Op 11 januari 2019 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 17 november 2018 een woninginbraak heeft gepleegd in Oud-Beijerland. De verdachte heeft bekend de inbraak alleen te hebben gepleegd, maar de rechtbank heeft bewezen geacht dat hij dit samen met een of meerdere anderen heeft gedaan. Dit werd ondersteund door het aantreffen van een schoenspoor in de woning dat niet van de verdachte afkomstig was, en het feit dat slechts een deel van de buit bij de verdachte is aangetroffen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes maanden, waarbij rekening is gehouden met de ernst van het feit en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder eerdere veroordelingen in het buitenland voor diefstal.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de inbraak in de woning ernstige gevolgen heeft gehad voor de slachtoffers, die zich onveilig voelen in hun eigen huis. De verdachte heeft door zijn handelen veel onrust en verdriet veroorzaakt. De rechtbank heeft ook de vordering van de benadeelde partij beoordeeld, maar deze niet-ontvankelijk verklaard wegens onvoldoende onderbouwing. De rechtbank heeft de verdachte ook veroordeeld in de kosten van de benadeelde partij, die op nihil zijn begroot. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer voor strafzaken, waarbij de jongste rechter niet in staat was het vonnis mede te ondertekenen.