ECLI:NL:RBROT:2019:138

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
11 januari 2019
Publicatiedatum
10 januari 2019
Zaaknummer
7093969 \ CV EXPL 18-30994
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Zaakwaarneming door politie en wanprestatie bij noodafdichting van etalageruit

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 11 januari 2019 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser, handelend onder de naam [handelsnaam], en de besloten vennootschap Uniglas B.V. De eiser vorderde schadevergoeding van Uniglas wegens wanprestatie, nadat Uniglas op verzoek van de politie een noodafdichting had aangebracht aan de etalageruit van zijn winkel, die was ingegooid tijdens een inbraakpoging. De eiser stelde dat de werkzaamheden niet goed waren uitgevoerd, wat had geleid tot schade aan het kunststof kozijn van de winkel. Uniglas voerde aan dat de werkzaamheden naar behoren waren uitgevoerd en dat de eiser niet had onderbouwd dat de schade aan het kozijn alleen kon worden hersteld door het gehele kozijn te vervangen.

De kantonrechter oordeelde dat er een overeenkomst tot stand was gekomen tussen de eiser en Uniglas, waarbij Uniglas de opdracht had gekregen om de etalageruit af te dichten. De rechter concludeerde dat Uniglas de werkzaamheden op de juiste manier had uitgevoerd en dat de eiser onvoldoende had aangetoond dat de gekozen methode van noodafdichting niet de juiste was. De vordering van de eiser tot schadevergoeding werd afgewezen, terwijl de vordering van Uniglas in reconventie tot betaling van de factuur van € 267,19 werd toegewezen. De rechter oordeelde ook dat de eiser in de proceskosten moest worden veroordeeld, aangezien hij in het ongelijk was gesteld.

De uitspraak benadrukt het belang van een goede onderbouwing van vorderingen in civiele procedures, vooral wanneer het gaat om schadevergoeding en de uitvoering van overeenkomsten. De kantonrechter wees erop dat de eiser niet had aangetoond dat er een minder ingrijpende oplossing mogelijk was voor de schade aan het kozijn, wat zijn vordering verder ondermijnde.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 7093969 \ CV EXPL 18-30994
uitspraak: 11 januari 2019
vonnis van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam,
in de zaak van
[eiser], h.o.d.n. [handelsnaam] ,
wonende te [woonplaats eiser] ,
eiser in conventie, verweerder in reconventie,
gemachtigde: mr. S.C.M. Suijkerbuijk, werkzaam bij De Rechtsagent B.V.,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Uniglas B.V.,
gevestigd te Groningen,
gedaagde in conventie, eiseres in reconventie,
gemachtigde: Landelijke Associatie van Gerechtsdeurwaarders Groningen.
Partijen worden hierna aangeduid als “ [eiser] ” en “Uniglas”.

1.Het verloop van de procedure

Het verloop van de procedure volgt uit de volgende processtukken, waarvan de kantonrechter kennis heeft genomen:
  • het exploot van dagvaarding van 17 juli 2018, met producties;
  • de conclusie van antwoord in conventie, tevens conclusie van eis in reconventie, met producties;
  • de conclusie van repliek in conventie, tevens antwoord in reconventie, met productie;
  • de conclusie van dupliek in conventie, tevens conclusie van repliek in reconventie;
  • de conclusie van dupliek in reconventie.
De kantonrechter heeft de uitspraak van dit vonnis bepaald op heden.

2.De vaststaande feiten

2.1.
[eiser] exploiteert aan de [adres winkel] een winkel met tabaksproducten (hierna: de winkel). In de nacht van 15 op 16 februari 2018 is een etalageruit van de winkel ingegooid bij een poging tot inbraak.
2.2.
Uniglas heeft op 16 februari 2018, in de nacht van vrijdag op zaterdag, van de Politie Rotterdam (hierna: de politie) een melding ontvangen om de kapotte etalageruit van de winkel af te dichten. Uniglas heeft vervolgens contact opgenomen met een bedrijf ter plaatse om de noodafdichting te plaatsen. De noodafdichting bestond uit een houtenplaat die met acht schroeven was vastgemaakt aan het kunststof kozijn.
2.3.
Bij factuur van 5 maart 2018 heeft Uniglas [eiser] verzocht om binnen 14 dagen de kosten van de noodafdichting te voldoen ten bedrage van in totaal € 267,19.
2.4.
Bij brief van 16 april 2018 heeft [eiser] Uniglas bericht dat hij niet gehouden is om de factuur van 5 maart 2018 te voldoen. Daarnaast heeft [eiser] Uniglas aansprakelijk gesteld voor de aan het kozijn ontstane schade door het aanbrengen van de houten plaat met schroeven in het kunststof kozijn.
2.5
Uniglas heeft aansprakelijk voor de schade aan het kunststof kozijn van de hand gewezen.

