ECLI:NL:RBROT:2019:1589
Rechtbank Rotterdam
- Mondelinge uitspraak
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van beroep wegens termijnoverschrijding en bewijs van ontvangst
Op 22 februari 2019 heeft de Rechtbank Rotterdam een mondelinge uitspraak gedaan in de zaak tussen een eiser en de Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat, Agentschap Telecom. De eiser was niet verschenen, terwijl de verweerder zich had laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden, mr. M. Morssink en R.H. Wierenga. De rechtbank heeft onmiddellijk na de sluiting van het onderzoek ter zitting uitspraak gedaan.
De zaak betreft de vraag of de eiser tijdig beroep heeft ingesteld tegen een bestreden besluit van 21 juni 2018. De rechtbank heeft vastgesteld dat het bestreden besluit aangetekend is verzonden en op 22 juni 2018 op het adres van de eiser is bezorgd, waarbij een handtekening of paraaf is gezet. De rechtbank oordeelt dat de stelling van de eiser dat het besluit hem niet heeft bereikt, onvoldoende is om aan te nemen dat het besluit niet op zijn adres is bezorgd.
De rechtbank heeft verder overwogen dat het feit dat de handtekening of paraaf de eiser niet bekend voorkomt, niet afdoet aan de ontvangst. Ook de vermelding van een andere naam op de ontvangstbevestiging heeft hier geen invloed op. Gezien deze omstandigheden heeft de rechtbank geconcludeerd dat de eiser te laat beroep heeft ingesteld en dat er geen redenen zijn om de termijnoverschrijding te negeren. Daarom is het beroep niet-ontvankelijk verklaard. Er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.
Deze uitspraak is openbaar gedaan door mr. J.H. de Wildt, rechter, in aanwezigheid van R.P. Evegaars, griffier. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken hoger beroep worden ingesteld bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven.