ECLI:NL:RBROT:2019:1100

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
6 februari 2019
Publicatiedatum
14 februari 2019
Zaaknummer
10/750251-13
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Mensenhandel van een minderjarige in de prostitutie met betrokkenheid van de verdachte

Op 6 februari 2019 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, geboren op 11 oktober 1987, die beschuldigd werd van mensenhandel van een minderjarige. De zaak betreft de periode van 30 maart 2013 tot en met 20 juni 2013, waarin de verdachte betrokken zou zijn geweest bij de prostitutie van een 16-jarig meisje, dat eerder was weggelopen uit een jeugdinstelling. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte de minderjarige heeft aangeworven, vervoerd en haar heeft aangespoord om zich beschikbaar te stellen voor seksuele handelingen tegen betaling. De verdachte heeft daarbij opzettelijk voordeel getrokken uit de prostitutie van het slachtoffer. De rechtbank heeft de verklaringen van getuigen en tapgesprekken als bewijs gebruikt om de betrokkenheid van de verdachte bij de prostitutie van de minderjarige te onderbouwen. De rechtbank oordeelde dat de minderjarigheid van het slachtoffer een geobjectiveerd bestanddeel van de strafbare feiten vormt en dat het gebruik van dwangmiddelen niet vereist is voor strafbaarheid. De verdachte is schuldig bevonden aan mensenhandel en is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 90 dagen, waarvan 87 dagen voorwaardelijk, en een taakstraf van 200 uur. De rechtbank heeft rekening gehouden met de kwetsbaarheid van het slachtoffer en de ernst van de feiten, maar ook met de overschrijding van de redelijke termijn van de procedure.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10/750251-13
Datum uitspraak: 6 februari 2019
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te Paramaribo, Suriname op 11 oktober 1987 ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte] , [woonplaats verdachte] ,
raadsman mr. G.A.J. Purperhart, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 23 januari 2019.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. R.S. Dhoen heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het tenlastegelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van zes maanden met aftrek van voorarrest.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering
4.1.1.
Standpunt officier
De gehele tenlastelegging kan bewezen worden verklaard, met uitzondering van het vierde en vijfde gedachtestreepje, dat betrekking heeft op de tenlastegelegde “onderdeel 8-variant”.
4.1.2.
Standpunt verdediging
Het tenlastegelegde kan niet bewezen worden verklaard.
De verklaringen van [naam 1] (hierna: [naam 1] ) kunnen niet bijdragen tot enig bewijs, omdat die onbetrouwbaar zijn. Mede daardoor is er onvoldoende bewijs in het strafdossier aanwezig dat het de verdachte is geweest die [naam slachtoffer] ertoe heeft gebracht zich beschikbaar te stellen voor prostitutie.
Evenmin kan worden bewezen dat de verdachte [naam slachtoffer] met het oogmerk van uitbuiting heeft aangeworven, vervoerd en/of heeft gehuisvest. In ieder geval ontbrak bij de verdachte het opzet, ook in voorwaardelijke vorm, om voordeel te trekken uit de situatie waarin [naam slachtoffer] zich bevond.
De verdachte dient dan ook volledig te worden vrijgesproken van het tenlastegelegde.
4.1.3.
Beoordeling
Op 30 maart 2013 is de toen 16-jarige [naam slachtoffer] (hierna: [naam slachtoffer] ) weggelopen uit een jeugdinstelling. Op 20 juni 2013 is zij aangetroffen in Rotterdam. Het vermoeden rees dat [naam slachtoffer] in voornoemde periode werkzaam is geweest in de prostitutie, hetgeen door [naam slachtoffer] zelf wordt ontkend.
De rechtbank ziet zich gesteld voor de vraag of [naam slachtoffer] inderdaad werkzaam is geweest in de prostitutie en, zo ja, welke rol de verdachte daarbij heeft gespeeld.
Wettelijk kader
De strekking van artikel 273f, eerste lid aanhef en onder 2, 5 en 8 van het Wetboek van Strafrecht (Sr) ziet op de bescherming van kinderen, waarbij de minderjarigheid een geobjectiveerd bestanddeel vormt, wat betekent dat kan worden volstaan met een vaststelling van het feit dat sprake was van minderjarigheid ten tijde van het tenlastegelegde.
