In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 21 februari 2019 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van openlijke geweldpleging. De verdachte, geboren in Polen en ingeschreven in de basisregistratie op een adres in Nederland, werd bijgestaan door zijn raadsman, mr. E. Janse. De officier van justitie, mr. J.B. Wooldrik, had gevorderd tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde en een taakstraf van 80 uren, subsidiair 40 dagen hechtenis. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 26 augustus 2016 in Rotterdam, in het Museumpark, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een slachtoffer. Dit geweld bestond uit het slaan en schoppen van het slachtoffer, wat leidde tot verwondingen aan het slachtoffer. De verdediging voerde aan dat de verdachte handelde uit noodweer, maar de rechtbank verwierp dit verweer, omdat de feiten niet aannemelijk waren gemaakt. De rechtbank oordeelde dat de verdachte en zijn medeverdachten de confrontatie met het slachtoffer actief zochten en dat het beroep op noodweer niet kon worden gehonoreerd. De rechtbank concludeerde dat de verdachte strafbaar was en legde een voorwaardelijke taakstraf op van 40 uren, met een proeftijd van 2 jaar. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn leeftijd en het feit dat hij niet eerder was veroordeeld voor soortgelijke feiten. De rechtbank besloot dat de taakstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de verdachte zich niet aan de voorwaarden houdt.