ECLI:NL:RBROT:2019:1631

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
18 januari 2019
Publicatiedatum
1 maart 2019
Zaaknummer
10/206031-18
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor diefstal met braak (woninginbraak) en gevangenisstraf met bijzondere voorwaarden

Op 18 januari 2019 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte, geboren in Polen, die op 17 oktober 2018 te Bleiswijk een woninginbraak heeft gepleegd. De verdachte heeft zich toegang verschaft tot de woning door middel van braak en heeft daarbij een geldbedrag van € 2.050,00, US dollars, en persoonlijke eigendommen van de bewoners weggenomen. De officier van justitie eiste een gevangenisstraf van 7 maanden, waarvan 2 maanden voorwaardelijk, maar de rechtbank legde een gevangenisstraf op van 120 dagen, waarvan 27 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan diefstal met braak en dat er geen feiten of omstandigheden waren die de strafbaarheid van de verdachte uitsloten. De rechtbank hield rekening met de ernst van het feit, de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, en het recidiverisico. De verdachte had eerder soortgelijke feiten gepleegd en verkeerde in financiële problemen, wat bijdroeg aan zijn daden. De rechtbank besloot tot een gedeeltelijk voorwaardelijke straf, met bijzondere voorwaarden zoals reclasseringstoezicht en verplichtingen om werk te vinden en schulden af te lossen. Daarnaast werden de in beslag genomen goederen, die met het delict waren verkregen, verbeurd verklaard.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10/206031-18
Datum uitspraak: 18 januari 2019
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] (Polen) op [geboortedatum verdachte] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Rotterdam, locatie Hoogvliet,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres Koddeweg 100, 3194 DH Hoogvliet (detentieadres),
raadsvrouw mr. M. van Eck, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 18 januari 2019.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. D.M. Benammar heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 7 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 2 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar en met de bijzondere voorwaarden die zijn vermeld in het reclasseringsrapport van 13 december 2018.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en nadien geen vrijspraak is bepleit. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij op 17 oktober 2018 te Bleiswijk, gemeente Lansingerland een geldbedrag (€ 2.050,00) en US dollars en een Oekraïens rijbewijs op naam van [naam slachtoffer 1] en Oekraïens
epaspoort
enop naam van [naam slachtoffer 1] en [naam slachtoffer 2] ) en een portemonnee en een laptop in een kartonnen doos,
dieaan
anderentoebehoorde
n, te weten aan [naam slachtoffer 1] en [naam slachtoffer 2] en [naam slachtoffer 3] , heeft weggenomen, in/uit een woning gelegen aan de [adres delict] met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