Artikel 273f, eerste lid aanhef en onder 2 Sr ziet, voor zover thans van belang, op het werven, vervoeren, overbrengen, huisvesten of opnemen van een ander met het oogmerk van uitbuiting van die ander, terwijl die ander nog geen achttien jaren oud is. Het begrip ‘uitbuiting’ is door de wetgever niet gedefinieerd, behoudens voor zover in artikel 273f, tweede lid Sr is bepaald dat ‘uitbuiting ten minste omvat uitbuiting van een ander in de prostitutie en andere vormen van seksuele uitbuiting’.
Het in artikel 273f, eerste lid, aanhef en onder 5, respectievelijk 8 Sr bepaalde ziet op het strafbaar stellen van het brengen van een minderjarige in de prostitutie, respectievelijk het voordeel trekken uit de prostitutie door een minderjarige. Onder “ertoe brengen” moet, zoals uit vaste jurisprudentie volgt, mede worden verstaan iedere gedraging gericht tegen een persoon ertoe strekkende deze te belemmeren in zijn vrijheid met prostitutie op te houden, ongeacht de omstandigheid of deze daarbij vrijwillig betrokken is geraakt, dan wel reeds eerder bij prostitutie was betrokken. Dit heeft zelfs te gelden indien de verdachte slechts faciliterende handelingen heeft verricht.
Uit de wetsgeschiedenis vloeit voort dat de wetgever ten aanzien van de strafbaarstelling van het op de prostitutie van minderjarigen gerichte handelen, geen verdergaande eis van specifieke, een uitbuitingsituatie kenmerkende, omstandigheden heeft gesteld. Het brengen van een minderjarige in de prostitutie of het profiteren van de opbrengst van prostitutiewerkzaamheden door een minderjarige is door de wetgever aangemerkt als een aan mensenhandel gerelateerde vorm van uitbuiting. Het voorgaande brengt mee dat het begrip ‘uitbuiting’ niet als bestanddeel in voormelde strafbepaling moet worden ingelezen en afzonderlijk moet worden bewezen, doch dat handelen als in deze strafbepaling neergelegd uitbuiting oplevert en wordt gekwalificeerd als mensenhandel.
Het gebruik van één of meer van de in artikel 273f, eerste lid, aanhef en onder 1 Sr genoemde (dwang)middelen is niet vereist voor strafbaar handelen.
Betrokkenheid van de verdachte bij prostitutie dan wel escortservices
Anders dan de verdediging stelt, valt uit diverse tapgesprekken op te maken dat de verdachte in de tenlastegelegde periode betrokken was bij prostitutie dan wel escortservices en dat hij verschillende (volwassen) vrouwen voor zich had werken. Dit blijkt uit de telefoongesprekken tussen de verdachte en [naam 1] op 13 en 14 juni 2013 (pagina 58 en 59 van het strafdossier) en uit het telefoongesprek tussen [naam 1] en [naam 2] op 14 juni 2013 om 12.05 uur (pagina 62 van het strafdossier).
Beschikbaar stellen voor prostitutie
Uit getapte telefoongesprekken blijkt voorts dat de verdachte [naam slachtoffer] in de tenlastegelegde periode diverse malen heeft gesproken – hij heeft bij een confrontatie met die tapgesprekken bij de politie verklaard zijn stem te herkennen – waarbij hij haar aan de afspraak tussen hen hield dat zij voor hem ging werken, hij haar vertelde wanneer hij haar nodig had, dat zij klaar moest staan en dat zij op een bepaalde tijd naar een bepaalde plaats dan wel locatie moest komen.
De hiervoor vermelde gesprekken tussen de verdachte en andere vrouwen kleuren de gesprekken tussen de verdachte en [naam slachtoffer] .
Uit tapgesprekken tussen [naam slachtoffer] en een persoon genaamd [naam 3] op 11 juni 2013 en tussen [naam slachtoffer] en een persoon genaamd [naam 4] op 13 juni 2013 kan worden afgeleid dat [naam slachtoffer] in de tenlastegelegde periode daadwerkelijk in de prostitutie werkte of had gewerkt (pagina 64 respectievelijk 65 en 66 van het strafdossier).
