ECLI:NL:RBROT:2019:1733

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
5 maart 2019
Publicatiedatum
5 maart 2019
Zaaknummer
KTN-7495907_05032019
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
  • mr. drs. E. van Schouten
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding van de arbeidsovereenkomst wegens ernstig verwijtbaar handelen van de werknemer

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 5 maart 2019 uitspraak gedaan in een verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst tussen ECT Delta Terminal B.V. en een werknemer, aangeduid als [verweerster]. De werknemer was sinds 2006 in dienst bij ECT en had de verantwoordelijkheid voor het verstrekken van toegangspassen tot het bedrijfsterrein. Op 10 december 2018 werd zij aangehouden door de politie wegens verdenking van drugssmokkel. ECT ontdekte dat de werknemer tegen betaling toegangspassen had verstrekt aan criminele derden, wat leidde tot de ontbinding van haar arbeidsovereenkomst.

De kantonrechter oordeelde dat het gedrag van de werknemer ernstig verwijtbaar was, omdat zij toegangspassen had verstrekt aan onbevoegden, wat een flagrante schending van haar verantwoordelijkheden inhield. De rechter stelde vast dat de werknemer zich had moeten realiseren dat haar handelen malafide activiteiten mogelijk maakte. ECT had de werknemer op non-actief gesteld en verzocht om in gesprek te treden, maar de situatie leidde tot een ontbindingsprocedure.

De kantonrechter ontbond de arbeidsovereenkomst per 15 maart 2019 en verklaarde dat de werknemer geen recht had op een transitievergoeding, aangezien het einde van de arbeidsovereenkomst het gevolg was van ernstig verwijtbaar handelen. Het tegenverzoek van de werknemer om herplaatsing of ontbinding op basis van een verstoorde arbeidsverhouding werd afgewezen. De werknemer werd in de proceskosten veroordeeld, die door de kantonrechter werden vastgesteld op € 121,00 aan griffierecht en € 480,00 aan salaris voor de gemachtigde.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 7495907 VZ VERZ 19-1179
uitspraak: 5 maart 2019
beschikking van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam,
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
ECT Delta Terminal B.V.,
gevestigd te Rotterdam,
verzoekster,
verweerster in het tegenverzoek,
gemachtigde: mr. dr. R.L. van Heusden,
tegen
[verweerster],
wonende te Hoogvliet,
verweerster,
verzoekster in het tegenverzoek,
gemachtigde: mr. J.J.A. Bosch.
Partijen worden hierna aangeduid als “ECT” en “ [verweerster] ”.

1.Het verloop van de procedure

1.1
Van de volgende processtukken is kennisgenomen:
  • het verzoekschrift van ECT, ingekomen op 30 januari 2019, met producties;
  • het verweerschrift van [verweerster] , tevens tegenverzoek, met producties;
  • de aantekeningen van de zitting.
1.2
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 19 februari 2019. ECT heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. Van Heusden, in het bijzijn van mr. A.H.C. van den Berg, Legal Counsel bij ECT. [verweerster] is verschenen, bijgestaan door mr. Bosch.
1.3
De datum van de uitspraak van de beschikking is bepaald op heden.

2.De feiten

In deze procedure wordt uitgegaan van de volgende feiten:
2.1
[verweerster] werkt vanaf 2006 bij ECT. Aanvankelijk is zij daar gedetacheerd via Securitas en vanaf 1 januari 2008 werkt zij er op grond van een arbeidsovereenkomst. [verweerster] werkt parttime (50%) in de functie van Medewerker Front Office. In die functie is [verweerster] onder meer verantwoordelijk voor het vervaardigen en de uitgifte van de toegangspassen (badges) van ECT.
2.2
Op 10 december 2018 is [verweerster] thuis aangehouden door de politie wegens verdenking van betrokkenheid bij drugssmokkel.
2.3
Via het Openbaar Ministerie heeft ECT vernomen dat [verweerster] tegen betaling van € 10.000,00 toegangspassen heeft verstrekt aan criminele derden, die daarmee toegang tot het bedrijfsterrein van ECT kregen en aldus in staat waren om drugs uit containers te halen. ECT is in het bezit gesteld van de (concept-)tenlastelegging waaruit blijkt dat [verweerster] vervolgd wordt voor niet-ambtelijke corruptie, valsheid in geschrifte en voorbereidingshandelingen of bevorderingshandelingen ten aanzien van drugssmokkel.
2.4
ECT heeft [verweerster] op non-actief gesteld en haar verzocht om in gesprek te treden.

