ECLI:NL:RBROT:2019:1648
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening inzake verlaging bijstandsuitkering op grond van de Participatiewet
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Rotterdam op 27 februari 2019 uitspraak gedaan op het verzoek om een voorlopige voorziening van een verzoeker wiens bijstandsuitkering op grond van de Participatiewet met ingang van 1 februari 2019 met 100% was verlaagd. Het bestreden besluit was genomen door het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam op 11 januari 2019. Verzoeker heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit en heeft op 25 januari 2019 de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen. De zitting vond plaats op 11 februari 2019, waarbij verzoeker werd bijgestaan door zijn gemachtigde, mr. J.I.T. Sopacua, en verweerder werd vertegenwoordigd door mr. A. Zonneveld.
De voorzieningenrechter overwoog dat, aangezien de uitkering van verzoeker was ingetrokken en er nog geen beslissing was genomen op een nieuwe aanvraag die op 4 februari 2019 was ingediend, het procesbelang aan het verzoek om voorlopige voorziening was komen te ontvallen. De rechter concludeerde dat de gevraagde schorsing van het bestreden besluit niet zou leiden tot doorbetaling van de uitkering, en dat er geen zekerheid was over de toekomstige uitkering in het kader van de nieuwe aanvraag. Daarom werd het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen. Tevens werd er geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.
De uitspraak is openbaar gedaan en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.