ECLI:NL:RBROT:2019:1878

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
13 maart 2019
Publicatiedatum
11 maart 2019
Zaaknummer
ROT 17/5181
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursstrafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestuurlijke boete opgelegd aan ondernemer wegens het afleveren van diergeneesmiddelen zonder vergunning

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 13 maart 2019 uitspraak gedaan in een geschil tussen een ondernemer en de Staatssecretaris van Economische Zaken. De ondernemer, eiseres, had een bestuurlijke boete van € 5.000,- opgelegd gekregen omdat zij volgens de Staatssecretaris diergeneesmiddelen aan eindgebruikers had afgeleverd zonder de benodigde kleinhandelsvergunning. De rechtbank heeft vastgesteld dat de eiseres, ondanks een overeenkomst met een apotheker, niet zelf in het bezit was van de vereiste vergunning. De rechtbank oordeelde dat de ondernemer daadwerkelijk de apotheker moet zijn en dat de afspraken tussen eiseres en de apotheker niet voldoende waren om aan de vergunningseisen te voldoen. De rechtbank heeft het beroep van eiseres ongegrond verklaard, omdat zij niet kon aantonen dat zij handelde namens de apotheker en dat de apotheker verantwoordelijk was voor de aflevering van de diergeneesmiddelen. De rechtbank heeft ook vastgesteld dat er geen gronden waren om de hoogte van de boete aan te vechten. De uitspraak benadrukt de noodzaak voor ondernemers in de dierengezondheidssector om te voldoen aan de wettelijke vereisten voor het afleveren van diergeneesmiddelen.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team Bestuursrecht 3
zaaknummer: ROT 17/5181

uitspraak van de meervoudige kamer van 13 maart 2019 in de zaak tussen

[eiseres] , te [vestigingsplaats eiseres] , eiseres

gemachtigde: mr. E. N. Mulder ,
en

de Staatssecretaris van Economische Zaken, verweerder,

gemachtigde: N. Turuçlu.

Procesverloop

Bij besluit van 10 maart 2017 (het primaire besluit) heeft verweerder eiseres een bestuurlijke boete opgelegd van € 5.000,- omdat eiseres volgens verweerder bij of krachtens de Wet dieren gestelde voorschriften heeft overtreden.
Bij besluit van 3 augustus 2017 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 10 augustus 2018. Eiseres heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde, bijgestaan door [naam 1] , directeur van [naam bedrijf 1] , bestuurder van [naam bedrijf 2] , de bestuurder van eiseres. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde, bijgestaan door [naam 2] , toezichthouder van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA).
Bij brief van 16 augustus 2018 heeft de rechtbank het onderzoek heropend om eiseres in de gelegenheid te stellen om schriftelijk te reageren op de ter zitting door verweerder overgelegde pleitnotities en om een schriftelijk standpunt naar voren te brengen over twee uitspraken van deze rechtbank en één uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland, die ter zitting aan bod zijn gekomen. Op 22 augustus 2018 heeft eiseres een schriftelijk standpunt ingenomen. Bij brief van 2 oktober 2018 heeft verweerder op het standpunt van eiseres gereageerd. Beide partijen hebben de rechtbank toestemming gegeven om zonder nadere zitting uitspraak te doen. Op 7 januari 2019 heeft de rechtbank het onderzoek gesloten.

