ECLI:NL:RBROT:2019:1275

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
1 februari 2019
Publicatiedatum
19 februari 2019
Zaaknummer
10/997389-15
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Dwangarbeid en uitbuiting van een Roemeense vrouw door haar werkgever in Nederland

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 1 februari 2019 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van het dwingen van een jonge Roemeense vrouw tot arbeid en het niet verlaten van Nederland. De verdachte heeft de vrouw gedwongen in zijn woning te blijven en te werken zonder haar volledig te betalen. Hij hield haar salaris achter, wat leidde tot een situatie van financiële afhankelijkheid. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte de vrouw, die de Nederlandse taal niet machtig was, heeft misleid door haar te vertellen dat ze de voogdij over haar kinderen zou verliezen als ze Nederland zou verlaten. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van het primair ten laste gelegde, maar het subsidiair ten laste gelegde is bewezen verklaard. De verdachte is veroordeeld tot een taakstraf van 80 uur en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 3 maanden, met bijzondere voorwaarden met betrekking tot jeugdzorg.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10/997389-15
Datum uitspraak: 1 februari 2019
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [adres verdachte] , [woonplaats verdachte] ,
raadsman mr. J.A. Hoste, advocaat te Den Haag.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 18 januari 2019.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. E.D.I. Martens heeft gevorderd:
  • vrijspraak van het primair ten laste gelegde;
  • bewezenverklaring van het subsidiair ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden, geheel voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar en als bijzondere voorwaarde dat hij het toezicht van jeugdzorg zal dulden;
  • veroordeling van de verdachte tot een taakstraf voor de duur van 80 uren.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Vrijspraak van het primair ten laste gelegde, zonder nadere motivering
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het primair ten laste gelegde niet wettig en overtuigend is bewezen, zodat de verdachte daarvan zonder nadere motivering zal worden vrijgesproken.
4.2.
Bewijswaardering ten aanzien van het subsidiair ten laste gelegde
4.2.1.
Standpunt verdediging
Aangevoerd is dat de aangifte zoals de door [naam slachtoffer] is gedaan, onbetrouwbaar is. De aangeefster heeft verklaard dat zij door middel van dreiging is gedwongen bij de verdachte te wonen en te werken. Dat de aangeefster zich bedreigd heeft gevoeld door de verdachte past niet bij het latere gedrag van de aangeefster. De aangeefster heeft haar kinderen nadien achtergelaten bij de verdachte en heeft verklaard dat zij het idee heeft dat ze bij de verdachte goed op hun plek zijn.
Daarnaast kan niet worden vastgesteld dat de aangeefster onvoldoende salaris heeft ontvangen. Op haar bankrekening is minder geld overgemaakt dan de € 30.000 euro die de verdachte verklaart te hebben betaald. Echter heeft de aangeefster ook nog contante geldbedragen ontvangen van de verdachte. Daarmee kan niet worden vastgesteld dat de aangeefster te weinig geld heeft gekregen van de verdachte.
De verdachte dient dan ook te worden vrijgesproken van het subsidiair ten laste gelegde.
4.2.2.
Beoordeling
Anders dan de verdediging is de rechtbank van oordeel dat bewezen kan worden dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het door feitelijkheden aangeefster [naam slachtoffer] te dwingen iets te doen, niet te doen en te dulden.
De verdachte heeft de aangeefster nadat zij naar Nederland was gekomen, een aantal jaar bij hem laten wonen en in zijn bedrijf laten werken als zelfstandige zonder personeel (ZZP’er). Volgens de eigen berekening van de verdachte zou de aangeefster hiervoor ongeveer
€ 30.000,- ontvangen. De verdachte heeft op de bankrekening van de aangeefster minder dan € 13.000,- overgemaakt. Anders dan ter terechtzitting heeft de verdachte bij de politie verklaard dat de aangeefster haar loon niet contant heeft ontvangen. Het dossier bevat verder geen facturen of loonstroken waaruit blijkt dat de aangeefster wel het salaris dan wel haar vergoeding als zelfstandige heeft ontvangen waar zij recht op had. De rechtbank stelt dan ook vast dat de aangeefster niet meer heeft ontvangen dan de bedragen die op haar bankrekening zijn overgemaakt.
De aangifte wordt verder bevestigd door de verklaring van de verdachte dat hij de voogdij over de kinderen van de aangeefster wilde, het feit dat de verdachte de geboorteaktes van de kinderen van de aangeefster in zijn bezit had en de aangeefster daar niet zonder toestemming van de verdachte over kon beschikken.
