ECLI:NL:RBROT:2019:1579
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Vrijspraak van poging tot zware mishandeling in Rotterdam
Op 7 februari 2019 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, geboren te Curaçao, die werd beschuldigd van poging tot zware mishandeling. De zaak is behandeld in meervoudige kamer voor strafzaken, waarbij de rechtbank op basis van het onderzoek tijdens de terechtzittingen van 18 mei 2018 en 7 februari 2019 tot haar oordeel kwam. De officier van justitie, mr. E.M. Harbers, heeft gevorderd dat de verdachte wordt vrijgesproken van het ten laste gelegde. De rechtbank heeft, in overeenstemming met de officier van justitie en de verdediging, geoordeeld dat het ten laste gelegde niet wettig en overtuigend is bewezen. Hierdoor werd de verdachte vrijgesproken van de beschuldiging.
Daarnaast heeft een benadeelde partij zich gevoegd in de procedure met een vordering tot schadevergoeding van € 385,- voor niet-vergoede zorgkosten. De rechtbank heeft de benadeelde partij echter niet-ontvankelijk verklaard in de vordering, omdat aan de verdachte geen straf of maatregel is opgelegd. De rechtbank heeft ook beslist dat de benadeelde partij de kosten van de verdediging van de verdachte moet vergoeden, welke kosten op nihil zijn begroot.
De rechtbank heeft in haar beslissing vastgelegd dat de verdachte niet schuldig is aan het ten laste gelegde feit en heeft de vordering van de benadeelde partij afgewezen. Dit vonnis is uitgesproken op de openbare terechtzitting van de rechtbank op 7 februari 2019.