Overwegingen

1.1.
Verweerder heeft aan eiseres een bestuurlijke boete opgelegd omdat eiseres volgens verweerder diergeneesmiddelen aan eindgebruikers heeft afgeleverd zonder over de daarvoor benodigde kleinhandelsvergunning te beschikken. Volgens verweerder heeft eiseres daarmee artikel 2.19, eerste lid, van de Wet dieren, gelezen in samenhang met artikel 5.1, eerste en tweede lid, van het Besluit diergeneesmiddelen overtreden.
1.2.
Verweerder heeft de bestuurlijke boete gebaseerd op een rapport van bevindingen dat op 21 november 2016 is opgemaakt door toezichthouders van de NVWA. Deze toezichthouders beschrijven in dit rapport dat op 2 februari 2016 en 16 juni 2016 twee bedrijfsbezoeken bij eiseres hebben plaatsgevonden. Dat was naar aanleiding van een klacht van een Duitse advocaat dat eiseres een online dierenapotheek exploiteert onder de naam [naam bedrijf 3] die diergeneesmiddelen aan Duitse consumenten zou verkopen zonder de vereiste vergunning.
De toezichthouders zijn doorverwezen naar de apotheker [naam 3] van apotheek [naam apotheek] in Den Bosch. Op 14 maart 2016 heeft deze apotheker verklaard dat hij als toezichthoudend apotheker voor [naam bedrijf 3] werkt.
Op 30 augustus 2016 heeft [naam 1] , directeur van [naam bedrijf 1] , bestuurder van [naam bedrijf 2] , de bestuurder van eiseres, tijdens een verhoor onder meer verklaard dat [naam bedrijf 3] een overeenkomst met een apotheker heeft en dat het om die reden niet nodig is om een kleinhandelsvergunning aan te vragen. Omdat er een apotheker aan het bedrijf is verbonden, voldoet eiseres volgens [naam 1] aan de voorwaarden. De apotheker heeft een controlerende taak en verder zijn er twee dierenartsen bij het bedrijf van eiseres in dienst.
De toezichthouders hebben het apotheekregister geraadpleegd en hieruit is gebleken dat voor het bedrijf van eiseres geen inschrijving door een apotheker is gedaan en dat ook geen inschrijving is te vinden op het adres van het bedrijf. De toezichthouders hebben op grond van de hiervoor genoemde bevindingen geconcludeerd dat eiseres diergeneesmiddelen heeft afgeleverd, zonder de vereiste vergunning en dat eiseres hiermee artikel 2.19, eerste lid, van de Wet dieren en artikel 5.1, eerste en tweede lid, van het Besluit diergeneesmiddelen heeft overtreden.
2. Eiseres voert in beroep aan dat verweerder haar ten onrechte heeft verweten dat zij diergeneesmiddelen heeft afgeleverd zonder over de daarvoor benodigde kleinhandelsvergunning te beschikken. Particulieren (houders van dieren) kunnen via de online dierenapotheek [naam bedrijf 3] , die door eiseres wordt geëxploiteerd, producten voor hun dieren bestellen. Hiertoe heeft eiseres een overeenkomst afgesloten met de apotheker [naam 3] , die tevens een apotheek voor geneesmiddelen voor mensen exploiteert onder de naam Apotheek [naam apotheek] in Den Bosch. Eiseres stelt dat zij diergeneesmiddelen ter hand stelt aan houders van dieren namens de apotheker [naam 3] . Zij draagt slechts zorg voor de aflevering van diergeneesmiddelen namens de apotheek. Er is dus geen sprake van een overtreding, aldus eiseres.
2.1.
Vaststaat dat de apotheker [naam 3] op grond van artikel 5.3 van het Besluit diergeneesmiddelen van rechtswege over een vergunning voor kleinhandel als bedoeld in artikel 5.1 van het Besluit diergeneesmiddelen beschikt. Alleen een apotheker, die belast is met de leiding van een apotheek en is ingeschreven in een daartoe ingesteld register, beschikt over een dergelijke vergunning. Eiseres kan niet als een dergelijke apotheker worden aangemerkt. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder zich terecht op het standpunt gesteld dat de ondernemer daadwerkelijk de apotheker (en vergunninghouder) moet zijn. De ondernemer bepaalt immers het beleid. De ondernemer is degene die aangesproken kan worden als er iets mis gaat. De ondernemer is er bijvoorbeeld ook verantwoordelijk voor dat de lokalen voldoen aan de eisen van paragraaf 5.2. van de Regeling diergeneesmiddelen en aan de voorwaarden van paragraaf 5.8 en 8.2. van die regeling. De afspraken die eiseres met [naam 3] heeft, maken niet dat eiseres, als ondernemer, een apotheker is geworden. Net zo als die overeenkomst niet maakt dat [naam 3] de ondernemer is geworden.
Verweerder heeft zich dus naar het oordeel van de rechtbank terecht op het standpunt gesteld dat eiseres door het sluiten van de overeenkomst met de apotheker [naam 3] niet in het bezit is gekomen van de benodigde vergunning om zelf diergeneesmiddelen aan eindgebruikers af te leveren.
Gebleken is dat eiseres als onderneming zelf diergeneesmiddelen aan eindgebruikers levert. Uit de overeenkomst met de apotheker blijkt niet dat de apotheker voor de aflevering van de diergeneesmiddelen verantwoordelijk is. De apotheker houdt slechts toezicht en geeft zo nodig advies aan eiseres. Uit de overeenkomst blijkt verder dat eiseres zelf de website exploiteert en dat zij dit niet namens de apotheker doet. Ook blijkt uit de overeenkomst of anderszins niet dat eiseres slechts als bezorgdienst fungeert of uitsluitend de administratie voor haar rekening neemt.
[naam 3] heeft de vergunning voor de apotheek [naam apotheek] bovendien voor het adres [adres] te Den Bosch en mag zijn taak als apotheker slechts in één apotheek uitoefenen (artikel 61, derde lid van de Geneesmiddelenwet). De definitie van apotheker in de Diergeneesmiddelenwet is gekoppeld aan die in de Geneesmiddelenwet.
Eiseres is gevestigd op het adres [vestigingsadres eiseres] te [vestigingsplaats eiseres] en levert vanaf dat adres de diergeneesmiddelen af.
2.2.
Gelet op het voorgaande heeft verweerder terecht beslist dat eiseres de bepaling van artikel 2.19 van de Wet dieren, gelezen in samenhang met artikel 5.1, eerste en tweede lid, van het Besluit diergeneesmiddelen heeft overtreden. Verweerder kon eiseres daarvoor een boete opleggen op grond van het bepaalde in artikel 8.6, gelezen in samenhang met artikel 8.7 van de Wet dieren.
3. De rechtbank stelt vast dat eiseres geen gronden heeft gericht tegen de hoogte van de boete. Evenmin is de rechtbank gebleken van feiten of omstandigheden op grond waarvan verweerder de boete had moeten matigen dan wel had moeten afzien van de oplegging van een boete. Verweerder heeft daarom terecht een bestuurlijke boete van
€ 5.000,- aan eiseres opgelegd.
4. Het beroep is dus ongegrond.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.R. Houweling, voorzitter, en mr. A.S. Flikweert en mr. Y.E. Schuurmans, leden, in aanwezigheid van P. Deinum. De uitspraak is in het openbaar gedaan op 13 maart 2019.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven.

