ECLI:NL:RBROT:2019:1637

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
21 februari 2019
Publicatiedatum
1 maart 2019
Zaaknummer
10/212673-18 / TUL VV: 10/065498-16 en 02/002664-18
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Plaatsing van de verdachte in een inrichting voor stelselmatige daders ter zake diefstal

Op 21 februari 2019 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die op 23 augustus 2018 in Dordrecht een mobiele telefoon (Samsung S4) heeft weggenomen. De verdachte was ten tijde van het onderzoek preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Dordrecht. De officier van justitie, mr. H. van Galen, eiste een bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde en een maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders voor de duur van twee jaren. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte de telefoon van de aangever heeft weggenomen, wat door camerabeelden en getuigenverklaringen werd ondersteund. De rechtbank achtte het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen en verklaarde de verdachte strafbaar.

De rechtbank overwoog dat de verdachte eerder is veroordeeld voor soortgelijke feiten en dat er een hoog recidiverisico is. De verdachte heeft geen vaste woon- of verblijfplaats en is zorg mijdend. De rechtbank oordeelde dat de ISD-maatregel noodzakelijk is om de samenleving te beschermen en de recidive van de verdachte te beëindigen. De verdachte werd veroordeeld tot een plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders voor de duur van twee jaren. Daarnaast werd de verdachte veroordeeld tot betaling van een schadevergoeding van € 105,- aan de benadeelde partij, vermeerderd met wettelijke rente. De vorderingen tot tenuitvoerlegging van eerdere straffen werden afgewezen, gezien de opgelegde ISD-maatregel.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10/212673-18
Parketnummers vordering TUL VV: 10/065498-16 en 02/002664-18
Datum uitspraak: 21 februari 2019
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte],
geboren te [geboorteplaats verdachte] (Congo) op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte] , [woonplaats verdachte] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Dordrecht,
raadsman mr. R. Moghni, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 7 februari 2019.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. H. van Galen heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde;
  • oplegging van de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders voor de duur van 2 (twee) jaren;
  • afwijzing van de vorderingen tot tenuitvoerlegging in de zaken met parketnummers 10/065498-16 en 02/002664-18.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering
4.1.1.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte vrijgesproken dient te worden van zowel het primair als subsidiair ten laste gelegde, nu niet wettig en overtuigend kan worden bewezen verklaard dat de verdachte degene is geweest die de telefoon heeft weggenomen. De camerabeelden van het incident zijn niet op zitting bekeken waardoor de rechtbank niet zelf heeft kunnen vaststellen of het de verdachte is geweest die de telefoon heeft weggenomen.
4.1.2.
Beoordeling
Aangever [naam aangever] heeft verklaard dat hij op 23 augustus 2018 bij de sociale dienst te Dordrecht was. Hij zat achter een computer en had zijn telefoon op het bureau gelegd. Toen hij thuis kwam, kwam hij erachter dat hij zijn telefoon niet meer had.
De politie heeft de camerabeelden van de sociale dienst van die dag bekeken en beschreven. Daaruit blijkt dat een persoon bij de sociale dienst binnen komt en, na een rondje te hebben gelopen, de telefoon van aangever wegneemt. Deze persoon is door zowel verbalisant [naam verbalisant 1] als verbalisant [naam verbalisant 2] herkend als de verdachte. Daarnaast heeft de verdachte bij de politie verklaard dat hij op 23 augustus 2018 bij de sociale dienst in Dordrecht was.
De rechtbank stelt op basis van het vorenstaande vast dat de verdachte de persoon is geweest die te zien is op de camerabeelden en degene is geweest die de telefoon van aangever heeft weggenomen.
4.1.3.
Conclusie
De rechtbank acht het primair ten laste gelegde feit dan ook wettig en overtuigend bewezen.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij op 23 augustus 2018 te Dordrecht een mobiele telefoon (Samsung S4), dat aan een ander toebehoorde, te weten aan [naam slachtoffer] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
primair.
diefstal.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het feit is dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering maatregel

