4.2.Op grond van artikel 5:32, eerste lid, van de Awb kan een bestuursorgaan dat bevoegd is een last onder bestuursdwang op te leggen, in plaats daarvan aan de overtreder een last onder dwangsom opleggen.
Op grond van artikel 5:46, tweede lid, van de Awb stemt het bestuursorgaan de bestuurlijke boete af op de ernst van de overtreding en de mate waarin deze aan de overtreder kan worden verweten, tenzij de hoogte van de bestuurlijke boete bij wettelijk voorschrift is vastgesteld. Het bestuursorgaan houdt daarbij zo nodig rekening met de omstandigheden waaronder de overtreding is gepleegd.
5. Uit het rapport blijkt dat de toezichthouders zich op zondag 3 september 2017 omstreeks 16.00 uur in een dienstauto bevonden op de kruising van de […] bij [plaats] . Middels een in de dienstauto aanwezige radio-ontvanger beluisterden zij op een frequentie van 94,5 MHz in de FM-omroepband een kennelijk illegale radiozender. De toezichthouders hoorden dat via deze zender muziek en soms spraak werd uitgezonden en dat de zender werd aangekondigd met de naam […] . Blijkens het rapport wezen radiopeilingen, relatieve veldsterktemetingen en een ter plaatse ingesteld onderzoek omstreeks 16.25 uur van die dag uit dat de door de zender uitgezonden radiogolven werden uitgestraald vanaf een antenne-installatie die stond opgesteld op het perceel van eiser. Op het display van de peilapparatuur, behorende bij de voornoemde radio-ontvanger, zagen de toezichthouders dat de peilapparatuur steeds in de richting van de antenne-installatie op het perceel wees, ongeacht de richting waarin zij reden. Tevens zagen de toezichthouders op het display dat het relatieve veldsterkteniveau van het ontvangen radiosignaal ter hoogte van de antenne-installatie op het perceel het hoogst was. De toezichthouders schatten de hoogte van de antenne-installatie op dertig meter en zagen dat daarin acht verticaal gepolariseerde antennes waren gemonteerd, waarvan hun ambtshalve bekend is dat deze geschikt zijn voor het uitstralen van radiogolven in de FM-omroepband. Voorts zagen zij dat in de directe omgeving van het perceel nog een andere antenne-installatie, geschikt voor gebruik in de FM-omroepband, stond opgesteld. De toezichthouders stelden echter vast dat er middels die antenne-installatie geen radiogolven werden uitgestraald. Door de combinatie van de hiervoor beschreven visuele en technische waarnemingen stelden de toezichthouders vast dat het radiosignaal met behulp van de antenne-installatie op het perceel van eiser werd uitgezonden.
6. In wat eiser heeft aangevoerd ziet de rechtbank geen aanleiding om te twijfelen aan de juistheid van de inhoud van het rapport en de conclusie die daaruit is getrokken, namelijk dat op 3 september 2017 een uitzending in de FM-omroepband is verzorgd via de antenne-installatie op het perceel van eiser. De rechtbank is van oordeel dat het rapport, dat is gebaseerd op radiopeilingen, relatieve veldsterktemetingen en visuele waarnemingen, toereikend is om met voldoende zekerheid vast te stellen dat het gepeilde radiosignaal afkomstig is van de antenne-installatie op het perceel van eiser. Wat eiser heeft aangevoerd over de andere antenne-installaties in de directe omgeving van zijn perceel, maakt dit niet anders. Dat de toezichthouders niet bij eiser aan de deur zijn gekomen doet, gelet op de beschreven visuele en technische waarnemingen, bovendien niet af aan de betrouwbaarheid van het door hen verrichte onderzoek.
7. Niet in geschil is dat eiser niet over de voor het gebruik van frequentieruimte benodigde vergunning beschikte, zodat verweerder eiser terecht heeft aangemerkt als overtreder van artikel 3.13, eerste lid, van de Tw en artikel 10.15, eerste lid, van de Tw. Voor zover eiser betoogt dat hij niet zelf met een uitzending bezig is geweest, overweegt de rechtbank dat eiser door verweerder als functioneel dader is aangemerkt. Niet van belang is in dat geval wie feitelijk de radio-uitzending heeft verzorgd, maar wel dat de overtreding heeft plaatsgevonden vanaf eisers perceel. Eiser had het als (mede) eigenaar en gebruiker van het perceel in zijn macht om het begaan van de overtreding te voorkomen. De rechtbank is niet gebleken van een situatie dat eiser in het geheel geen verwijt voor de overtreding treft, in welk geval op grond van artikel 5:41 van de Awb geen bestuurlijke boete opgelegd zou mogen worden. Gelet hierop kon verweerder eiser een bestuurlijke boete en een last onder dwangsom opleggen.
8. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder de hoogte van de boete afgestemd op de ernst van de overtreding en de mate waarin deze aan eiser kan worden verweten, rekening houdend met de omstandigheden waaronder de overtreding is gepleegd. De opgelegde boete acht de rechtbank passend en geboden. Verweerder heeft voorts in redelijkheid kunnen besluiten tot het opleggen van een last onder dwangsom.
9. Het beroep is ongegrond. Dit betekent dat zowel de opgelegde boete als de last onder dwangsom in stand blijven.
10. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.