7.11Vraag 10 – Opmerkingen
Hebt u voor het overige nog opmerkingen waarvan u het zinvol acht dat de rechtbank hiervan kennis neemt?
Geconcludeerd kan worden dat, los van de oorzaak van drukopbouw, de leiding ter plaatse van de Viking Johnson koppeling verschoven is. Dit betekent dat de ondersteuning van het leidingsysteem niet opgewassen was tegen het krachtenspel dat heeft plaatsgevonden hetgeen het ongeval heeft veroorzaakt.
In de regelgeving wordt voorgeschreven dat de ondersteuning voldoende moet zijn. Echter, duidelijke richtlijnen ontbreken tot op de dag van vandaag in de wet- en regelgeving betrekking hebbende op de binnenvaart. Het verdient aanbeveling dat er in de toekomst duidelijker voorschriften op schrift worden gesteld met betrekking tot de ondersteuning van leidingsystemen op binnenvaartschepen.
[..]”
Uit het proces-verbaal van nader verhoor over zijn rapport:
“Vraag 1
Druk die de wormpomp in het schip genereert levert statische druk in het leidingstelsel. Bij vermindering van het vloeistofdebiet, door het beginnen dicht te lopen van een afsluiter in de walleiding, ontstaat er eerst een versnelling van de vloeistof in de resterende opening, zonder drukverhoging, en vervolgens drukverhoging aan de zijde van de afsluiter waar de druk vandaan komt, vanaf het schip. Die drukverhoging zoekt een uitweg in het leidingstelsel, zowel het leidingstelsel aan de wal als dat aan boord van het schip.
In het rapport van Deltares wordt gesteld dat de drukverhoging pas na 160 seconden optreedt. Voor zover ik het kan beoordelen ben ik het daarmee eens, gezien de grootte van de diameter van de walleiding en de in de verhouding daarmee geringe diameter van het leidingstelsel aan boord van het schip. Eerst zal dus een versnelling van de vloeistof plaatsvinden bij de dichtlopende afsluiter en pas na 160 seconden drukverhoging aan de scheepszijde van die afsluiter.
Ik kan over het optreden van de druk aan de scheepszijde van de afsluiter geen gefundeerd antwoord geven.
[..]
De testdruk van het leidingstelsel van het schip wordt niet dynamisch maar statisch opgebouwd. Indien een schip is getest op 15 bar wil dat zeggen dat het schip geschikt is voor een statische druk van die omvang. Ik verwacht dat een drukgolf als die welke ontstaat door het dichtlopen van een afsluiter tijdens het pompen van lading vanuit het schip een dynamische drukgolf oplevert. Het kan zijn dat al schade aan het leidingstelsel van het schip ontstaat bij een geringere dynamische druk dan 15 bar. Ik weet niet hoe groot de druk door de onderhavige drukgolf zal zijn geweest.
Als ik over een drukgolf spreek in dit verband, bedoel ik een drukgolf vanaf een dichtlopende afsluiter in de richting van het schip, dus tegen de richting van de uitgepompte lading in. De drukverhoging ontstaat bij de afsluiter en komt dus steeds dichter bij het schip en vervolgens in het leidingstelsel van het schip. Op die dynamische tegendruk is het leidingstelsel van het schip niet getest. De aldus ontstane totale druk van de druk die de pomp genereert en de tegendruk, kan groter zijn dan de druk die de pomp genereert.
[..]
De regels van Lloyds Register schrijven voor dat bij het testen van het leidingstelsel van een tankschip dat leidingstelsel vervuld dient te worden met water en dat vervolgens langzaam de druk dient te worden opgevoerd totdat de vereiste testdruk is bereikt. Ik weet niet hoe lang zo'n leidingstelsel die testdruk moet doorstaan. Er is daarbij dus geen sprake van een ladingpomp die lading door het leidingstelsel pompt, evenmin van een tegendruk die ontstaat door het blokkeren van die ladingstroom. Daarom spreek ik van een statische druk bij het testen van een leidingstelsel.
