Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1.De procedure
- de dagvaarding van 23 januari 2019, met producties 1 tot en met 13;
- de aanvullende producties 14 tot en met 16;
- het verweerschrift in kort geding, tevens inhoudende een eis in reconventie;
- de producties 1 tot en met 22 van de curator;
- de mondelinge behandeling op 8 februari 2019;
- de pleitnota van [eiseres] ;
- de pleitnota van de curator;
- het op de zitting door de curator overgelegde e-mailbericht van ING Bank N.V. van 8 februari 2019;
- de – op verzoek van de voorzieningenrechter – na de zitting door de curator toegezonden e-mailberichten, die tijdens de zitting door hem (op zijn telefoon) zijn getoond.
2.De feiten
mevrouw [naam 1] , (…), te dezen handelende als zelfstandig bevoegd bestuurder en aandeelhouder van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid: DMJ Operations Holding B.V., (…) zulks ter uitvoering van het besluit van de daartoe bevoegde bestuurder(s) en zo nodig van de algemene vergadering, derhalve als zodanig bevoegd deze vennootschap rechtsgeldig te vertegenwoordigen, genoemde vennootschap DMJ Operations Holding B.V. hierna te noemen “de schuldeiser” of “de hypotheekhouder”;
mevrouw [eiseres] , (…), hierna te noemen “de schuldenaar” of “de hypotheekgever”.
(…)
Rente
Aflossing
(…)
Opeisbaarheid
bij niet nakoming door de schuldenaar van enige verplichting uit deze overeenkomst van geldlening indien niet binnen acht dagen na ingebrekestelling de betrokken verplichting alsnog is nagekomen;
de terugbetaling van voormelde hoofdsom, addrie honderd duizend euro (€ 300.000,00);
de betaling van de bedongen renten, boeten, kosten en het overigens in verband met het vorenstaande verschuldigde,
(…)
Onderhoud, verzekering, schade
Executie
3.Het geschil in conventie
4.Het geschil in reconventie
5.De beoordeling in conventie
Er is via een bedrijf (DMJ Operations) 300.000 verstrekt om een huis te kunnen kopen tbv van de dochter van de eigenaar (Mw [naam 1] ,) Hier moet een hypotheek voor worden opgesteld.”
overgemaakt. Voor zover [eiseres] daarmee heeft willen stellen dat de financieel adviseur niet tegen de notaris heeft gezegd dat de geldlening al op 1 januari 2011 aan [eiseres] was
verstrekt, merkt de voorzieningenrechter op dat dit niet volgt uit het als productie 5 door haar in het geding gebrachte e-mailbericht, waarnaar zij ter onderbouwing verwijst. Uit dat e‑mailbericht blijkt slechts dat hij aan haar heeft bevestigd dat hij niet op 1 april 2014 ten overstaan van de notaris heeft verklaard dat zij op 1 januari 2011 een bedrag van € 300.000,-
op haar rekeningheeft ontvangen. Het zou bovendien betekenen dat, zoals de voorzieningenrechter [eiseres] tijdens de mondelinge behandeling heeft voorgehouden, de notaris valsheid in geschrift heeft gepleegd. De voorzieningenrechter acht dat – mede gelet op de inhoud van voornoemd e‑mailbericht van de financieel adviseur van 26 maart 2014 – voorshands niet aannemelijk.
hierbij mail ik u verklaring devidente uitkering zoals ie in 2002 is verzonden (zie onderstaande mail)”. Het e-mailbericht dat bij die e-mail is gevoegd, betreft een e-mailbericht dat zij op 6 december 2002 zou hebben verzonden aan haar accountant. Deze steeds, op het moment dat de curator ze ontkracht, wisselende en nieuwe verklaringen doen vermoeden dat sprake is van valse of vervalste stukken. Bij dit alles komt dat de moeder van [eiseres] wisselend heeft verklaard over de reden van het vestigen van een recht van hypotheek en pand op de woning. Zij heeft aanvankelijk, bij brief van 17 februari 2017, aan de curator te kennen gegeven dat dit is gebeurd in verband met de door haar gestelde schenking. Pas later is als reden opgevoerd dat [eiseres] een lening wilde afsluiten om haar woning te kunnen verbouwen. Verder acht de voorzieningenrechter niet erg geloofwaardig dat een (nieuwbouw)woning van nog geen € 300.000,- enkele jaren later zou moeten worden verbouwd voor nagenoeg hetzelfde bedrag, mede in aanmerking genomen dat het totaal van de – ter onderbouwing van deze stelling – door [eiseres] in het geding gebrachte offertes € 77.090,- tot € 126.847,50 bedraagt.
980,00
6.De beoordeling in reconventie
€ 490,00(factor 0,5 × tarief € 980,00)