Bijlage: wettelijk kader

1. Op grond van artikel 2.19, eerste lid, van de Wet dieren is het verboden een handeling te verrichten die ertoe strekt een diergeneesmiddel te bereiden, te bewerken, te verwerken, te verpakken, te etiketteren, in de handel te brengen, in of buiten Nederland te brengen, te vervoeren, aan te bieden, aan te prijzen, af te leveren, te ontvangen, voorhanden of in voorraad te hebben, voor zover deze handeling niet is toegestaan krachtens een vergunning die is verstrekt ingevolge een bij of krachtens algemene maatregel van bestuur ter uitvoering van een bindend onderdeel van een EU-rechtshandeling vastgesteld voorschrift of een bij ministeriële regeling aangewezen voorschrift van een EU-verordening inzake het in de handel brengen, vervaardiging, invoer, of het bezit van, handel in of verstrekken van een diergeneesmiddel.
Op grond van artikel 8.6, eerste lid, aanhef en onder a, onder 1, is een gedraging die in strijd is met artikel 2.19 van de Wet dieren een overtreding.
Op grond van artikel 8.7 van de Wet dieren kan onze Minister een overtreder een bestuurlijke boete opleggen.
2. Op grond van artikel 5.1, eerste lid, van het Besluit diergeneesmiddelen wordt een aanvraag van een vergunning voor groothandel in diergeneesmiddelen met betrekking tot het bezit van, handel in en verstrekking van diergeneesmiddelen als bedoeld in artikel 2.19, eerste lid, van de Wet dieren ingediend bij Onze Minister.
Op grond van het tweede lid van deze bepaling is het eerste lid tevens van toepassing op een aanvraag van een vergunning van kleinhandel.
Op grond van artikel 5.3 van het Besluit diergeneesmiddelen heeft een apotheker die is belast met de leiding van een apotheek en is ingeschreven in het door de Inspectie gezondheidszorg en jeugd ingestelde register van gevestigde apothekers, bedoeld in artikel 61, vijfde lid, van de Geneesmiddelenwet, van rechtswege een vergunning voor kleinhandel als bedoeld in artikel 5.1, tweede lid, van het Besluit diergeneesmiddelen.