Inderdaad hebben de veiligheidsinrichtingen aan boord van het schip enige tijd nodig om te reageren voordat deze volledig functioneren. Die reactietijd verschilt naar gelang de aard van de veer van de veiligheidsklep. Ik kan niet aanduiden hoe lang zodanige tijd om te reageren is geweest. Ik ken de veiligheidskleppen van de "Atlantic Carrier" niet.
[..]
Ik ben het ermee eens dat tijdens het sluiten van de walafsluiter de druk in het gecombineerde leidingsysteem van de wal en het schip resulteert in het liften van de veiligheidskleppen aan boord van het schip.
Ik heb alleen gekeken naar veiligheidskleppen ter bescherming van de pompen aan boord van het schip. Ik weet niet of er ook beveiliging aan boord van het schip is ten aanzien van druk in de leiding die kan ontstaan wanneer lading vanaf de wal aan boord van het schip wordt gepompt. Mijn verklaring van vandaag ziet dus alleen op de veiligheidskleppen aan boord van het schip die de bescherming van de pomp betreffen. Inderdaad zullen indien de veiligheidskleppen van de pompen van het schip onvoldoende afblaascapaciteit hebben onderdelen van de pomp van het schip uit elkaar vallen.
De heer Grcev verklaart dat BP in haar brief van 14 april 2015 met "afwijkende of onvoldoende afblaascapaciteit" bedoelt: minder dan voorgeschreven overstortcapaciteit. Van die uitleg uitgaande, zal de pomp druk blijven opbouwen in het systeem en zullen onderdelen van de pomp uit elkaar vallen. Het is niet zo dat alleen onderdelen van de pomp uit elkaar kunnen vallen, maar ook andere onderdelen van het leidingstelsel aan boord van het schip. Als gezegd heb ik geen onderzoek gedaan naar andere veiligheidsmaatregelen in het leidingstelsel. Er kunnen nog enkele terugslagkleppen in dat leidingstelsel hebben gezeten, maar dat weet ik niet.
Mijn onderzoek betrof een motortankschip van het type N2.2: ladingtank gesloten. Die N staat voor type N vloeistoffen als bedoeld in het ADN. De ene 2 duidt op een gesloten leidingstelsel, waarbij alleen op de gasretourleiding ventielen zijn aangebracht voor het afblazen van overdruk aan lucht. De andere 2 duidt op geïntegreerde ladingtanks. Uitgaande van het type N2.2 zullen er dus afblaasventielen op de gasretourleiding hebben gezeten.
Ik herhaal dat ik niet het gehele leidingsysteem van het schip heb onderzocht. Ik ben ervan uit gegaan dat het betreffende schip voldoet aan de klasse eisen als omschreven in mijn opdracht.
Vraag 3
Ik heb op 30 januari 2014 navraag gedaan bij Bureau Veritas (BV) naar de testdruk die voor het schip gold. Ik heb gesproken met mevrouw L. den Haan van BV. Mevrouw Den Haan vertelde dat het schip in 1988 in Klasse is gekomen bij BV en dat het laatste klasse-certificaat dateert van 2003. Volgens mevrouw Den Haan was het leidingstelsel van het schip voor het laatst getest in 2003. In productie 11 bij conclusie van antwoord [in conventie; rechtbank], enclosure M, staat een vermelding onder Visa No. 2 dat BV op 13 juli 2006 nog naar het schip heeft gekeken, maar bij die gelegenheid zal het leidingstelsel niet op druk zijn getest.
Waar ik op bladzijde 14 van mijn rapport schrijf dat het schip was voorzien van een geldig klasse-certificaat en dat daarom het leidingstelsel aan boord van het schip aan een druk van 15 bar zou voldoen, ben ik ervan uitgegaan dat die kwaliteit sedert het testen in 2003 in stand is gebleven. Het ware juister indien ik daarbij zou hebben gezegd dat de aanwezigheid van het geldige klasse-certificaat inhoudt dat ten tijde van het afgeven van dat certificaat het schip c.q. het leidingstelsel aan die vereisten voldeed.