3.Het geschil in conventie

3.1.
[eiser] heeft bij dagvaarding gevorderd bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, Uniglas te veroordelen aan hem te betalen € 1.689,16 aan hoofdsom en € 2,68 aan verschenen rente (over de periode 14 juni 2018 tot en met 12 juli 2018), te vermeerderen met de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW over € 1.689,16 vanaf 13 juli 2018 tot aan de dag van algehele voldoening. Tevens heeft [eiser] gevorderd om Uniglas te veroordelen in de kosten van de procedure en de nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente over de volledige proceskosten.
3.2.
[eiser] heeft het volgende aan zijn vordering ten grondslag gelegd. De politie heeft uit hoofde van zaakwaarneming Uniglas de opdracht gegeven om een noodafdichting aan te brengen aan de winkel. Er is toen een aanneemovereenkomst ontstaan. De wijze waarop de houten plaat is aangebracht heeft echter meer schade aangericht dan het heeft voorkomen. Door het boren van de gaten in het kozijn moet dit kozijn geheel worden vervangen. Hierdoor heeft Uniglas niet als goed opdrachtnemer gehandeld en is zij op grond van wanprestatie aansprakelijk voor de gevolgen hiervan.
De gaten in het kozijn kunnen niet hersteld worden, maar het gehele kozijn moet vervangen worden. Volgens de offerte van [bedrijf] bedragen de kosten hiervan € 1.689,16.
3.3.
Uniglas heeft tot afwijzing van de vordering in conventie geconcludeerd en daartoe het volgende aangevoerd. De werkzaamheden zijn naar behoren uitgevoerd, zodat er geen sprake is van wanprestatie of een onrechtmatige daad aan de zijde van Uniglas. Er is een grote houten plaat geplaatst voor het raam die noodzakelijk was om de hele etalage-opening te overlappen. Deze plaat kon op drie manieren worden vastgemaakt: door middel van schroeven, door middel van een overval met hangslot of door middel van het plakken met kit. Gelet op de omvang van de plaat, en dus ook het gewicht ervan, is ervoor gekozen de plaat te bevestigen met acht schroeven. Dit is de minst schade toebrengende bevestigingswijze. Voor een overval met hangslot hadden acht tot zestien schroeven moeten worden gebruikt. De plaat is niet met kit bevestigd, omdat het een grote zware houten plaat is en het valt te betwijfelen of de kit die plaat kan houden/dragen. Dit geldt te meer omdat ondergrond van kunststof is, wat door de gladheid ervan niet de meest ideale ondergrond is om iets op te bevestigen met kit. Dit zou betekenen dat het kozijn waarschijnlijk had moet worden opgeruwd en een zeer sterke kit gebruikt moet worden. Hierdoor zal ook schade aan het kozijn ontstaan die omvangrijker is dan acht boorgaten.
Uniglas heeft daarnaast de omvang van het schadebedrag betwist. Door [eiser] is niet onderbouwd dat herstellen van het kozijn niet mogelijk is en vervanging van het gehele kozijn noodzakelijk is. Daarnaast is Uniglas niet in gebreke gesteld door [eiser] .

