ECLI:NL:RBROT:2019:1635
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Tussentijdse beëindiging van de schuldsaneringsregeling wegens verzwegen alcoholproblematiek
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 14 februari 2019 uitspraak gedaan over de tussentijdse beëindiging van de schuldsaneringsregeling van een schuldenaar. De schuldenaar was op 26 maart 2018 toegelaten tot de schuldsaneringsregeling, maar heeft bij deze toelating zijn alcoholproblematiek verzwegen. De bewindvoerder heeft op 8 januari 2019 verzocht om de schuldsaneringsregeling tussentijds te beëindigen, wat door de rechter-commissaris is goedgekeurd. Tijdens de zitting op 7 februari 2019 heeft de bewindvoerder verklaard dat de schuldenaar al voor de toelating aan de regeling kampte met een alcoholverslaving en psychische problemen, maar dit niet heeft gemeld. De advocaat van de schuldenaar heeft zich verzet tegen het verzoek tot beëindiging, stellende dat er geen sprake was van een verslaving op het moment van toelating.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de schuldenaar ten tijde van de toelating een alcoholverslaving had die niet onder controle was. Dit werd onderbouwd door een arbeidsdeskundig rapport en de verklaring van de schuldenaar zelf. De rechtbank oordeelde dat als de schuldenaar zijn alcoholverslaving had gemeld, de toelating tot de schuldsaneringsregeling waarschijnlijk was afgewezen. De rechtbank heeft daarom besloten de schuldsaneringsregeling te beëindigen op grond van artikel 350, derde lid, onder f, van de Faillissementswet. Tevens is het salaris van de bewindvoerder vastgesteld, maar er zijn geen baten beschikbaar om vorderingen te voldoen, waardoor er geen sprake is van een faillissement van rechtswege.
De uitspraak benadrukt het belang van transparantie over verslavingsproblematiek bij de toelating tot de schuldsaneringsregeling, en dat een verslaving die niet onder controle is, een belemmering vormt voor toelating tot deze regeling.