ECLI:NL:RBROT:2019:1768

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
18 januari 2019
Publicatiedatum
7 maart 2019
Zaaknummer
566020 / HA RK 19-49
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Wraking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wrakingsverzoek wegens kennelijke niet-ontvankelijkheid in bestuursrechtelijke procedure

Op 18 januari 2019 heeft de Meervoudige kamer voor wrakingszaken van de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan op een wrakingsverzoek van een verzoeker. Dit verzoek tot wraking was ingediend op 14 januari 2019, na een eerdere uitspraak van de rechters op 7 januari 2019. In deze eerdere uitspraak werd een eindbeslissing gegeven in een bestuursrechtelijke procedure. De wrakingskamer oordeelde dat het wrakingsverzoek kennelijk niet-ontvankelijk was, omdat de rechters op het moment van indienen van het verzoek de zaak niet meer behandelden. Dit was het gevolg van de einduitspraak die reeds was gedaan. Daarnaast was er in een eerdere beslissing al bepaald dat een volgend wrakingsverzoek van de verzoeker in dezelfde zaak niet in behandeling zou worden genomen wegens misbruik. Hierdoor werd het verzoek opnieuw afgewezen. De rechters in deze zaak waren mr. W.J.J. Wetzels, mr. M. Fiege en mr. E.A. Vroom, en de beslissing werd uitgesproken door mr. M.G.L. de Vette in aanwezigheid van griffier J.A. Faaij.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Meervoudige kamer voor wrakingszaken
Zaaknummer / rekestnummer: 566020 / HA RK 19-49
Beslissing van 18 januari 2019
op het verzoek van
[naam verzoeker],
wonende te [adres],
verzoeker,
strekkende tot wraking van:
mr. W.J.J. Wetzels,
mr. M. Fiegeen
mr. E.A. Vroom, rechters in de wrakingkamer van de rechtbank Rotterdam (hierna: de rechters).

1.Het procesverloop en de processtukken

Op 7 januari 2018 heeft de wrakingskamer in deze rechtbank, van welke kamer de rechters deel uitmaken, een beslissing uitgesproken ten aanzien van het verzoek van verzoeker tot wraking van rechter mr. C.A.F. van Ginneken in de bestuursrechtelijke procedure met kenmerk ROT 18 / 2350.
Die wrakingsprocedure draagt als kenmerk 565025 / HA RK 18-1505.
Bij e-mailbericht van 14 januari 2019 heeft verzoeker wraking van de rechters verzocht.
Aan de wrakingskamer is ter beschikking gesteld het dossier van de hiervoor omschreven wrakingsprocedure, waarin zich onder meer bevindt de beslissing van 7 januari 2019.
Voorts is de wrakingskamer ambtshalve bekend met haar beslissing van 26 november 2018, waarin is bepaald dat een volgend wrakingsverzoek van verzoeker in de procedure met kenmerk ROT 18 / 2350 niet in behandeling wordt genomen.

2.De ontvankelijkheid van het verzoek

2.1
Wraking is een middel ter verzekering van de onpartijdigheid van de rechter. Op grond van hetgeen is bepaald in artikel 8:15 Algemene wet bestuursrecht kan de rechter die een zaak behandelt worden gewraakt. Het middel is derhalve toegekend aan een partij die wenst te voorkomen dat een rechter die jegens een partij een vooringenomenheid koestert, althans aan een partij die dienaangaande bestaande vrees heeft die objectief gerechtvaardigd is, (nog langer) bemoeienis met de zaak zal hebben. Dat doel kan niet meer worden bereikt als de rechter reeds een einduitspraak heeft gedaan omdat de behandeling van de zaak daarmee is geëindigd.
2.2
Bij de uitspraak van 7 januari 2019 hebben de rechters in de hiervoor omschreven wrakingsprocedure een beslissing gegeven. Die uitspraak is een eindbeslissing waarmee de behandeling van de zaak door de rechters is geëindigd.
2.3
Het wrakingsverzoek is op 14 januari 2019 en derhalve na de uitspraak van voormelde beslissing ingediend.
Uit het vorenstaande volgt dat de rechters de zaak niet meer behandelden op het moment dat het verzoek tot wraking is gedaan. Verzoeker is daarom kennelijk niet-ontvankelijk in zijn verzoek tot wraking van de rechters. Het verzoek zal op die grond, met toepassing van het bepaalde in artikel 9.1, aanhef en onder c, van het Wrakingsprotocol van deze rechtbank worden afgewezen.
2.4
Voorts stelt de wrakingskamer vast dat dit volgend wrakingsverzoek door verzoeker is gedaan terwijl in een eerdere beslissing op een wrakingsverzoek in dezelfde zaak is bepaald dat wegens misbruik een volgend verzoek niet in behandeling wordt genomen.
Verzoeker is ook om deze redenen kennelijk niet-ontvankelijk in zijn verzoek tot wraking van de rechters. Het verzoek zal op die grond, met toepassing van het bepaalde in artikel 9.1, aanhef en onder f, van het Wrakingsprotocol van deze rechtbank worden afgewezen.

3.De beslissing

De rechtbank:
- wijst af het verzoek tot wraking van mr. W.J.J. Wetzels, mr. M. Fiege en mr. E.A. Vroom wegens kennelijke niet-ontvankelijkheid.
Deze beslissing is door mr. C.M.E. van der Hoeven, voorzitter, mr. M.G.L. de Vette en
mr. W.J. Roos-van Toor rechters.
Bij afwezigheid van de voorzitter is deze beslissing door mr. M.G.L. de Vette uitgesproken ter openbare terechtzitting van 18 januari 2019 tegenwoordigheid van J.A. Faaij, griffier en door hen ondertekend.
Verzonden op:
aan:
- verzoeker
- mr. W.J.J. Wetzels
- mr. M. Fiege
- mr. E.A. Vroom