3.Het verzoek en het tegenverzoek

het verzoek
3.1
ECT verzoekt bij beschikking:
de arbeidsovereenkomst tussen partijen zo spoedig mogelijk, althans op een door de kantonrechter te bepalen datum te ontbinden;
voor recht te verklaren dat [verweerster] geen recht heeft op een transitievergoeding;
[verweerster] te veroordelen in de proceskosten.
3.2
Aan het verzoek legt ECT - zakelijk weergegeven en voor zover thans van belang - ten grondslag dat de arbeidsovereenkomst ontbonden moet worden, primair op de voet van artikel 7:669 lid 3 sub e van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW), omdat [verweerster] zich (ernstig) verwijtbaar heeft gedragen door hetgeen vermeld is onder 2.3 en door hierover desgevraagd geen openheid van zaken te geven aan ECT. Daarbij dient op grond van artikel 7:671b lid 8 sub b BW de ontbinding op een eerder tijdstip te worden bepaald dan het tijdstip op grond van lid 8 sub a van dat artikel. Herplaatsing in een andere functie bij ECT ligt niet in de rede. Omdat er sprake is van ernstig verwijtbaar handelen komt [verweerster] geen transitievergoeding toe.
3.3
[verweerster] voert verweer hiertegen en concludeert - zakelijk weergegeven en voor zover thans van belang - primair tot afwijzing van het verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst wegens verwijtbaar handelen alsmede tot afwijzing van het verzoek tot veroordeling van haar in de proceskosten.
het tegenverzoek
3.4
Subsidiair, bij wijze van tegenverzoek, verzoekt [verweerster] - zoals opgevat door
de kantonrechter - om haar te herplaatsen dan wel de arbeidsovereenkomst te ontbinden
op grond van een verstoorde arbeidsverhouding, met veroordeling (in het geval van ontbinding) van ECT tot doorbetaling van loon gedurende de wettelijke opzegtermijn van twee maanden. Een en ander met veroordeling van ECT in de proceskosten, althans met bepaling dat ieder van de partijen de eigen kosten draagt.
3.5
ECT voert verweer hiertegen.
3.6
De stellingen van partijen naar aanleiding van het verzoek en het tegenverzoek worden voor zover nodig in het kader van de beoordeling van de verzoeken hieronder nader besproken.