Alles bij elkaar kan naar het oordeel van de rechtbank worden bewezen dat de aangeefster, die de Nederlandse taal niet machtig was en niet op de hoogte was van haar rechten in Nederland, werd gedwongen om bij de verdachte te blijven wonen en werken. De verdachte heeft een groot deel van het loon verrekend met kost en inwoning, zonder dat dit in loonspecificaties of facturen door hem werd verantwoord. De aangeefster had door het achterhouden van een groot deel van haar salaris niet voldoende geld om voor zelfstandige woonruimte te zorgen. Daarnaast is haar door de verdachte ten onrechte voorgehouden dat zij bij vertrek naar Roemenië haar kinderen zou verliezen. Uit de verklaring van de verdachte blijkt ook dat hij dit opzettelijk heeft gedaan. Hij wilde niet dat de aangeefster met haar kinderen zou vertrekken naar Roemenië. De aangeefster kon door toedoen van de verdachte geen kant op. Zij had geen andere keuze dan te accepteren dat zij werkzaamheden moest verrichten waarvoor zij niet volledig werd betaald en voor lief te nemen dat zij in die periode Nederland niet kon verlaten.
4.3.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het subsidiair ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij op tijdstippen in de periode van 1 januari 2011 tot en met 1 februari 2015 te Poeldijk en Den Haag , door feitelijkheden [naam slachtoffer] wederrechtelijk heeft gedwongen iets te doen, niet te doen of te dulden, te weten
- het verrichten van arbeid waarvoor zij niet volledig werd betaald en
- het niet verlaten van Nederland en
-het niet verlaten van de woning van [naam verdachte] ,
bestaande die feitelijkheden hierin dat verdachte terwijl die [naam slachtoffer] de Nederlandse taal niet dan wel onvoldoende beheerste
- die [naam slachtoffer] in zijn woning heeft gehuisvest en
- verdiensten uit door die [naam slachtoffer] verrichte werkzaamheden heeft achtergehouden en
- loonstroken
/facturenaangaande door die [naam slachtoffer] verrichte werkzaamheden heeft achtergehouden en
- kosten voor inwoning heeft ingehouden op verdiensten van door die [naam slachtoffer] verrichte werkzaamheden en
geboorteakten van de kinderen van die [naam slachtoffer] heeft ingenomen en
- die [naam slachtoffer] heeft voorgespiegeld dat zij de voogdij over haar kinderen zou verliezen;
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
Een ander door enige feitelijkheid, gericht tegen die ander, wederrechtelijk dwingen iets te doen, niet te doen of te dulden.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het feit is dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft de aangeefster gedurende vier jaar bij hem laten wonen. In die vier jaar heeft hij haar gebruikt als een goedkope arbeidskracht. Hij heeft haar gedwongen deze situatie te accepteren door te weinig loon te betalen en door haar wijs te maken dat haar kinderen in Nederland zouden moeten blijven als zij terug zou gaan naar Roemenië. Hij beschikte over de geboorteaktes van de kinderen en liet anderen geloven dat hij in Nederland de voogdij had over de kinderen. De verdachte heeft als het ware over de aangeefster beschikt alsof zij zijn eigendom was en de aangeefster is door het handelen van de verdachte ernstig beperkt in haar bewegingsvrijheid. Dat moet de verdachte ernstig worden aangerekend.
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van , waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor strafbare feiten.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een ernstig strafbaar feit. De rechtbank houdt bij het bepalen van de strafmodaliteit ook rekening met de gezondheid van de verdachte, die lijdt aan een ernstige longziekte, het feit dat de kinderen van de aangeefster op dit moment bij de verdachte wonen, de schulden van de verdachte en het tijdsverloop. Alles overwegend is de rechtbank van oordeel dat een taakstraf van 80 uur een passende straf is. Daarnaast zal een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van drie maanden worden opgelegd met daarbij als bijzondere voorwaarde dat de verdachte meewerkt aan het toezicht van jeugdzorg op de kinderen van de aangeefster zolang die bij hem wonen.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen: 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 284 van het Wetboek van Strafrecht.