Kwalificatie
De rechtbank is van oordeel dat het bewezen verklaarde feit moet worden gekwalificeerd als één feit (één woninginbraak) en niet als meer feiten, zoals de officier van justitie heeft betoogd. De verdachte heeft zich onbevoegdelijk (door middel van braak) toegang verschaft tot een woning, waar hij verschillende goederen heeft weggenomen. De omstandigheid dat de weggenomen goederen aan verscheidene personen toebehoorden, c.q. uit verscheidene vertrekken in de woning zijn weggenomen maakt niet dat van meer diefstallen moet worden gesproken.
Het bewezen feit levert op:
diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.
Strafbaarheid
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het feit is dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft op klaarlichte dag ingebroken in een woning. Hij heeft daarbij een deur geforceerd met een breekijzer, meerdere kamers doorzocht en een flink geldbedrag en andere persoonlijke eigendommen van de bewoners meegenomen.
Een woning is bij uitstek de plaats waar men zich veilig moet kunnen voelen. Door een woninginbraak wordt een ernstige inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van de bewoners. Tevens ontstaan hierdoor gevoelens van angst en onveiligheid bij buurtbewoners en in de samenleving in het algemeen.
De verdachte heeft kennelijk geen oog gehad voor deze gevolgen, maar zich alleen laten leiden door zijn zucht naar geldelijk gewin.
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 20 december 2018, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld, en meermalen voor soortgelijke feiten (in de periode van 2011 tot en met 2013).
De rechtbank heeft daarnaast acht geslagen op het door Reclassering Nederland over de verdachte opgemaakte rapport, gedateerd 13 december 2018. Dit rapport houdt onder meer het volgende in.
De verdachte is in 2008 vanuit Polen naar Nederland gekomen om hier te werken. Hij heeft onder meer gewerkt als heftruckchauffeur en magazijnmedewerker. In juli 2018 verloor hij zijn baan en het lukte hem daarna niet om nieuw werk te vinden. De verdachte stelt dat het ontberen van (voldoende) inkomen door werk in combinatie met reeds bestaande schulden hem hebben aangezet om het ten laste gelegde feit te plegen. Hij had al langere tijd schulden en hij was bezig met de afbetaling daarvan, maar door het verlies van zijn baan stagneerde dat. Verdachtes totale schuld bedraagt ongeveer € 8.000,-. Deze schuld is op dit moment onder de aandacht van de casemanager van de verdachte in de Penitentiaire Inrichting Hoogvliet (hierna: de PI).
De verdacht wil, evenals zijn vrouw en dochters die al zijn teruggegaan, terugkeren naar Polen. Hij wil echter in Nederland blijven totdat hij zijn schulden heeft afbetaald en wil in verband daarmee een nieuwe baan vinden.
Het recidiverisico wordt ingeschat als gemiddeld. Ingeschat wordt dat dit risico kan verminderen tot laag als de verdachte een positieve verandering in zijn situatie weet te bewerkstellingen door het verkrijgen van werk en daarmee een (gemiddeld) inkomen genereert. De reclassering acht het gelet hierop aangewezen dat de verdachte in het kader van een verplicht reclasseringstoezicht wordt begeleid op het gebied van dagbesteding (werk) en financiën (inkomen en schulden).
De reclassering adviseert daarom om een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met als bijzondere voorwaarden: een meldplicht, de verplichting om zich laten begeleiden naar werk, een opleiding of een andere zinvolle dagbesteding en deze te behouden en de verplichting om mee te werken aan het aflossen van zijn schulden en het treffen van een afbetalingsregeling.
De verdachte heeft ook op de zitting verklaard dat hij zich wil inzetten voor het vinden van werk en het aflossen van zijn schulden, die volgens hem op dit moment nog ongeveer € 3.500,- bedragen. Hij heeft verklaard dat hij vanuit de PI, met hulp van een maatschappelijk werker, heeft gesolliciteerd naar een baan als steigerbouwer. De reactie op deze sollicitatie heeft de verdachte op de zitting overgelegd en daaruit komt naar voren dat hij kennelijk op korte termijn zicht heeft op een baan als steigerbouwer bij het desbetreffende bedrijf. Ook heeft de verdachte een verklaring van de leidinggevende werkmeester in de PI overgelegd. Daaruit komt naar voren dat de verdachte zich in de PI heeft ingezet voor zijn werkzaamheden daar en ook een tweetal certificaten heeft behaald. De rechtbank weegt een en ander mee in het voordeel van de verdachte.
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van het feit kan daarop niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op de ernst van dit feit en de straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd.
Nu de reclassering begeleiding en bijzondere voorwaarden noodzakelijk acht om het recidiverisico te verminderen, zal de rechtbank een deel van de voorgenomen straf voorwaardelijk opleggen, met de voorwaarden die hierna worden genoemd. Dit voorwaardelijke strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen. De rechtbank ziet aanleiding om het onvoorwaardelijke deel van de straf te beperken tot de tijd die de verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf, waaronder de hieronder besproken verbeurdverklaring, passend en geboden.

8.In beslag genomen voorwerpen

Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de in beslag genomen personenauto, kleding, schoenen en munten verbeurd te verklaren, omdat de verdachte deze goederen heeft aangeschaft met het bij de woninginbraak weggenomen geld.
Beoordeling
De in beslag genomen personenauto, kleding, schoenen en munten betreffen voorwerpen die aan de verdachte toebehoren of die hij geheel of ten dele ten eigen bate kan aanwenden en die hij zijn geheel of grotendeels door middel van het bewezen verklaarde strafbare feit heeft verkregen. Deze voorwerpen zullen daarom als bijkomende straf worden verbeurd verklaard.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 33, 33a en 311 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 120 (honderdtwintig) dagen;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot
27 (zevenentwintig) dagenniet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op 2 jaar;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd een bijzondere voorwaarde niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde:
- de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
stelt als bijzondere voorwaarden:
de veroordeelde zal zich melden bij Reclassering Nederland, zo lang en zo vaak als die reclasseringsinstelling noodzakelijk vindt;
de veroordeelde zal zich laten begeleiden naar werk, een opleiding of een andere zinvolle dagbesteding en zet zich in voor het behoud hiervan;
de veroordeelde werkt mee aan het aflossen van zijn schulden en het treffen van een afbetalingsregeling;
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden
- de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
- de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
beslist ten aanzien van de voorwerpen, geplaatst op de lijst van inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, als volgt:
- verklaart verbeurd als bijkomende straf: de op deze lijst vermelde personenauto, kleding, schoenen en munten;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte met ingang van heden.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. J.L.A.J. Peters, voorzitter,
en mrs. J.A.M.J. Janssen-Timmermans en M.M. Dolman, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. A.K. van Zanten, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 17 oktober 2018 te Bleiswijk, gemeente
Lansingerland
een geldbedrag (€ 2050,00) en/of 40 US dollars en/of een (Oekraïens)
rijbewijs (op naam van [naam slachtoffer 1] ) en/of een (Oekraïens) paspoort
(op naam van [naam slachtoffer 1] en/of [naam slachtoffer 2] ) en/of een
portemonnee en/of een laptop in een kartonnen doos, in elk geval enig
goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan
[naam slachtoffer 1] en/of [naam slachtoffer 2] en/of [naam slachtoffer 3] ,
heeft weggenomen, in/uit een woning (gelegen aan de [adres delict]
)
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,
terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft
verschaft en/of dat/die weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft
gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;