ECLI:NL:RBROT:2019:1579

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
7 februari 2019
Publicatiedatum
28 februari 2019
Zaaknummer
10/742161-16
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van poging tot zware mishandeling in Rotterdam

Op 7 februari 2019 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, geboren te Curaçao, die werd beschuldigd van poging tot zware mishandeling. De zaak is behandeld in meervoudige kamer voor strafzaken, waarbij de rechtbank op basis van het onderzoek tijdens de terechtzittingen van 18 mei 2018 en 7 februari 2019 tot haar oordeel kwam. De officier van justitie, mr. E.M. Harbers, heeft gevorderd dat de verdachte wordt vrijgesproken van het ten laste gelegde. De rechtbank heeft, in overeenstemming met de officier van justitie en de verdediging, geoordeeld dat het ten laste gelegde niet wettig en overtuigend is bewezen. Hierdoor werd de verdachte vrijgesproken van de beschuldiging.

Daarnaast heeft een benadeelde partij zich gevoegd in de procedure met een vordering tot schadevergoeding van € 385,- voor niet-vergoede zorgkosten. De rechtbank heeft de benadeelde partij echter niet-ontvankelijk verklaard in de vordering, omdat aan de verdachte geen straf of maatregel is opgelegd. De rechtbank heeft ook beslist dat de benadeelde partij de kosten van de verdediging van de verdachte moet vergoeden, welke kosten op nihil zijn begroot.

De rechtbank heeft in haar beslissing vastgelegd dat de verdachte niet schuldig is aan het ten laste gelegde feit en heeft de vordering van de benadeelde partij afgewezen. Dit vonnis is uitgesproken op de openbare terechtzitting van de rechtbank op 7 februari 2019.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam
Team straf 1
Parketnummer: 10/742161-16
Datum uitspraak: 7 februari 2019
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:

[naam verdachte] ,

geboren te Curaçao op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte] , [woonplaats verdachte] ,
raadsman mr. T. den Haan, advocaat te Amsterdam.

Onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van
18 mei 2018 en van 7 februari 2019.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. E.M. Harbers heeft gevorderd dat de verdachte wordt vrijgesproken van het ten laste gelegde.

Waardering van het bewijs

Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het ten laste gelegde niet wettig en overtuigend is bewezen, zodat de verdachte daarvan zonder nadere motivering zal worden vrijgesproken.

Vordering benadeelde partij

Als benadeelde partij heeft zich ter zake van het ten laste gelegde feit in het geding gevoegd: [naam benadeelde] . De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 385,- aan materiële schade bestaande uit niet-vergoede zorgkosten.
De benadeelde partij zal in de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard, nu aan de verdachte geen straf of maatregel is opgelegd en artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht geen toepassing heeft gevonden.
In deze procedure wordt over de gevorderde schadevergoeding dus geen inhoudelijke beslissing genomen. De benadeelde partij wordt veroordeeld in de kosten die de verdachte heeft gemaakt ter verdediging tegen deze vordering. Deze kosten worden begroot op nihil.

Bijlage

De in dit vonnis genoemde bijlage maakt deel uit van dit vonnis.

Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering;
veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt, en begroot deze kosten op nihil.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. J.H. Janssen, voorzitter,
en mrs. L. Daum en J.M.L. van Mulbregt, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. F.M.H. van Mullekom, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 7 februari 2019.
Bijlage I

Tekst tenlastelegging

Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat:
zij op of omstreeks 13 februari 2016 te Rotterdam aan [naam slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten een of meer steek- en/of snijverwondingen in het gezicht met blijvend ontsierende littekens tot gevolg, heeft toegebracht door (met kracht) met een glazen voorwerp in het gezicht van die [naam slachtoffer] te steken/snijden/slaan;
Subsidiair, voorzover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
zij op of omstreeks 13 februari 2016 te Rotterdam ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [naam slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen (met kracht) met een glazen voorwerp in het gezicht van die [naam slachtoffer] heeft
gestoken/gesneden/geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.