ECLI:NL:RBROT:2019:1132

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
11 februari 2019
Publicatiedatum
14 februari 2019
Zaaknummer
AWB - 18 _ 4258
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Proces-verbaal
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag bijzondere bijstand voor warmtetoeslag door gemeente Rotterdam

Op 11 februari 2019 heeft de Rechtbank Rotterdam in een mondelinge uitspraak het beroep van eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. M.J. Hüsen, ongegrond verklaard. Eiseres had een aanvraag ingediend voor bijzondere bijstand in de vorm van warmtetoeslag, welke door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Rotterdam was afgewezen. De gemachtigde van verweerder, mr. J.M. Tang, was eveneens aanwezig tijdens de zitting.

De rechtbank oordeelde dat de afwijzing van de aanvraag terecht was. Verweerder hanteert het beleid dat bijzondere bijstand voor warmtetoeslag alleen wordt verstrekt indien er sprake is van noodzakelijke meerkosten die voortvloeien uit bijzondere omstandigheden, zoals een medische noodzaak. In dit geval bleek uit de jaarnota van de energierekening van eiseres dat haar energieverbruik lager was dan dat van een gemiddeld tweepersoonshuishouden, wat werd vastgesteld met behulp van 'De Tool' van de Consumentenbond.

De rechtbank concludeerde dat de kosten voor verwarming tot de algemene kosten van bestaan behoren en niet genormeerd zijn naar het individu. Dit impliceert dat er in dit geval geen meerkosten zijn ten opzichte van de algemene kosten, waardoor de afwijzing van de aanvraag door verweerder gerechtvaardigd was. Tevens werd er geen aanleiding gezien voor een afbouwregeling of een proceskostenveroordeling.

De uitspraak werd openbaar gedaan en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun recht om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij de Centrale Raad van Beroep.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam
Team Bestuursrecht 1
zaaknummer: ROT 18/4258

proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van

11 februari 2019 in de zaak tussen

[naam] , te Rotterdam, eiseres,

gemachtigde: mr. M.J. Hüsen,
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Rotterdam, verweerder,
gemachtigde: mr.J.M. Tang.
Eiseres heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Na de sluiting van het onderzoek ter zitting op 11 februari 2019 heeft de rechtbank onmiddellijk mondeling uitspraak gedaan. De beslissing en de gronden van de beslissing luiden als volgt.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Overwegingen

1. In geschil is of verweerder de aanvraag voor bijzondere bijstand voor warmtetoeslag terecht heeft afgewezen.
2. Verweerder heeft als beleid dat er slechts warmtetoeslag in de vorm van bijzondere bijstand wordt verstrekt indien er sprake is van uit bijzondere omstandigheden voortvloeiende noodzakelijke meerkosten vanwege een medische noodzaak. De jaarnota van de energierekening van eiseres is vergeleken met een tweepersoonshuishouden aan de hand van ‘De Tool’ (energievergelijk consumentenbond). Hieruit blijkt dat het energieverbruik van eiseres lager ligt dan het gemiddelde verbruik van een tweepersoonshuishouden.
3. De kosten voor verwarming behoren tot de algemene kosten van bestaan. Deze algemene kosten worden niet genormeerd naar het individu. Dit betekent dat er in dit geval geen meerkosten zijn ten opzichte van de algemene kosten. Om die reden mag verweerder deze aanvraag afwijzen.
4. Voor een afbouwregeling is geen aanleiding, omdat de eventuele bijzondere bijstand zou worden verstrekt voor extra warmtekosten, maar die blijken er dus niet te zijn.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Deze uitspraak is op 11 februari 2019 in het openbaar gedaan door mr. J.H. de Wildt, rechter, in aanwezigheid van R.P. Evegaars, griffier.
griffier rechter
Een afschrift van dit proces-verbaal is verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.