Uitspraak
Rechtbank Rotterdam
uitspraak van de meervoudige kamer van 20 februari 2019 in de zaak tussen
[eiseres] , te Rotterdam, eiseres,
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
.
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 20 februari 2019 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, een bijstandsontvanger, en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Rotterdam. Eiseres had beroep ingesteld tegen een besluit van verweerder waarin de bijstand per 1 oktober 2017 werd ingetrokken en een bedrag van € 937,19 aan te veel verleende bijstand werd teruggevorderd. Daarnaast werd de bijstand over de periode van 21 mei 2013 tot en met 30 september 2017 deels ingetrokken en deels herzien, met een terugvordering van € 51.452,12. Eiseres stelde dat zij niet op de hoogte was van de bankrekeningen van haar inwonende dochter, die op haar naam stonden en waarvan de saldi relevant waren voor de bijstandsverlening.
De rechtbank overwoog dat eiseres haar inlichtingenplicht had geschonden door niet alle relevante informatie over de bankrekeningen van haar dochter te verstrekken. De rechtbank baseerde zich op vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep, die stelt dat ouders redelijkerwijs kunnen beschikken over tegoeden van inwonende minderjarigen. Eiseres had niet aangetoond dat zij geen kennis had van de rekeningen, en haar stelling dat haar meerderjarige dochter geen afschriften wilde verstrekken, werd als onvoldoende onderbouwd beschouwd.
De rechtbank concludeerde dat de schending van de inlichtingenverplichting een rechtsgrond vormde voor de intrekking van de bijstand. Eiseres had niet aangetoond dat zij recht had op bijstand in de maanden waarvoor zij geen rekeningafschriften had overgelegd. Daarom werd het beroep van eiseres ongegrond verklaard, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak werd openbaar gedaan en partijen werden geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep binnen zes weken.