ECLI:NL:RBROT:2019:1653

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
20 februari 2019
Publicatiedatum
4 maart 2019
Zaaknummer
10/086360-18
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bijtincident met een pitbull leidt tot zwaar lichamelijk letsel voor een 8-jarig meisje

Op 20 februari 2019 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die verantwoordelijk werd gehouden voor een bijtincident met zijn hond, een pitbull of Amerikaanse Staffordshire Terrier. Het incident vond plaats op 23 augustus 2017 in Rotterdam, waarbij de hond een 9-jarig meisje heeft gebeten, wat resulteerde in zwaar lichamelijk letsel. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, ondanks eerdere waarschuwingen en kennis van de gevaarlijkheid van de hond, deze niet voldoende onder controle heeft gehouden tijdens het uitlaten. De verdachte was zich bewust van de risico's, maar negeerde deze waarschuwingen, wat leidde tot de verwondingen van het slachtoffer.

De officier van justitie had gevorderd tot bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde en een taakstraf van 80 uren, subsidiair 40 dagen hechtenis, en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 4 weken met een proeftijd van 3 jaar. De rechtbank oordeelde dat de verdachte schuldig was aan schuld in de zin van artikel 308 van het Wetboek van Strafrecht. De rechtbank legde een taakstraf op van 60 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 4 weken, met als bijzondere voorwaarden dat de verdachte gedurende de proeftijd geen honden mag uitlaten en geen dieren mag houden in zijn woning. De rechtbank benadrukte de ernst van het feit en de gevolgen voor het slachtoffer, dat niet alleen fysiek, maar ook psychisch letsel had opgelopen door het bijtincident.

De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, die geen eerdere veroordelingen had voor soortgelijke feiten. De verdachte is gehuwd, heeft een huurwoning en een inwonende zoon. De kans op recidive werd als laag ingeschat, maar gezien de omstandigheden werd een langere proeftijd van 3 jaar opgelegd om herhaling te voorkomen. De rechtbank heeft de beslissing genomen in het belang van de veiligheid van de samenleving en ter bescherming van kinderen.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam
Team straf 1
Parketnummer: 10/086360-18
Datum uitspraak: 20 februari 2019
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:

[naam verdachte] ,

geboren te district Suriname (Suriname) op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte] , [woonplaats verdachte] .

Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 6 februari 2019.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. D. van Zetten heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een taakstraf in de vorm van een werkstraf voor de duur van 80 uren, subsidiair 40 dagen hechtenis en tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 4 weken met een proeftijd van 3 jaar en als bijzondere voorwaarden dat de verdachte gedurende de proeftijd wordt verboden om dieren te houden of door (een) ander(en) te laten houden in de door hem bewoonde woning en dat de verdachte gedurende de proeftijd wordt verboden enig dier uit te laten.

