Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1.Het verloop van de procedure
- het verzoekschrift, ter griffie ontvangen op 29 november 2018, met producties;
- het verweerschrift, tevens inhoudende zelfstandige tegenverzoeken en nevenvorderingen, ter griffie ontvangen op 28 december 2018, met producties;
- de door [naam bedrijf] nagezonden producties 22 en 23;
- het schrijven van [naam bedrijf] van 9 januari 2019;
- de pleitnotities van [naam bedrijf] , en
- de pleitnotities van [verweerster en (tegenverzoekster)] .
2.De vaststaande feiten
3.Het verzoek van [naam bedrijf]
4.De (tegen)verzoeken van [verweerster en (tegenverzoekster)]
5.De beoordeling
‘ [verweerster en (tegenverzoekster)] had niet op haar CV mogen zetten dat zij de Master organisatiekunde heeft gedaan. De door haar gevolgde opleiding kwalificeert niet als master, noch academisch, noch hbo.’
deskundige vermeld. [naam bedrijf] betwist dat dit getuigschrift betrekking heeft op de opleiding Master Arbeids- en Organisatiekunde. Uit een folder uit 2009 over deze opleiding blijkt echter na nadere bestudering dat beide aanduidingen wel degelijk zien op dezelfde studie. In die folder staat:
‘Master Arbeids- en Organisatiekunde (MAO) geeft je als A&O-deskundige of - coördinator verdere verdieping in sociaal-wetenschappelijke vraagstukken rond arbeid.’Daaruit volgt dat je je na het volgen van de studie Master Arbeids- en Organisatiekunde een Arbeids- en Organisatie-
deskundige of -coördinator mag noemen. De folder dateert weliswaar uit 2009, maar door [naam bedrijf] is niet gesteld noch is gebleken dat de folder geen betrekking heeft op dezelfde opleiding in de periode 2004-2006. Door [verweerster en (tegenverzoekster)] is op haar beurt wel gesteld dat de folders uit 2004 en uit 2009 identiek zijn. Overigens is door [naam bedrijf] ook niet gesteld op welke opleiding het getuigschrift van [verweerster en (tegenverzoekster)] dan wel betrekking zou hebben. Evenmin is gesteld of gebleken dat er in 2006 bij de Haagse Hogeschool een separate, andere dan de Master Arbeids- en Organisatiekunde, opleiding werd aangeboden tot Arbeids- en Organisatie-
deskundige of -coördinator.
‘Ik had gewoon dat beeld’. Uit de feiten en omstandigheden valt geenszins af te leiden dat [verweerster en (tegenverzoekster)] tegen [naam bedrijf] heeft gelogen of dat zij [naam bedrijf] heeft misleid of heeft willen misleiden. Van ontoelaatbaar gedrag van [verweerster en (tegenverzoekster)] is dan ook geen sprake. Dat leidt tot afwijzing van het ontbindingsverzoek van [naam bedrijf] op de primaire grond. Van verwijtbaar handelen of nalaten van [verweerster en (tegenverzoekster)] zodanig dat het van [naam bedrijf] in redelijkheid niet gevergd kan worden de arbeidsovereenkomst (tot 1 juli 2019) te laten voortduren is immers geen sprake.
ernstigverwijtbaar handelen van [naam bedrijf] , is er geen grond voor de gevraagde verklaring voor recht dat [naam bedrijf] aan het concurrentiebeding geen recht kan ontlenen. De gevraagde verklaring voor recht wordt dan ook als ongegrond afgewezen.
6.De beslissing
27 februari 2019in te trekken;