Indien een leidingstelsel wordt getest op 15 bar wil dat zeggen dat er maximaal 15 bar druk op die leiding wordt gezet voor het testen. Die test wordt gedaan, als gezegd, door de leiding vol te zetten en vervolgens de druk op te bouwen. Getest op 15 bar betekent dus niet meer of anders dan dat die leiding die test heeft doorstaan. Het zegt niks over eventuele vervorming of schade aan het leidingstelsel bij een druk hoger dan 15 bar.
Viking-Johnson koppelingen waren ook nog in 2007 toegestaan aan boord van tankschepen met de onderhavige classificatie. Een Viking-Johnson koppeling kan een statische druk doorstaan van meer dan 15 bar. Een dergelijke koppeling is niet geschikt voor axiale krachten. Een dynamische drukgolf zou een Viking-Johnson koppeling ook moeten kunnen doorstaan mits deze niet leidt tot axiale krachten. Die axiale krachten moeten worden beteugeld door de ondersteuning van de Viking-Johnson koppeling, respectievelijk door de bevestigingen van het leidingstelsel.
Er zijn geen voorschriften over de hoeveelheid kN die door de ondersteuningen of de bevestigingen van het leidingstelsel moet kunnen worden opgevangen. Ik wet dat ook niet.
[..]
Inderdaad zijn er geen regels over het verschil tussen instelling van de overstortventielen van de stuurboord- respectievelijk de bakboord-pomp.
[..]
Bij het testen van het leidingstelsel wordt het gehele leidingstelsel met inbegrip van alle appendages op de testdruk, in dit geval 15 bar, getest. Door die drukopbouw wordt in feite ook axiale kracht op het leidingstelsel uitgeoefend, omdat de drukopbouw leidt tot expansie. Hert gaat dan weliswaar niet om dynamische krachten maar dus wel om expansie- en axiale krachten. In feite wordt dus door het leidingstelsel onder statische druk te zetten, ook de ondersteuning van het leidingstelsel en de ophanging en bevestiging ervan getest, dus ook van de Viking-Johnson koppeling.
Indien het leidingstelsel aan alle formele vereisten bij een testdruk van 15 bar voldoet, voldoet dus ook de ondersteuning van het leidingstelsel aan een dergelijke testdruk.
Ten tijde van het afgeven van het klasse-certificaat zal het leidingstelsel van de “Atlantic Carrier” dus hebben voldaan aan de testdruk van 15 bar. Aangenomen dat alle voorschriften voor het in stand houden van het leidingstelsel op die kwaliteit zijn nageleefd, zal het leidingstelsel dus ook tan tijde van het ongeval aan die vereisten hebben voldaan.
Inderdaad concludeer ik, uitgaande van die naleving van de voorschriften, dat de krachten die na het sluiten van de walafsluiter zijn ontstaan groter moeten zijn geweest dan de belastingen waarvoor het schip is ontworpen en geschikt behoorde te zijn. Het gaat om de krachten die op de leiding zijn uitgeoefend, waardoor de leiding is verplaatst. Hoe groot die druk ter plekke is geweest kan ik niet aangeven. Het is mogelijk dat die druk geringer is geweest dan 15 bar. Daarbij merk ik op dat gezien de statische druk die bij het testen wordt toegepast, ook al zitten daar expansie- en axiale krachten bij, niet voldoende is om ook alle dynamische krachten die kunnen ontstaan bij incidenten bij lossing of lading van de betreffende vloeistof worden getest. Daarover heb ik dan ook een aanbeveling gedaan in mijn rapport.
