4.1.2.Standpunt verdediging
Het tenlastegelegde kan niet bewezen worden verklaard.
De verklaringen van [naam 1] (hierna: [naam 1] ) kunnen niet bijdragen tot enig bewijs, omdat die onbetrouwbaar zijn. Mede daardoor is er onvoldoende bewijs in het strafdossier aanwezig dat het de verdachte is geweest die [naam slachtoffer] ertoe heeft gebracht zich beschikbaar te stellen voor prostitutie.
Evenmin kan worden bewezen dat de verdachte [naam slachtoffer] met het oogmerk van uitbuiting heeft aangeworven, vervoerd en/of heeft gehuisvest. In ieder geval ontbrak bij de verdachte het opzet, ook in voorwaardelijke vorm, om voordeel te trekken uit de situatie waarin [naam slachtoffer] zich bevond.
De verdachte dient dan ook volledig te worden vrijgesproken van het tenlastegelegde.
4.1.3.Beoordeling
Op 30 maart 2013 is de toen 16-jarige [naam slachtoffer] (hierna: [naam slachtoffer] ) weggelopen uit een jeugdinstelling. Op 20 juni 2013 is zij aangetroffen in Rotterdam. Het vermoeden rees dat [naam slachtoffer] in voornoemde periode werkzaam is geweest in de prostitutie, hetgeen door [naam slachtoffer] zelf wordt ontkend.
De rechtbank ziet zich gesteld voor de vraag of [naam slachtoffer] inderdaad werkzaam is geweest in de prostitutie en, zo ja, welke rol de verdachte daarbij heeft gespeeld.
Wettelijk kader
De strekking van artikel 273f, eerste lid aanhef en onder 2, 5 en 8 van het Wetboek van Strafrecht (Sr) ziet op de bescherming van kinderen, waarbij de minderjarigheid een geobjectiveerd bestanddeel vormt, wat betekent dat kan worden volstaan met een vaststelling van het feit dat sprake was van minderjarigheid ten tijde van het tenlastegelegde.
Artikel 273f, eerste lid aanhef en onder 2 Sr ziet, voor zover thans van belang, op het werven, vervoeren, overbrengen, huisvesten of opnemen van een ander met het oogmerk van uitbuiting van die ander, terwijl die ander nog geen achttien jaren oud is. Het begrip ‘uitbuiting’ is door de wetgever niet gedefinieerd, behoudens voor zover in artikel 273f, tweede lid Sr is bepaald dat ‘uitbuiting ten minste omvat uitbuiting van een ander in de prostitutie en andere vormen van seksuele uitbuiting’.
Het in artikel 273f, eerste lid, aanhef en onder 5, respectievelijk 8 Sr bepaalde ziet op het strafbaar stellen van het brengen van een minderjarige in de prostitutie, respectievelijk het voordeel trekken uit de prostitutie door een minderjarige. Onder “ertoe brengen” moet, zoals uit vaste jurisprudentie volgt, mede worden verstaan iedere gedraging gericht tegen een persoon ertoe strekkende deze te belemmeren in zijn vrijheid met prostitutie op te houden, ongeacht de omstandigheid of deze daarbij vrijwillig betrokken is geraakt, dan wel reeds eerder bij prostitutie was betrokken. Dit heeft zelfs te gelden indien de verdachte slechts faciliterende handelingen heeft verricht.
Uit de wetsgeschiedenis vloeit voort dat de wetgever ten aanzien van de strafbaarstelling van het op de prostitutie van minderjarigen gerichte handelen, geen verdergaande eis van specifieke, een uitbuitingsituatie kenmerkende, omstandigheden heeft gesteld. Het brengen van een minderjarige in de prostitutie of het profiteren van de opbrengst van prostitutiewerkzaamheden door een minderjarige is door de wetgever aangemerkt als een aan mensenhandel gerelateerde vorm van uitbuiting. Het voorgaande brengt mee dat het begrip ‘uitbuiting’ niet als bestanddeel in voormelde strafbepaling moet worden ingelezen en afzonderlijk moet worden bewezen, doch dat handelen als in deze strafbepaling neergelegd uitbuiting oplevert en wordt gekwalificeerd als mensenhandel.
Het gebruik van één of meer van de in artikel 273f, eerste lid, aanhef en onder 1 Sr genoemde (dwang)middelen is niet vereist voor strafbaar handelen.
