Op 6 februari 2019 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij een verkeersongeval op 20 april 2018. De verdachte reed met zijn auto, een witte Opel Astra, de kruising van de Stadionweg en de John F. Kennedyweg op terwijl het verkeerslicht voor hem op rood stond. Hierdoor verleende hij geen voorrang aan een motorrijder die op dat moment met groen licht de kruising opreed. De aanrijding resulteerde in zwaar lichamelijk letsel voor de motorrijder, die meerdere botbreuken en een klaplong opliep, met een geschatte herstelperiode van ten minste zes weken.
De officier van justitie eiste bewezenverklaring van het primair tenlastegelegde en veroordeling tot een taakstraf van 100 uren, alsook een rijontzegging van zes maanden. De verdediging pleitte voor vrijspraak, stellende dat de verdachte door een groen verkeerslicht reed en dat de motorrijder niet op de juiste wijze voorrang verleende. De rechtbank oordeelde echter dat de verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig had gereden door het rode verkeerslicht te negeren en geen voorrang te verlenen aan de motorrijder. De rechtbank concludeerde dat de verdachte schuldig was aan het primair tenlastegelegde feit, dat een overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 opleverde.
De rechtbank legde de verdachte een taakstraf op van 100 uren en ontzegde hem de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen voor de duur van zes maanden, met een voorwaardelijke rijontzegging van twee jaar. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn werk en zorg voor zijn kinderen, en oordeelde dat de opgelegde straf in overeenstemming was met de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het was begaan.