Ik ben nooit aan boord geweest van de "Atlantic Carrier" en ik heb geen onderzoek gedaan aan enig onderdeel van dat schip. Het leek mij niet nodig het schip zelf te onderzoeken, mede omdat het ongeval al lang geleden was gebeurd.”
2.6.3.Uit het rapport van deskundige Borst en zijn toelichtingen ter comparitie is duidelijk geworden dat bij het onderzoek en de classificatie van het leidingstelsel van een motortankschip als de ‘Atlantic Carrier’ voor de beoordeling of het schip aan de vereisten van de staat waar het schip is ingeschreven, de ADN(R) en het classificatiebureau voldoet, het leidingstelsel (slechts) op statische druk wordt getest, niet op dynamische krachten of drukgolven. Uit de rapportage van de deskundige Borst blijkt dat de ten tijde van het voorval geldende voorschriften niet meebrachten dat het leidingstelsel ook op dynamische krachten of drukgolven werd getest en dat het daartegen bestand diende te zijn.
Uit het rapport van deskundige Borst en zijn toelichtingen ter comparitie is derhalve duidelijk geworden dat ook indien het leidingstelsel van de ‘Atlantic Carrier’ voldeed aan alle voorschriften en bestand was tegen de daarbij behorende (statische) krachten of druk, daarmee nog niet gezegd kan worden dat het leidingstelsel ook diende te voldoen aan en daadwerkelijk bestand was tegen dynamische krachten of drukgolven, ook niet indien die dynamische krachten of drukgolven in barg geringer zijn dan de (statische) testdruk van 15 barg waarop het leidingstelsel was getest.
2.6.4.Uit het rapport van deskundige Den Burger , die daarbij het rapport van Deltares (productie 15 van Atlantic) min of meer bevestigt, wordt duidelijk dat door het dichtgaan van de afsluiter V 106, terwijl de verdringerpompen van de ‘Atlantic Carrier’ bleven draaien, dynamische krachten of drukgolven in het leidingstelsel van de ‘Atlantic Carrier’ zijn ontstaan. Op dergelijke krachten is het leidingstelsel van het schip dus niet beproefd en daartegen behoefde het niet bestand te zijn om aan de voorschriften te voldoen.
2.6.5.Daarom kan niet de conclusie worden getrokken dat (een motortankschip als) de ‘Atlantic Carrier’ ten tijde van het voorval bestand behoorde te zijn tegen de (dynamische) krachten of drukgolven die ontstaan indien tijdens de lossing, terwijl de verdringerpompen doordraaien, een walafsluiter zoals de V 106 onaangekondigd dicht gaat.
2.6.6.De omstandigheid dat deskundige Borst in zijn rapport (bij de beantwoording van de eerste vraag) concludeerde dat de ‘Atlantic Carrier’ drukverhoging door het dichtgaan van een walafsluiter, zoals walafsluiter V 106, (wel) had moeten kunnen opvangen, maakt het vorenstaande niet anders. Uit het rapport van deskundige Borst en zijn toelichting ter comparitie blijkt, immers, dat de deskundige daarbij geen rekening heeft gehouden met dynamische krachten of drukgolven.
2.6.7.Daarom oordeelt de rechtbank dat niet is aangetoond dat de ‘Atlantic Carrier’ ingevolge de voorschriften geschikt behoorde te zijn om de door het onaangekondigd (en al dan niet plotseling) dichtgaan van een walafsluiter, zoals afsluiter V 106, ontstane overdruk op te vangen.
2.6.8.Waar in dezen de bewijslast in de zin van het bewijsrisico bij BP ligt, betekent het vorenstaande dat niet geoordeeld kan worden dat Atlantic aansprakelijk is voor de door BP gestelde schade omdat de ‘Atlantic Carrier’ ingevolge de voorschriften geschikt behoorde te zijn om de door het onaangekondigd (en al dan niet plotseling) dichtgaan van een walafsluiter, zoals afsluiter V 106, ontstane overdruk op te vangen, maar dat niet bleek te zijn.