7.1.
Algemene overweging
De maatregel die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feit waarop de maatregel is gebaseerd
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan de diefstal van een telefoon. Dit soort feiten zorgen voor overlast, ergernis en ongemak bij de benadeelden.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een, zeer uitgebreid, uittreksel uit de justitiële documentatie van 25 januari 2019, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.3.2.
Rapportage
Novadic Kentron, afdeling reclassering, heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 28 januari 2019. Dit rapport houdt het volgende in.
De verdachte is bekend met problematisch alcoholgebruik, waarbij het vermoeden bestaat dat hij vermogensdelicten pleegt om in zijn middelgebruik te kunnen voorzien. Onderliggende reden van het alcoholgebruik van de verdachte lijken zijn psychische problemen te zijn, welke mogelijk een gevolg zijn van een post-traumatische stressstoornis.
De verdachte heeft geen vaste woon- of verblijfplaats en geeft ten tijde van het verhoor bij de politie aan op straat te verblijven. De verdachte heeft geen vaste dagbesteding en zou ten tijde van het verhoor bij de politie een daklozenuitkering krijgen. De verdachte is zorg mijdend en wenst geen medewerking te verlenen aan contacten met de reclassering, waardoor interventies vanuit de reclassering niet mogelijk zijn. Het recidiverisico wordt door de reclassering als hoog ingeschat.
Bij een veroordeling adviseert de reclassering een onvoorwaardelijke ISD-maatregel op te leggen.
7.4.
Standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de ISD-maatregel een ultimum remedium is en enkel kan worden opgelegd wanneer er echt geen andere mogelijkheden meer zijn. De verdediging heeft aangevoerd dat mevrouw [naam] van Mozaïk heeft aangegeven dat er nooit voldoende tijd is geweest om met de verdachte te werken en dat hij goed behandelbaar is. De verdediging verzoekt de rechtbank de verdachte een allerlaatste kans te geven en een deels voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen met daarbij bijzondere voorwaarden, onder andere de voorwaarde dat hij zich zal laten begeleiden door mevrouw [naam] van Mozaïk. Indien de rechtbank voornemens is de ISD-maatregel op te leggen, verzoekt de verdediging om de maatregel voorwaardelijk op te leggen met dezelfde voorwaarden als die aan een voorwaardelijke straf zouden worden gekoppeld.
7.5.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een misdrijf waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten. De verdachte is blijkens het op zijn naam gestelde uittreksel uit de justitiële documentatie van 25 januari 2019 in de vijf jaren voorafgaande aan het door hem begane feit ten minste driemaal tot een vrijheidsbenemende straf of een taakstraf veroordeeld. De desbetreffende vonnissen zijn onherroepelijk. Het onderhavige feit is begaan na tenuitvoerlegging van deze straffen. Er moet ernstig rekening mee worden gehouden dat de verdachte wederom een misdrijf zal begaan.
De rechtbank stelt vast dat de tot op heden aan de verdachte opgelegde straffen er niet toe hebben geleid dat het criminele gedrag van de verdachte is beëindigd.
Voorts onderschrijft de rechtbank de conclusie van de reclassering dat oplegging van de ISD-maatregel is aangewezen.
Gelet op de door hem steeds weer veroorzaakte overlast en schade staat thans het belang van de samenleving voorop. De veiligheid van personen of goederen vereist dat aan de verdachte wordt opgelegd de maatregel plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders voor de duur van twee jaren. Daarbij is mede gelet op ernst van het begane feit en de veelvuldigheid van de voorafgaande veroordelingen.
Daarbij heeft de rechtbank in aanmerking genomen dat de maatregel er mede toe strekt de maatschappij te beveiligen en de recidive van verdachte te beëindigen. De rechtbank heeft er geen vertrouwen in dat de verdachte op eigen kracht zal kunnen doen wat nodig is om zijn leven op de rit en delictvrij te krijgen en is van oordeel dat er een verplichtend kader moet komen om het patroon van middelengebruik en het plegen van strafbare feiten te doorbreken. De rechtbank ziet hiervoor geen andere mogelijkheid dan het opleggen van de ISD-maatregel en zal de eis van de officier van justitie volgen.

8.Vordering benadeelde partij/schadevergoedingsmaatregel

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd [naam benadeelde] ter zake van het ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 284,- aan materiële schade.
8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie is van mening dat niet zowel de waarde van de gestolen telefoon als de kosten van de nieuwe telefoon kunnen worden toegewezen. De officier van justitie is dan ook van oordeel dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in de vordering zover deze betrekking heeft op de waarde van de Samsung S4. De kosten voor de nieuwe telefoon en de kosten voor het bellen vanuit het buitenland kunnen naar de mening van de officier van justitie worden toegewezen. De officier van justitie is dan ook van mening dat de vordering van de benadeelde partij dient te worden tot € 204,-, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
8.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft verzocht de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in de vordering. De vordering is niet goed onderbouwd. Daarnaast worden zowel de waarde van de gestolen Samsung S4 als de kosten voor de nieuwe telefoon opgevoerd. Indien deze beide zouden worden toegewezen, gaat de benadeelde partij er op vooruit en dat mag niet. Voorts is de verdediging van mening dat de kosten voor het bellen vanuit het buitenland geen rechtstreekse schade is.
8.3.
Beoordeling
Nu is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij door het bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks materiële schade is toegebracht, zal deze, ondanks de betwisting door de verdachte, gedeeltelijk worden toegewezen. De rechtbank is van oordeel dat niet zowel de waarde van de gestolen telefoon als de kosten voor de nieuwe telefoon dienen te worden vergoed en acht de opgegeven en niet gemotiveerd betwiste waarde van de Samsung S4, te weten € 80,-, toewijsbaar. Daarnaast is de rechtbank van oordeel dat de kosten voor het bellen vanuit het buitenland deels vergoed kunnen worden en acht – op basis van schatting - € 25,- toewijsbaar.
Voor het overige zal de vordering worden afgewezen.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente ten aanzien van de waarde van de Samsung S4 vanaf 23 augustus 2018 en ten aanzien van de telefoonkosten in het buitenland vanaf 6 november 2018.
Nu de vordering van de benadeelde partij gedeeltelijk zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil.
8.4.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij een schadevergoeding betalen van € 105,-, vermeerderd met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld.
Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.