9.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen dat de verdachte het subsidiair ten laste gelegde, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 3 (drie) maanden;
bepaalt dat deze gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechtbank later anders mocht gelasten, omdat de veroordeelde voor het einde van de proeftijd, die hierbij wordt gesteld op 2 jaar, na te melden voorwaarden overtreedt;
stelt als algemene voorwaarde de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
stelt als bijzondere voorwaarde dat zolang de kinderen van [naam slachtoffer] bij de verdachte in huis wonen, de verdachte mee zal werken aan het toezicht van jeugdzorg;
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarde
- de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
- de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
veroordeelt de verdachte tot een taakstraf voor de duur van
80 (tachtig) uren, waarbij de Reclassering Nederland dient te bepalen uit welke werkzaamheden de taakstraf dient te bestaan;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
40 dagen;
met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, zodat er van de taakstraf 74 uren resteren waar 37 dagen vervangende hechtenis tegenover staan;
voornoemde straf bestaat uit het verrichten van onbetaalde arbeid.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. E. Rabbie, voorzitter,
en mrs. A. Verweij en F.A. Hut, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. F.J. van der Putte, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de 1 februari 2019.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 januari 2011 tot en met 1 februari 2015 te Poeldijk en/of Den Haag althans in Nederland,
een ander, te weten [naam slachtoffer] , telkens
(lid 1 onder sub 1)
door dwang en/of een of meer andere feitelijkhe(i)d(en) en/of door fraude en/of door misleiding en/of door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en/of door misbruik van een kwetsbare positie van die ander, heeft geworven en/of vervoerd en/of overgebracht en/of gehuisvest en/of en/of opgenomen, met het oogmerk van uitbuiting van die [naam slachtoffer]
en/of
(lid 1 onder sub 4)
door dwang en/of een of meer andere feitelijkhe(i)d(en) en/of door misleiding en/of door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en/of door misbruik van een kwetsbare positie, die [naam slachtoffer] heeft gedwongen of bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid of diensten, dan wel door dwang en/of geweld en/of dreiging met gewelden/of een of meer andere feitelijkhe(i)d(en) en/of door misleiding en/of door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en/of door misbruik van een kwetsbare positie, enige handeling heeft ondernomen waarvan hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat die [naam slachtoffer] zich beschikbaar zou stellen tot het verrichten van arbeid of diensten
en/of
(lid 1 onder sub 6)
opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de uitbuiting van die [naam slachtoffer]
immers heeft verdachte - zakelijk weergegeven - al dan niet terwijl die [naam slachtoffer] de Nederlandse taal niet dan wel onvoldoende beheerste en/of
-die [naam slachtoffer] (in zijn woning) gehuisvest en/of
- verdiensten uit door die [naam slachtoffer] verrichte werkzaamheden achtergehouden en/of
- loonstroken aangaande door die [naam slachtoffer] verrichte werkzaamheden achtergehouden en/of
- kosten voor inwoning ingehouden op verdiensten van door die [naam slachtoffer] verrichte werkzaamheden en/of
- de/het paspo(o)rt(en) en/of de/het identiteitsdocument(en) en/of
geboorteakte(n) van de kinderen van die [naam slachtoffer] ingenomen en/of
- ervoor gezorgd en/of bevorderd dat de (biologische) vader van de kinderen van die [naam slachtoffer] naar Nederland is gekomen en/of
- ( mede hierdoor) die [naam slachtoffer] voorgespiegeld dat zij de voogdij over haar kinderen zou verliezen
(aldus) een zodanige afhankelijkheidssituatie gecreëerd dat het voor [naam slachtoffer] (financiële)afhankelijkheidssituatie niet mogelijk was om (vrijelijk) over het door haar verdiende geld te kunnen beschikken en/of zich vrij voelde om (samen met haar kinderen) bij verdachte weg te gaan;
Subsidiair, voorzover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 januari 2011 tot en met 1 februari 2015 te Poeldijk en/of Den Haag althans in Nederland, door (bedreiging met) geweld en/of enige andere feitelijkhe(i)d(en) [naam slachtoffer] wederrechtelijk heeft gedwongen iets te doen, niet te doen of te dulden, te weten
-het verrichten van arbeid waarvoor zij niet (volledig) werd betaald en/of
-het niet verlaten van Nederland en/of
-het niet verlaten van de woning van [naam verdachte] ,
bestaande die (bedreiging met) geweld of enige andere feitelijkhe(i)d(en) hierin dat verdachte terwijl die [naam slachtoffer] de Nederlandse taal niet dan wel onvoldoende beheerste
en/of
-die [naam slachtoffer] (in zijn woning) heeft gehuisvest en/of
- verdiensten uit door die [naam slachtoffer] verrichte werkzaamheden heeft achtergehouden en/of
- loonstroken/facturen aangaande door die [naam slachtoffer] verrichte werkzaamheden heeft achtergehouden en/of
- kosten voor inwoning heeft ingehouden op verdiensten van door die [naam slachtoffer] verrichte werkzaamheden en/of
- de/het paspo(o)rt(en) en/of de/het identiteitsdocument(en) en/of
geboorteakte(n) van de kinderen van die [naam slachtoffer] heeft ingenomen en/of
- ervoor heeft gezorgd en/of bevorderd dat de (biologische) vader van de kinderen van die [naam slachtoffer] naar Nederland is gekomen en/of
- ( mede hierdoor) die [naam slachtoffer] heeft voorgespiegeld dat zij de voogdij over haar kinderen zou verliezen;