Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1.Het verloop van de procedure
- het verzoekschrift, ontvangen op 11 januari 2019, houdende een verzoek tot vergoeding inzake onregelmatige opzegging, de transitievergoeding en een billijke vergoeding in verband met een ongeldig ontslag op staande voet, met producties;
- het verweerschrift, ontvangen op 29 januari 2019, tevens (voorwaardelijk) verzoek tot ontbinding ex art. 7:671b lid 1 sub a jo. art. 7:669 lid 1 en lid 3 onder e, subsidiair sub g BW, tevens houdende een verzoek tot toekenning van de gefixeerde schadevergoeding met producties;
- de pleitaantekeningen en tevens verweer van [verzoeker] .
2.De vaststaande feiten
3.Het verzoek en de grondslag daarvan
4.Het verweer en het zelfstandig tegenverzoek
5.De beoordeling
valse ziekmelding en hetgeen daarmee samenhangt’, maar in de ontslagbrief is ook toegelicht dat er een onderzoek naar zijn arbeidsongeschiktheid is verricht naar aanleiding van de aandeelhoudersvergadering van 24 september 2018. Door [verzoeker] is niet weersproken dat tijdens deze vergadering is gesproken over zijn arbeidsongeschiktheid en over de problemen die [verweerster] mede hierdoor heeft. Evenmin is door [verzoeker] weersproken dat de twijfels over de arbeidsongeschiktheid tijdens de aandeelhouders vergadering zijn besproken. Gelet hierop had het [verzoeker] voldoende duidelijk moeten zijn dat deze omstandigheden en in het bijzonder de bedrieglijke voorstelling van zaken door [verzoeker] tegen de achtergrond van een in zwaar weer verkerende gezamenlijke onderneming, mede ten grondslag lagen aan zijn ontslag
.Gelet hierop wordt [verzoeker] niet gevolgd in zijn stelling dat uit de ontslagbrief blijkt dat het ontslag alleen zag op de valse ziekmelding op 24 april 2018. Op grond van het voorgaande kan niet geoordeeld worden dat het [verzoeker] niet duidelijk was waartegen hij zich te verweren had
.