9.Vorderingen tenuitvoerlegging

9.1.
Vonnissen waarvan tenuitvoerlegging wordt gevorderd
Bij vonnis van 30 juni 2017 van de politierechter in deze rechtbank is de verdachte ter zake van het opzettelijk niet voldoen aan een bevel of vordering, krachtens wettelijk voorschrift gedaan door een ambtenaar met de uitoefening van enig toezicht belast, veroordeeld voor zover van belang tot een taakstraf van 60 uren, waarvan een gedeelte groot 30 uren voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar.
De proeftijd is ingegaan op 28 september 2017.
Bij vonnis van 28 maart 2018 van de politierechter in de rechtbank Zeeland-West-Brabant is de verdachte ter zake van een eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, veroordeeld voor zover van belang tot een gevangenisstraf van 1 week voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar.
De proeftijd is ingegaan op 12 april 2018.
9.2.
Standpunt officier van justitie en verdediging
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vorderingen tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde straffen dienen te worden afgewezen, gelet op de geëiste ISD-maatregel. De verdediging is het met de officier van justitie eens dat, indien de rechtbank de geëiste ISD-maatregel zal opleggen, de vorderingen tot tenuitvoerlegging dienen te worden afgewezen.
9.3.
Beoordeling
Het hierboven bewezen verklaarde feit is na het wijzen van de vonnissen en voor het einde van de proeftijden gepleegd. Door het plegen van het bewezen feit heeft de verdachte de aan de vonnissen verbonden algemene voorwaarde, dat hij voor het einde van de proeftijd geen nieuwe strafbare feiten zou plegen, niet nageleefd.
In beginsel kan daarom de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde straffen worden gelast. Nu aan de verdachte de ISD-maatregel zal worden opgelegd en het in het belang van de verdachte is dat er zo snel mogelijk gestart wordt met een behandeling, zal de rechtbank de vorderingen van de officier van justitie tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde straffen afwijzen.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 38m, 38n, 63 en 310 van het Wetboek van Strafrecht.

11.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

12.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte het primair ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
gelast dat de verdachte wordt geplaatst in
een inrichting voor stelselmatige dadersvoor de duur van
2 (twee) jaren;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [naam benadeelde] , te betalen een bedrag van
€ 105,- (zegge: honderdvijf euro), bestaande uit materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover ten aanzien van de waarde van de Samsung S4 vanaf 23 augustus 2018 en ten aanzien van de telefoonkosten vanuit het buitenland vanaf 6 november 2018 tot aan de dag der algehele voldoening;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil;
wijst af het door de benadeelde partij meer of anders gevorderde;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij te betalen
€ 105,-(hoofdsom,
zegge: honderdvijf euro), vermeerderd met de wettelijke rente ten aanzien van de waarde van de Samsung S4 vanaf 23 augustus 2018 en ten aanzien van de telefoonkosten vanuit het buitenland vanaf 6 november 2018 tot aan de dag van de algehele voldoening; beveelt dat bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal van het bedrag van € 105,- vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
2 (twee) dagen; toepassing van de vervangende hechtenis heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd;
wijst af de gevorderde tenuitvoerlegging van de bij vonnis van 30 juni 2017 van de politierechter in deze rechtbank aan de veroordeelde opgelegde voorwaardelijke taakstraf;
wijst af de gevorderde tenuitvoerlegging van de bij vonnis van 28 maart 2018 van de politierechter in de rechtbank Zeeland-West-Brabant aan de veroordeelde opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. A.M.H. Geerars, voorzitter,
en mrs. W.J.M. Diekman en D.Y.A. van Meersbergen, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. D.W.A. Sonneveld-de Raad, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 23 augustus 2018 te Dordrecht een (mobiele) telefoon (Samsung S4), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [naam slachtoffer] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
subsidiair
hij op of omstreeks 23 augustus 2018 te Dordrecht opzettelijk een (mobiele) telefoon (Samsung S4), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [naam slachtoffer] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, en welk goed verdachte anders dan door misdrijf onder zich had, te weten als gevonden voorwerp, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend.