
Penitentiaire Inrichting Haaglanden (PPC),
raadsvrouw mr. J.J.E. Stout, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 12 februari 2019.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie, mr. H.A. van Wijk, heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde;
  • ontslag van alle rechtsvervolging wegens volledige ontoerekeningsvatbaarheid van de verdachte;
  • plaatsing van de verdachte in een psychiatrisch ziekenhuis voor de termijn van 1 (één) jaar.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering
De ten laste gelegde brandstichting is door de verdachte bekend, met uitzondering van het openzetten van één of meer knoppen van het gasfornuis in de keuken van de woning. Voor zover het feit is bekend, zal dit zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.2.
Bewijswaardering t.a.v. het openzetten van één of meer knoppen van het gasfornuis
4.2.1.
Standpunt verdediging
De verdachte ontkent ter terechtzitting de onder het derde gedachtestreepje ten laste gelegde handeling, namelijk het openzetten van één of meer knoppen van het gasfornuis in de keuken van de woning.
4.2.2.
Beoordeling
Uit het proces-verbaal van bevindingen van 31 oktober 2018 ( [nummer proces-verbaal] ) blijkt het volgende.
De verbalisanten hebben op de dag na de brandstichting onderzoek verricht in de woning aan de [adres delict] te Rotterdam. De woning werd afgedicht en verzegeld aangetroffen. Na toestemming van de rechter-commissaris werd de verzegeling verbroken en de afdichting verwijderd. De verbalisanten zagen in de keuken van de woning dat van het aanwezige gasfornuis de regelknoppen van de vier gasbranders in geopende stand stonden. Ook zagen zij dat de afsluitkraan van de gastoevoerleiding naar dit gasfornuis open stond.
Gelet op deze bevindingen is de rechtbank van oordeel dat ook wettig en overtuigend kan worden bewezen verklaard dat de verdachte de regelknoppen van de vier gasbranders heeft geopend, zoals beschreven onder het derde gedachtestreepje van de tenlastelegging.
4.3.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend, zoals hiervoor nader toegelicht, en nadien geen vrijspraak is bepleit. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij op 30 oktober 2018 te Rotterdam, in een woning, gelegen aan de [adres delict] , opzettelijk brand heeft gesticht door
- een doek te plaatsen van een kamer van die woning tot in de keuken van die woning en
- lampenolie uit te gieten over die doek en kleding en textiel en een bed in die woning en
- knoppen van het gasfornuis in de keuken van die woning open te zetten en
- open vuur in aanraking te brengen met die doek en dat bed
ten gevolge waarvan (de inboedel van) die woning geheel of gedeeltelijk is/zijn verbrand en daarvan gemeen gevaar voor die woning en de belendende woningen en levensgevaar voor een of meer zich in belendende woningen bevindende perso(o)n(en) te duchten was.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar voor een ander te duchten is.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het feit is dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Ten aanzien van de strafbaarheid van de verdachte heeft de rechtbank acht geslagen op de
Pro Justitia rapportages van dr. O.M. Guddat, psychiater, en drs. F.S. Sheikkariem, psychiater in opleiding, van 14 december 2018, en van psycholoog drs. R.K.F. Lemmens van 21 december 2018.
Uit voormelde rapporten komt - kort samengevat - naar voren dat de verdachte ten tijde van het plegen van het bewezen verklaarde feit leed aan een ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens in de vorm van (paranoïde) schizofrenie met daarbij onregelmatig alcohol- en drugsgebruik vanwege psychotische klachten. Deze stoornissen zijn sinds maanden tot jaren aanwezig en beïnvloedden de gedragskeuze/gedragingen van de verdachte ten tijde van het ten laste gelegde. Bij de verdachte was namelijk ten tijde van het ten laste gelegde sprake van psychotische symptomen voornamelijk in de vorm van waandenkbeelden. De verdachte verkeerde in een angstige, onveilige belevingswereld van tegen hem gerichte complotten en laster en hij waande zich bedreigd. Op het moment van het ten laste gelegde was de verdachte onder invloed van alcohol en/of drugs. Hij beschikte niet over het inzichtvermogen om zich van het onrechtmatige van zijn gedrag bewust te zijn. De verdachte is niet in staat andere gedragskeuzes te maken en vervolgens conform te handelen.
