In de zaak tegen de verdachte, geboren te Tbilisi (Georgië) en zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland, heeft de rechtbank Rotterdam op 7 februari 2019 uitspraak gedaan. De verdachte werd beschuldigd van het aanranding van een jong meisje en belediging van haar moeder. De rechtbank sprak de verdachte vrij van de aanranding, omdat niet kon worden vastgesteld dat zijn opzet gericht was op het plegen van ontuchtige handelingen. Dit werd onderbouwd door het feit dat de verdachte onder invloed van alcohol was, wat zijn motoriek en bewustzijn aantastte. De rechtbank concludeerde dat het aanraken van het meisje mogelijk het gevolg was van ongecontroleerd handelen door de verdachte.
Wat betreft de belediging van de moeder van het slachtoffer, oordeelde de rechtbank dat de verdachte wel degelijk schold tegen haar, maar dat niet alle ten laste gelegde woorden bewezen konden worden. De verdachte had bekend dat hij beledigende woorden had gebruikt, en dit werd bevestigd door getuigen. De rechtbank achtte het bewezen dat de verdachte de moeder beledigde door haar in het openbaar te beschuldigen van prostitutie. Ondanks de bewezenverklaring van de belediging, besloot de rechtbank geen straf op te leggen, omdat de verdachte al 105 dagen in voorlopige hechtenis had gezeten en hierdoor al voldoende was gestraft.