Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
beschikking
in de zaak van
de Raad voor de Kinderbescherming Rotterdam-Dordrecht,
[naam minderjarige] ,
[naam moeder] ,
Het procesverloop
De feiten
Het verzoek
Het standpunt van de GI
Het standpunt van de moeder
ECLI:NL:HR:2016:452). Wanneer [voornaam minderjarige] daaraan toe is zal de moeder dat ook doen. De Raad heeft geen reden er aan te twijfelen dat de moeder bij het bepalen van dat moment het belang van [voornaam minderjarige] voorop zal stellen. Er is geen concrete ernstige ontwikkelingsbedreiging van [voornaam minderjarige] . De enkele mogelijkheid van een toekomstige bedreiging voor de ontwikkeling van het kind biedt onvoldoende basis voor de toepassing van de maatregel van ondertoezichtstelling (
ECLI:NL:GHAMS:2018:2223).
De beoordeling
ECLI:NL:HR:2016:452). Doordat de statusvoorlichting en het contact met de – vermoedelijke - vader [voornaam minderjarige] worden onthouden, maken de omgevingsfactoren dat [voornaam minderjarige] in haar ontwikkeling wordt bedreigd. De Raad acht het van belang voor de identiteitsvorming van [voornaam minderjarige] dat zij weet wie haar vader is en hem uiteindelijk ook leert kennen.
private life, in het bijzonder het recht op persoonlijke identiteit, voortvloeit dat een kind het recht heeft te weten van wie het afstamt (EHRM 20 december 2007, 23890/02, EHRC 2008/34). Dat recht is tevens gewaarborgd in de artikelen 7 en 8 van het Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind.
De beslissing
Den Haag.