Beide deskundigen adviseren om het ten laste gelegde - in geval van een bewezenverklaring - in het geheel niet aan de verdachte toe te rekenen.
Omdat de conclusies van de deskundigen gedragen worden door hun bevindingen en door hetgeen ook overigens op de terechtzitting is gebleken, neemt de rechtbank die conclusies over en maakt die tot de hare. De verdachte was ten tijde van het plegen van het bewezen verklaarde feit (volledig) ontoerekeningsvatbaar. Het bewezen verklaarde feit kan hem om die reden niet worden toegerekend. Dit leidt ertoe dat de verdachte niet strafbaar is, zodat hij ter zake van het feit zal worden ontslagen van alle rechtsvervolging.

7.Motivering maatregel

7.1.
Algemene overweging
De maatregel die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feit waarop de maatregel is gebaseerd
Op dinsdag 30 oktober 2018 rond 17:30 uur werd een brandmelding gedaan via 112 door de bovenbuurman van de verdachte. De bovenbuurman rook rond 17.30 uur rooklucht en zag bij zijn eigen voordeur rook. Nadat hij zijn voordeur opende, zag hij uit de voordeur van de verdachte zwarte rookpluimen naar buiten komen. De woning van de verdachte bevindt zich op de eerste verdieping van een wooncomplex met drie woonlagen en de woningen in het complex bevatten houten verdiepingsvloeren en een houten dakbeschot.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan brandstichting in de woning die hij huurde. Hij heeft kleding en ander textiel door de woning verspreid en doordrenkt met lampenolie, waarna hij op twee plaatsen in de woning de brand heeft aangestoken. Hierdoor is een zeer gevaarlijke situatie ontstaan, met het risico van verspreiding van de brand. Doordat de verdachte ook de gasknoppen van het gasfornuis heeft opengezet, was er ook sprake van explosiegevaar.
Brandstichting behoort tot de ernstigste misdrijven die het Wetboek van Strafrecht kent, omdat als gevolg van dit delict onbeheersbare, zeer gevaar zettende situaties kunnen ontstaan. Het veroorzaakt dan ook grote angst en onrust in de samenleving, in het bijzonder bij buurtbewoners.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van
23 januari 2019, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.3.2.
Rapportages
Zoals hierboven aangehaald, heeft de rechtbank acht geslagen op een psychiatrisch rapport van dr. O.M. Guddat en drs. F.S. Sheikkariem van 14 december 2018 en een psychologisch rapport van drs. R.K.F. Lemmens van 21 december 2018.
Gezien de ernst van het feit, de ernst van het psychiatrisch beeld en het hoge recidiverisico, is het naar de mening van de rapporteurs noodzakelijk dat de verdachte een klinische psychiatrische behandeling ondergaat. Er wordt geadviseerd de verdachte op grond van artikel 37 van het Wetboek van Strafrecht te plaatsen in een psychiatrisch ziekenhuis voor de duur van één jaar. Tijdens een lange klinische behandeling kan de verdachte door middel van een optimale medicamenteuze instelling met betrekking tot zijn stoornis stabiliseren. Na afloop van deze maatregel zou een ambulante setting met een bepaalde mate aan toezicht geïndiceerd zijn om het recidiverisico op lange termijn zoveel mogelijk te minderen. Een veilige resocialisatie kan gewaarborgd worden door het aanvragen van een Rechterlijke Machtiging in het kader van de BOPZ.
Ook Reclassering Nederland heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 2 januari 2019. Dit rapport houdt onder andere het volgende in.
De reclassering ziet een man die het contact met de realiteit grotendeels heeft verloren. De wereld is voor hem een angstige plaats, waarin hij wordt achtervolgd en bedreigd door zijn familie en door mensen die door zijn familie worden ingehuurd. Ingezette hulpverlening komt niet van de grond omdat de hulpverleners opgenomen worden in het waansysteem van de verdachte. Behalve schizofrenie is er sprake van alcohol- en middelenmisbruik. De door de verdachte gevoelde toenemende druk in combinatie met alcohol en mogelijk drugs, heeft tot onderhavig delictgedrag geleid.