Betrokkenheid van de verdachte bij prostitutie dan wel escortservices
Anders dan de verdediging stelt, valt uit diverse tapgesprekken op te maken dat de verdachte in de tenlastegelegde periode betrokken was bij prostitutie dan wel escortservices en dat hij verschillende (volwassen) vrouwen voor zich had werken. Dit blijkt uit de telefoongesprekken tussen de verdachte en [naam 1] op 13 en 14 juni 2013 (pagina 58 en 59 van het strafdossier) en uit het telefoongesprek tussen [naam 1] en [naam 2] op 14 juni 2013 om 12.05 uur (pagina 62 van het strafdossier).
Beschikbaar stellen voor prostitutie
Uit getapte telefoongesprekken blijkt voorts dat de verdachte [naam slachtoffer] in de tenlastegelegde periode diverse malen heeft gesproken – hij heeft bij een confrontatie met die tapgesprekken bij de politie verklaard zijn stem te herkennen – waarbij hij haar aan de afspraak tussen hen hield dat zij voor hem ging werken, hij haar vertelde wanneer hij haar nodig had, dat zij klaar moest staan en dat zij op een bepaalde tijd naar een bepaalde plaats dan wel locatie moest komen.
De hiervoor vermelde gesprekken tussen de verdachte en andere vrouwen kleuren de gesprekken tussen de verdachte en [naam slachtoffer] .
Uit tapgesprekken tussen [naam slachtoffer] en een persoon genaamd [naam 3] op 11 juni 2013 en tussen [naam slachtoffer] en een persoon genaamd [naam 4] op 13 juni 2013 kan worden afgeleid dat [naam slachtoffer] in de tenlastegelegde periode daadwerkelijk in de prostitutie werkte of had gewerkt (pagina 64 respectievelijk 65 en 66 van het strafdossier).
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat het niet anders kan zijn dan dat de gesprekken tussen de verdachte en [naam slachtoffer] over prostitutiewerkzaamheden gingen en dat hij haar aldus ertoe heeft gebracht zich beschikbaar te stellen - en te houden - voor de prostitutie.
Faciliterende handelingen en opzettelijk voordeel trekken
De rechtbank zal anders dan de verdediging heeft bepleit, de verklaring van [naam 1] bij de politie gebruiken voor het bewijs. Zij verklaart consistent en gedetailleerd bij de politie. Dat zij (een jaar later) bij de rechter-commissaris haar verklaring nuanceert, vormt voor de rechtbank geen aanleiding om te twijfelen aan de betrouwbaarheid van de verklaring van [naam 1] bij de politie. [naam 1] bevestigt dat [naam slachtoffer] in de prostiutie heeft gewerkt. Zij heeft voorts verklaard dat het de verdachte is geweest die [naam slachtoffer] naar klanten heeft vervoerd en weer opgehaald en dat [naam slachtoffer] bovendien (een deel van) het door haar verdiende geld aan de verdachte heeft afgestaan. Aldus heeft de verdachte [naam slachtoffer] gefaciliteerd bij en met opzet voordeel getrokken uit de door haar gepleegde prostitutie.
Op grond van bovenvermelde feiten en omstandigheden, in onderlinge samenhang bezien, staat naar het oordeel van de rechtbank vast dat de verdachte actief handelingen heeft verricht waardoor hij [naam slachtoffer] opzettelijk in een uitbuitingssituatie heeft gebracht en gehouden. Dat [naam slachtoffer] mogelijk zelf reeds vrijwillig had gekozen voor prostitutie en ook geen aangifte tegen de verdachte heeft gedaan, doet aan het voorgaande niet af.
Naar het oordeel van de rechtbank zijn er geen bewijsmiddelen in het dossier aanwezig voor hetgeen ten laste is gelegd onder het kopje “(lid 1, onder sub 8) ” onder de gedachtestreepjes 3 tot en met 6. Weliswaar volgt uit de verklaring van [naam 5] (pagina 20 tot en met 26 van het strafdossier) dat [naam slachtoffer] met een advertentie op internet stond (www.seksjobs.nl), waarbij zij zichzelf aanbood voor prostitutie en waarbij naaktfoto’s van haar te zien waren, doch niet uit te sluiten valt dat het [naam slachtoffer] zelf is geweest die de naaktfoto’s heeft gemaakt dan wel heeft laten maken en dat zij het ook zelf is geweest die de advertentie heeft opgesteld, geplaatst en beheerd. Evenmin zijn in het dossier bewijsmiddelen aanwezig dat de verdachte [naam slachtoffer] te werk heeft gesteld als prostituee. De verdachte zal in zoverre worden vrijgesproken.