4.Het geschil in reconventie

4.1.
Uniglas heeft in reconventie gevorderd bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, [verweerder] te veroordelen aan Uniglas te betalen € 267,19 aan hoofdsom, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente dan wel wettelijke rente vanaf 21 maart 2018 tot en met de dag van algehele voldoening, en € 40,- aan buitengerechtelijke incassokosten. Tevens heeft Uniglas gevorderd [verweerder] te veroordelen in de proceskosten en de nakosten.
4.2.
Uniglas heeft het volgende aan haar vordering ten grondslag gelegd. [verweerder] is in gebreke gebleven tot voldoening van de factuur van € 267,19 voor de noodafdichting die Uniglas heeft aangebracht aan de winkel. De politie heeft Uniglas als zaakwaarnemer hiertoe opdracht gegeven. De opdracht is juist uitgevoerd, zodat [verweerder] de factuur hiervan moet betalen. Omdat [verweerder] de factuur niet heeft betaald is hij vanaf 21 maart 2018 in verzuim en vanaf die datum primair de wettelijke handelsrente als bedoeld in artikel 6:119a BW verschuldigd en subsidiair de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW.
Omdat sprake is van een handelsovereenkomst is [verweerder] daarnaast zonder aanmaning van rechtswege buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd op grond van artikel 6:96 lid 4 BW.
4.3.
[verweerder] heeft tot afwijzing van de vordering in reconventie geconcludeerd en daartoe het volgende aangevoerd. De opdracht waarvan Uniglas betaling heeft gevorderd is niet naar behoren uitgevoerd en heeft aanvullende schade opgeleverd. Uniglas kan deze overeenkomst niet alsnog naar behoren uitvoeren, omdat de noodzaak voor de noodafdichting is verstreken. [verweerder] is geen betaling verschuldigd voor een niet correct nagekomen overeenkomst.