De verdachte leeft in een sociaal isolement, waarbij het contact met zijn familie grotendeels is verbroken. Het ontbreekt hem aan probleem- en ziekte-inzicht. Na zijn detentie zal de verdachte dakloos zijn, wat het recidiverisico verhoogt.
De reclassering kan zich vinden in het advies van het NIFP, namelijk een klinische behandeling in het kader van artikel 37 van het Wetboek van Strafrecht. De reclassering acht het van belang dat de verdachte aansluitend op zijn klinische behandeling wordt opgenomen in een beschermde woonvorm, om het sociaal isolement te doorbreken en om maatschappelijke teloorgang te voorkomen.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Bij de verdachte bestond tijdens het begaan van het bewezen verklaarde feit, de brandstichting, een ziekelijke stoornis van de geestvermogens. In dit verband wordt de verdachte, zoals eerder aangegeven, volledig ontoerekeningsvatbaar geacht.
Aangezien het bewezen verklaarde feit niet aan de verdachte kan worden toegerekend, kan van strafoplegging voor dit feit geen sprake zijn. De psychiater, de psycholoog en de reclassering zijn eenduidig in het advies om aan de verdachte de maatregel als bedoeld in artikel 37 van het Wetboek van Strafrecht op te leggen. De verdachte is het niet eens met dit advies; hij wil naar huis. De raadsvrouw heeft zich overigens gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Gelet op al het voorgaande, zal de rechtbank, overeenkomstig het standpunt van de officier van justitie, het advies van de deskundigen volgen en gelasten dat de verdachte in een psychiatrisch ziekenhuis wordt geplaatst voor een termijn van één jaar. Aan de door de wet gestelde vereisten is voldaan. Het strafbare feit kan wegens een ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens niet aan hem kan worden toegerekend en de verdachte is een gevaar voor zichzelf en voor de algemene veiligheid van personen en goederen.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen maatregel passend en geboden.

8.Vordering benadeelde partij

Als benadeelde partij heeft zich ter zake van het ten laste gelegde feit in het geding gevoegd de heer [naam benadeelde] namens [naam bedrijf] . De benadeelde partij heeft geen concrete schadevordering ingediend.
De benadeelde partij zal - overeenkomstig de standpunten van de officier van justitie en de verdediging - in de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard, nu er geen (concrete) schadevordering is ingediend.
Nu de benadeelde partij niet-ontvankelijk zal worden verklaard, zal de benadeelde partij worden veroordeeld in de kosten door de verdachte ter verdediging van de vordering gemaakt, welke kosten tot op heden worden begroot op nihil.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 37, 57 en 157 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte voor het bewezen verklaarde niet strafbaar en ontslaat de verdachte ten aanzien daarvan van alle rechtsvervolging;
gelast dat de verdachte in
een psychiatrisch ziekenhuiszal worden geplaatst voor een termijn van
1 (één) jaar;
verklaart de benadeelde partij
[naam benadeelde]niet-ontvankelijk in de vordering;
veroordeelt de benadeelde partij
[naam benadeelde]in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt, en begroot deze kosten op nihil.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. R.J.A.M. Cooijmans, voorzitter,
en mrs. M.C. van der Kolk en A.M. van der Leeden, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. L. Lobs-Tanzarella, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De oudste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 30 oktober 2018 te Rotterdam, in een woning, gelegen aan de [adres delict] , opzettelijk brand heeft gesticht door
- een doek te plaatsen van een kamer van die woning naar/tot in de keuken van die woning en/of
- lampenolie uit te gieten over die doek en/of over kleding en/of textiel en/of een bed in die woning en/of
- een of meer knop(pen) van het gasfornuis in de keuken van die woning open te zetten en/of
- open vuur in aanraking te brengen met een/die doek en/of (die) kleding en/of (dat) textiel en/of een/dat bed,
althans met (een) brandbare stof(fen), ten gevolge waarvan (de inboedel van) die woning geheel of gedeeltelijk is/zijn verbrand, in elk geval brand is ontstaan, en daarvan gemeen gevaar voor die woning en/of de belendende woningen, in elk geval gemeen gevaar voor
goederen en/of levensgevaar voor een of meer zich in belendende woningen bevindende perso(o)n(en), in elk geval levensgevaar voor een ander of anderen en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een of meer zich in belendende woningen bevindende perso(o)n(en), in elk geval gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen te duchten was.