Waardering van het bewijs

Schuld in de zin van artikel 308 van het Wetboek van Strafrecht.
In de tenlastelegging is aan de verdachte het verwijt gemaakt dat hij bij het uitlaten [naam hond] onvoldoende onder controle heeft gehad/gehouden. Dit wordt nader uitgewerkt in de aan verdachte gemaakte verwijten dat hij [naam hond] (slechts aangelijnd met een touw) op een openbare plaats heeft laten verblijven, terwijl verdachte wist of redelijkerwijs moest vermoeden, dat voornoemde hond zonder strikte begeleiding en/of controle een gevaar voor de omgeving, met name kinderen, vormt.
Tijdens het uitlaten heeft [naam hond] een kind gebeten met voor dat kind zwaar lichamelijk letsel ten gevolge.
Met betrekking tot het verwijt dat de verdachte wordt gemaakt is naar het oordeel van de rechtbank het volgende van belang.
De vrouw van de verdachte en zijn zoon, aan wie de hond [naam hond] toebehoorde- hadden eerder de inschatting gemaakt dat de verdachte vanwege zijn gebrekkige gezondheid en zwakke fysieke conditie, eigenlijk niet in staat was om de hond, een uiterst sterke hond en behorend tot een hondenras dat als gevaarlijk bekend staat, uit te laten. Zij hadden dit aan de verdachte medegedeeld. Verdachte was aldus een gewaarschuwd man. De verdachte zelf was er mee bekend dat zich met deze hond eerder bijtincidenten hadden voorgedaan en dat naar aanleiding van één van die incidenten in het kader van de teruggave van de hond door het openbaar ministerie voorwaarden waren gesteld die betrekking hadden op het uitlaten van de hond, op training van de hond en castratie van de hond om agressief gedrag te voorkomen.
Niettemin heeft de verdachte er op 23 augustus 2017 toch voor gekozen om de aan hem gegeven waarschuwingen om [naam hond] niet uit te laten, te negeren en de hond -slechts voorzien van een touw om de nek en zonder een muilkorf- uit te laten in een park waar mensen, en dus ook kinderen, komen. Daar heeft [naam hond] een meisje gebeten met ernstig lichamelijk letsel voor dit meisje als gevolg. Een arm van dit meisje is door [naam hond] aan flarden gescheurd. De rechtbank duidt dit handelen van de verdachte onder de omstandigheden zoals die zich hebben voorgedaan als aanmerkelijk onvoorzichtig. Het is door deze combinatie van gedragingen aan de schuld van de verdachte te wijten dat dit bijtincident zich heeft kunnen voordoen en dat het slachtoffer ten gevolge daarvan zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen.
Derhalve is sprake van schuld in de zin van artikel 308 van het Wetboek van Strafrecht.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij
op 23 augustus 2017 te Rotterdam,
aanmerkelijk onvoorzichtig de onder zijn, verdachtes, gezag staande hond (naam [naam hond] ) (ras Pitbull of Amerikaanse Staffordshire Terrier), onvoldoende onder
controle heeft gehad/gehouden, waardoor
diehond een kind (genaamd [naam slachtoffer] geboren op [geboortedatum slachtoffer] 2009) heeft gebeten, immers heeft hij
diehond (naam [naam hond] ) (slechts aangelijnd met een touw) op een openbare plaats laten verblijven,
terwijl verdachte wist of redelijkerwijs moest vermoeden, dat
voornoemde hond zonder strikte begeleiding en controle een gevaar
voor de omgeving, met name kinderen, vormt, waardoor het aan zijn
schuld te wijten is geweest dat genoemde [naam slachtoffer] zwaar lichamelijk
letsel, te weten littekens ten gevolge van bijtwonden op de arm en
rug, heeft bekomen;
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
Aan zijn schuld te wijten zijn dat een ander zwaar lichamelijk letsel bekomt.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het feit is dus strafbaar.

Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

Motivering straf

Algemene overweging

De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft tijdens het uitlaten van een aan zijn gezag toevertrouwde hond, een Pitbull of Amerikaanse Staffordshire Terrier, niet (voldoende) onder controle gehouden, waardoor deze hond kans heeft gezien om [naam slachtoffer] , een nietsvermoedend 9-jarig meisje dat aan het spelen was, in haar arm en rug te bijten op een zodanig manier, dat zij daar zeer ernstig fysiek letsel, maar ook psychisch letsel door heeft opgelopen. De verdachte heeft, ondanks dat hij wist dat het een gevaarlijke hond was en dat hij deze niet mocht uitlaten, dit toch gedaan.
Uit de zich in het dossier bevindende medische informatie blijkt dat [naam slachtoffer] op de afdeling plastische chirurgie is behandeld aan haar wonden op de linkerarm en haar rug. Enkele spieren in de bovenarm moesten worden hersteld en de schade die aan de triceps werd toegebracht moest worden gehecht. De foto’s die kort na het incident van het letsel zijn gemaakt bieden een uiterst schokkend beeld. En dat geldt ook voor de foto’s van de ontsierende littekens die nu nog bestaan op haar arm en rug. Los van deze fysieke schade, waarvoor naar verwachting nog langdurige behandeling, operaties en een lange periode van herstel nodig zal zijn, heeft [naam slachtoffer] ook ernstige psychische schade opgelopen in de vorm van PTSS, waarvoor zij onder behandeling is. Uit de tijdens de terechtzitting voorgelezen slachtofferverklaring heeft de verdachte kunnen vernemen wat zij als gevolg van dit bijtincident aan zowel lichamelijke als geestelijke klachten heeft ondervonden en ook nu nog ondervindt.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van
13 december 2018, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten. Dit weegt dan ook niet ten nadele mee in de strafoplegging.
Rapportages
Reclassering Nederland heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 31 juli 2018. Dit rapport houdt het volgende in.
De verdachte heeft zijn leven, afgezien van een schuldenlast waarvoor een oplossing wordt gevonden, op orde. De verdachte is gehuwd, beschikt over een huurwoning en heeft een inwonende zoon. Er zijn geen aanwijzingen voor problematisch alcohol- of drugsgebruik. De kans op recidive wordt als laag ingeschat, maar gelet op de gevorderde leeftijd van de verdachte in combinatie met zijn gebrekkige gezondheid wordt wel geadviseerd om aan de verdachte in het kader van een deels voorwaardelijke straf als bijzondere voorwaarde op te leggen dat hem wordt verboden om honden uit te laten.