5.De beoordeling

In conventie en in reconventie
5.1.
Vanwege de samenhang tussen de vorderingen in conventie en in reconventie worden deze hierna gezamenlijk behandeld.
5.2.
Vaststaat dat de politie als zaakwaarnemer voor [eiser] heeft opgetreden op 16 februari 2018 en in naam van [eiser] aan Uniglas de opdracht heeft gegeven om het raam van de winkel van [eiser] af te dichten. Er is derhalve een overeenkomst tot stand gekomen tussen [eiser] en Uniglas. Uniglas heeft vervolgens een derde de opdracht geven om een noodafdichting op het kozijn te plaatsen.
5.3.
Uniglas heeft betaling gevorderd van de factuur van 5 maart 2018 voor de verrichtte werkzaamheden. [eiser] heeft geweigerd om deze factuur te betalen, omdat volgens hem de werkzaamheden niet juist zijn uitgevoerd en het niet mogelijk is om deze alsnog juist uit te voeren. [eiser] heeft gesteld dat hij schade heeft geleden door de door Uniglas uitgevoerde werkzaamheden en heeft vergoeding van zijn schade gevorderd. Gelet hierop zal eerst beoordeeld moeten worden of Uniglas de werkzaamheden juist heeft uitgevoerd.
5.4.
Tussen partijen is overeengekomen dat Uniglas een noodafdichting voor het ingeslagen raam van de winkel zou plaatsen. Volgens [eiser] is de door Uniglas gekozen noodafdichting niet de juiste keuze geweest en heeft Uniglas de overeenkomst niet goed nagekomen. Door Uniglas is echter gemotiveerd toegelicht waarom zij gekozen heeft voor het afdichten van het raam met een houten plaat met schroeven. Uniglas heeft met haar toelichting voldoende onderbouwd dat deze optie de minst schade toebrengende optie was. Het afkitten van het raam of het aanbrengen van een overval met hangslot had tot meer schade aan het kozijn geleid. Het had gelet hierop op de weg van [eiser] gelegen om gemotiveerd toe te lichten waarom de door Uniglas gekozen noodafdichting niet de juiste oplossing was. Dit heeft [eiser] niet gedaan. De enkele stelling van [eiser] dat het raam ook met een glas- of plasticplaat kon worden afgedicht is zonder onderbouwing onvoldoende om te oordelen dat de door Uniglas gekozen noodafdichting niet de juiste keuze was. Het ging immers om het plaatsen van een noodoplossing. Door [eiser] is onvoldoende onderbouwd dat het plaatsen van glas- of plasticplaat op een korte termijn mogelijk was en dat dit voor voldoende afdichting van de winkel zou zorgen. De kantonrechter is daarom van oordeel dat Uniglas de overeenkomst op de juiste manier is nagekomen. Omdat het boren van acht gaten in het kunststof kozijn onderdeel was van de overeenkomst, is Uniglas niet aansprakelijk voor de schade die is ontstaan aan het kozijn door het bevestigen van de houten plaat.
5.5.
Gelet op het voorgaande zal de vordering van Uniglas om [eiser] te veroordelen tot betaling van de factuur van € 267,19 worden toegewezen en zal de vordering van [eiser] om Uniglas te veroordelen een schadevergoeding aan hem te betalen worden afgewezen.
5.6.
Geheel ten overvloede overweegt de kantonrechter dat ook als wel geoordeeld zou worden dat Uniglas de overeenkomst niet juist is nagekomen en Uniglas schadeplichtig is tegenover [eiser] , dat [eiser] onvoldoende heeft onderbouwd dat de schade aan het kunststof kozijn alleen hersteld kan worden door het gehele kozijn te vervangen. Uit de door [eiser] overgelegde offertes blijkt dit niet, want hierin wordt alleen de prijs gegeven voor het vervangen van het kozijn en wordt niet toegelicht dat dit de enige oplossing is om de schade te herstellen. Gelet hierop heeft [eiser] onvoldoende onderbouwd dat niet een minder verstrekkende oplossing mogelijk was, zoals bijvoorbeeld het opvullen van de boorgaten met een daarvoor bestemd middel in de kleur van het kozijn.
5.7.
Omdat de door [eiser] in conventie gevorderde schadevergoeding (de hoofdsom) wordt afgewezen, komt de door [eiser] gevorderde wettelijke rente over de schadevergoeding evenmin voor toewijzing in aanmerking.
5.8.
De door Uniglas in reconventie gevorderde wettelijke handelsrente over € 267,19 komt – als onbetwist – op grond van artikel 6:119a BW wel voor vergoeding in aanmerking, zodat deze zal worden toegewezen.
5.9.
Uniglas heeft voorts gevorderd [eiser] te veroordelen in de buitengerechtelijke incassokosten. Op grond van artikel 6:96 lid 4 BW is bij een handelsovereenkomst een vergoeding van € 40,- aan buitengerechtelijke incassokosten zonder aanmaning verschuldigd vanaf de dag volgende op de dag waarop de wettelijke of overeengekomen uiterste dag van betaling is verstreken. Tussen partijen is niet in geschil dat sprake is van een handelsovereenkomst en dat [eiser] niet tot betaling van het factuurbedrag is overgegaan. Daarom zal de door Uniglas gevorderde 40,- aan buitengerechtelijke incassokosten worden toegewezen.
5.10.
[eiser] wordt als de in conventie en in reconventie in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten in conventie en in reconventie. De kosten aan de zijde van Uniglas in conventie worden begroot op € 360,- aan salaris voor de gemachtigde (2 punten x tarief € 180,-). Omdat de vordering in reconventie nauw verband houdt met de vordering in conventie zullen de proceskosten in reconventie worden gehalveerd. De proceskosten aan de zijde van Uniglas in reconventie worden daarom begroot op € 72,- (2 punten x tarief € 72,- x 0,5). De door Uniglas in reconventie gevorderde nakosten komen tevens voor toewijzing in aanmerking zoals hieronder vermeld.

6.De beslissing

De kantonrechter:
in conventie:
wijst de vorderingen van [eiser] af;
veroordeelt [eiser] in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van Uniglas vastgesteld op € 360,- aan salaris voor de gemachtigde;
verklaart deze proceskosten veroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
in reconventie:
veroordeelt [verweerder] om aan Uniglas tegen kwijting te betalen € 307,19 aan hoofdsom en buitengerechtelijke incassokosten, vermeerderd met de wettelijke rente in de zin van artikel 6:119a BW over € 267,19 vanaf 21 maart 2018 tot de dag van algehele voldoening;
veroordeelt [verweerder] in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van Uniglas vastgesteld op:
- € 72,- € 72,- aan salaris voor de gemachtigde;
en indien [verweerder] niet binnen veertien dagen na de datum van dit vonnis vrijwillig aan het vonnis heeft voldaan, begroot op:
- € 50,- € 50,- aan nasalaris, te verhogen met een bedrag van € 68,- aan betekeningskosten indien betekening van dit vonnis heeft plaatsgevonden, een en ander voor zover van toepassing inclusief btw;
verklaart dit vonnis in reconventie uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.H. Poiesz en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
31688