In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 21 februari 2019 uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die ten laste was gelegd voor diefstal en poging tot oplichting. De verdachte, die op dat moment preventief gedetineerd was in de Penitentiaire Inrichting Alphen aan den Rijn, had op 25 oktober 2018 in Rotterdam een lege krat bier weggenomen dat toebehoorde aan de supermarkt Dirk van den Broek. Tevens had hij geprobeerd de supermarkt te misleiden om een geldbedrag te verkrijgen door het aannemen van een valse hoedanigheid. De officier van justitie had gevorderd om de verdachte te veroordelen tot een maatregel van plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders voor de duur van twee jaren, en om de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder vonnis af te wijzen.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte de ten laste gelegde feiten heeft bekend en heeft deze zonder nadere motivering bewezen verklaard. De rechtbank oordeelde dat de feiten strafbaar zijn en dat er geen omstandigheden zijn die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten. De rechtbank heeft de ernst van de feiten, de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, en zijn eerdere veroordelingen in overweging genomen. De verdachte heeft een geschiedenis van middelenmisbruik en heeft aangegeven dat hij hulp nodig heeft om zijn verslaving te overwinnen.
Uiteindelijk heeft de rechtbank besloten om de verdachte te plaatsen in een inrichting voor stelselmatige daders voor de duur van twee jaren, met als doel de samenleving te beschermen en de kans op recidive te verkleinen. De vordering tot tenuitvoerlegging van de eerder opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf is afgewezen, zodat de verdachte zo snel mogelijk kan beginnen met de behandeling.