Straf

Bij de strafoplegging moet worden gekeken naar de fout die de verdachte heeft gemaakt. Het relatief lichte juridische verwijt dat de verdachte wordt gemaakt – schuld – heeft voor [naam slachtoffer] echter zeer ernstige gevolgen. De rechtbank realiseert zich dat dit (juridische) verschil voor [naam slachtoffer] en haar familie lastig zal zijn te maken.
Bij de bepaling van straf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd en de omstandigheden die hiervoor zijn beschreven.
De rechtbank vindt, alles afwegend, een taakstraf van 60 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 4 weken, een passende straf.
De rechtbank zal het advies van de reclassering volgen om aan de verdachte als bijzondere voorwaarde een verbod op te leggen om honden uit te laten . De officier van justitie heeft ook gevorderd dat aan de verdachte een verbod wordt opgelegd om dieren te houden of door anderen te laten houden in zijn woning. De rechtbank volgt de officier van justitie daarin in zoverre dat alleen aan de verdachte zal worden verboden om dieren in zijn woning te houden. Een verbod aan anderen om dieren te houden in de woning van de verdachte kan door hem immers moeilijk worden nageleefd.
De rechtbank zal aan het voorwaardelijk deel van de aan de verdachte op te leggen straf een langere dan de gebruikelijke proeftijd van 2 jaar verbinden, dit om de verdachte, die destijds onmiskenbaar aan de mogelijke gevolgen van zijn handelen voorbij is gegaan, maar zich ook nu nog het gevaarzettende karakter van dergelijk gedrag onvoldoende lijkt te beseffen, er gedurende langere tijd van te weerhouden om zich weer aan een dergelijk feit schuldig te maken.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 22c, 22d, 308 van het Wetboek van Strafrecht.

Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte het primair ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 4 (vier) weken;
bepaalt dat deze gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op 3 jaar;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd een bijzondere voorwaarde niet naleeft;
stelt als algemene voorwaarde:
- de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
stelt als bijzondere voorwaarden:
de veroordeelde zal gedurende de proeftijd geen honden uitlaten;
de veroordeelde zal gedurende de proeftijd geen dieren houden in zijn woning;
geeft aan Reclassering Nederland opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
veroordeelt de verdachte tot een taakstraf voor de duur van
60 (zestig) uren, waarbij de Reclassering Nederland dient te bepalen uit welke werkzaamheden de taakstraf dient te bestaan;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
30 dagen.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. M.V. Scheffers, voorzitter,
en mrs. T.M. Riemens en A.B. Baumgarten, rechters,
in tegenwoordigheid van J.P. van der Wijden, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 20 februari 2019.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I

Tekst tenlastelegging

Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 23 augustus 2017 te Rotterdam,
grovelijk, althans aanmerkelijk onvoorzichtig, onachtzaam en/of nalatig
de onder zijn, verdachtes, gezag staande hond (naam [naam hond] ) (ras
Pitbull of Amerikaanse Staffordshire Terrier), onvoldoende onder
controle heeft gehad/gehouden, waardoor, althans mede waardoor zijn
hond in het gezicht van een kind (genaamd [naam slachtoffer] geboren op [geboortedatum slachtoffer]
2009) heeft kunnen bijten en/of heeft gebeten,
immers heeft hij zijn hond (naam [naam hond] ) (slechts aangelijnd met een
touw) op een openbare plaats heeft laten verblijven,
terwijl verdachte wist of redelijkerwijs moest vermoeden, dat
voornoemde hond zonder strikte begeleiding en/of controle een gevaar
voor de omgeving, met name kinderen, vormt, waardoor het aan zijn
schuld te wijten is geweest dat genoemde [naam slachtoffer] ] zwaar lichamelijk
letsel, te weten littekens (ten gevolge van bijtwonden) op de arm en/of
rug, althans in/op het lichaam, heeft bekomen;
( art 308 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling
mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 23 augustus 2017 te Rotterdam,
geen voldoende zorg heeft gedragen voor het onschadelijk houden van
(een) onder zijn hoede staande gevaarlijk(e) dier(en), te weten een hond
(ras Pitbull of Amerikaanse Staffordshire Terrier), immers heeft deze
hond toen aldaar een kind ( [naam slachtoffer] geboren op [geboortedatum slachtoffer] 2009) een
of meerdere malen gebeten;