4.De beoordeling

het verzoek
4.1
Op grond van artikel 7:671b lid 1 BW gelezen in samenhang met artikel 7:669 lid 1 BW kan de kantonrechter op verzoek van de werkgever de arbeidsovereenkomst ontbinden indien daar een redelijke grond voor is en herplaatsing van de werknemer binnen een redelijke termijn, al dan niet met behulp van scholing, in een andere passende functie niet mogelijk is of niet in de rede ligt, en er geen opzegverboden gelden. Dat laatste is hier niet aan de orde.
4.2
Het verzoek is primair gestoeld op artikel 7:669 lid 3 sub e BW. In dit verband wordt door ECT gesteld dat [verweerster] zich ernstig verwijtbaar heeft gedragen. Daarin wordt ECT gevolgd, want het verstrekken van toegangspassen aan derden, zodat deze zich toegang kunnen verschaffen tot het bedrijfsterrein van ECT, terwijl zij daartoe niet bevoegd zijn, levert een flagrante schending op van hetgeen waarvan [verweerster] zich had dienen te onthouden uit hoofde van haar functie. Het aangevoerde dat [verweerster] niet wist waarvoor de toegangspassen gebruikt zouden worden, levert - wat daar verder nog van zij - geen verontschuldiging op en doet niet af aan de mate van verwijtbaarheid van haar handelwijze tegenover ECT. Anders dan [verweerster] beweert, staat naar het oordeel van de kantonrechter voldoende vast dat - zeker bij ECT, maar ook meer in het algemeen - het bekend is dat drugscriminelen proberen zich in de haven toegang te verschaffen voor hun activiteiten en zich daarbij regelmatig bedienen van werknemers die werkzaam zijn in het havengebied. Daarbij komt dat [verweerster] € 10.000,00 heeft gekregen voor het verstrekken van de passen. Zij had zich dus moeten realiseren dat het ging om malafide activiteiten. Eveneens verwijtbaar is dat [verweerster] desgevraagd geen openheid van zaken heeft gegeven aan ECT. Dat haar in het kader van haar invrijheidsstelling door de rechter-commissaris zou zijn gezegd dat zij niet het onderzoek van politie en justitie zou mogen belemmeren, had [verweerster] niet hiervan hoeven te weerhouden. Immers niet valt in te zien dat openheid van zaken naar ECT het strafrechtelijk onderzoek zou belemmeren. Dat haar positie in de strafzaak [verweerster] ervan weerhouden zou hebben om openheid te geven, is een keuze die jegens ECT verwijtbaar is. De conclusie is dat het gedrag van [verweerster] als ernstig verwijtbaar moet worden gekenschetst. Onder de gegeven omstandigheden kan van ECT niet worden gevergd de arbeidsovereenkomst te laten voortduren. Herplaatsing in een andere functie bij ECT ligt - uiteraard - niet in de rede.
4.3
De arbeidsovereenkomst wordt ontbonden. Als verzocht zal daarbij niet de wettelijke opzegtermijn in acht worden genomen, maar een kortere. Op grond van artikel 7:671 lid 8 aanhef en onder b BW wordt het einde van de arbeidsovereenkomst bepaald op
15 maart 2019.
4.4
Daarnaast zal voor recht worden verklaard dat ECT geen transitievergoeding verschuldigd is, gelet op het bepaalde in artikel 7:673 lid 7 aanhef en onder c BW nu het einde van de arbeidsovereenkomst het gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen van [verweerster] .
4.5
[verweerster] stelt zich op het standpunt dat ECT in de proceskosten moet worden veroordeeld, althans dat ieder van de partijen de eigen kosten moet dragen. Daartoe voert zij aan dat een procedure niet nodig is geweest om tot beëindiging van de arbeidsovereenkomst te komen. Hierin wordt zij echter niet gevolgd. Om begrijpelijke redenen heeft ECT onder de gegeven omstandigheden niet met [verweerster] om de tafel willen zitten om te komen tot een beëindiging van de arbeidsovereenkomst op neutrale grond, maar geopteerd voor een ontbindingsprocedure. ECT heeft namelijk een reputatie hoog te houden, zowel binnen als buiten haar organisatie, en er belang bij om te laten zien dat zij gedragingen als waaraan [verweerster] zich schuldig heeft gemaakt niet tolereert, en ertegen optreedt. [verweerster] heeft ECT, gelet op de omstandigheden, genoodzaakt om ontbinding van de arbeidsovereenkomst te verzoeken.
het tegenverzoek
4.6
Gelet op het bovenstaande wordt het tegenverzoek afgewezen.
het verzoek en het tegenverzoek
4.7
Het verzoek wordt gehonoreerd. Het tegenverzoek niet. Daarom wordt [verweerster] in de kosten veroordeeld, aan de zijde van ECT vastgesteld op € 121,00 aan griffierecht en
€ 480,00 aan salaris voor de gemachtigde.

5.De beslissing

De kantonrechter:
op het verzoek
ontbindt de arbeidsovereenkomst tussen partijen per 15 maart 2019;
verklaart voor recht dat [verweerster] geen recht heeft op transitievergoeding;
op het tegenverzoek
wijst het verzochte af;
op het verzoek en het tegenverzoek
veroordeelt [verweerster] in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van ECT vastgesteld op € 121,00 aan verschotten en € 480,00 aan salaris voor de gemachtigde;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. drs. E. van Schouten en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
465