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat het niet anders kan zijn dan dat de gesprekken tussen de verdachte en [naam slachtoffer] over prostitutiewerkzaamheden gingen en dat hij haar aldus ertoe heeft gebracht zich beschikbaar te stellen - en te houden - voor de prostitutie.
Faciliterende handelingen en opzettelijk voordeel trekken
De rechtbank zal anders dan de verdediging heeft bepleit, de verklaring van [naam 1] bij de politie gebruiken voor het bewijs. Zij verklaart consistent en gedetailleerd bij de politie. Dat zij (een jaar later) bij de rechter-commissaris haar verklaring nuanceert, vormt voor de rechtbank geen aanleiding om te twijfelen aan de betrouwbaarheid van de verklaring van [naam 1] bij de politie. [naam 1] bevestigt dat [naam slachtoffer] in de prostiutie heeft gewerkt. Zij heeft voorts verklaard dat het de verdachte is geweest die [naam slachtoffer] naar klanten heeft vervoerd en weer opgehaald en dat [naam slachtoffer] bovendien (een deel van) het door haar verdiende geld aan de verdachte heeft afgestaan. Aldus heeft de verdachte [naam slachtoffer] gefaciliteerd bij en met opzet voordeel getrokken uit de door haar gepleegde prostitutie.
Op grond van bovenvermelde feiten en omstandigheden, in onderlinge samenhang bezien, staat naar het oordeel van de rechtbank vast dat de verdachte actief handelingen heeft verricht waardoor hij [naam slachtoffer] opzettelijk in een uitbuitingssituatie heeft gebracht en gehouden. Dat [naam slachtoffer] mogelijk zelf reeds vrijwillig had gekozen voor prostitutie en ook geen aangifte tegen de verdachte heeft gedaan, doet aan het voorgaande niet af.
Naar het oordeel van de rechtbank zijn er geen bewijsmiddelen in het dossier aanwezig voor hetgeen ten laste is gelegd onder het kopje “(lid 1, onder sub 8) ” onder de gedachtestreepjes 3 tot en met 6. Weliswaar volgt uit de verklaring van [naam 5] (pagina 20 tot en met 26 van het strafdossier) dat [naam slachtoffer] met een advertentie op internet stond (www.seksjobs.nl), waarbij zij zichzelf aanbood voor prostitutie en waarbij naaktfoto’s van haar te zien waren, doch niet uit te sluiten valt dat het [naam slachtoffer] zelf is geweest die de naaktfoto’s heeft gemaakt dan wel heeft laten maken en dat zij het ook zelf is geweest die de advertentie heeft opgesteld, geplaatst en beheerd. Evenmin zijn in het dossier bewijsmiddelen aanwezig dat de verdachte [naam slachtoffer] te werk heeft gesteld als prostituee. De verdachte zal in zoverre worden vrijgesproken.
4.1.4.
Conclusie
De verdachte heeft zich in de tenlastegelegde periode schuldig gemaakt aan mensenhandel van een minderjarige.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij in de periode van 30 maart 2013 tot en met 20 juni 2013 te Rotterdam, althans in Nederland
meermalen, althans éénmaal, een ander, te weten [naam slachtoffer] (geboren [geboortedatum slachtoffer] 1997), heeft vervoerd, met het oogmerk van uitbuiting van die [naam slachtoffer] , terwijl zij de leeftijd van achttien jaren nog niet had bereikt,
en
meermalen, althans éénmaal, die [naam slachtoffer] ertoe heeft gebracht zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met of voor een derde tegen betaling, terwijl die [naam slachtoffer] de leeftijd van achttien jaren nog niet had bereikt,
en
meermalen, althans éénmaal opzettelijk voordeel heeft getrokken uit seksuele handelingen van die [naam slachtoffer] met of voor een derde tegen betaling, terwijl die [naam slachtoffer] de leeftijd van achttien jaren nog niet had bereikt, immers heeft hij, verdachte- tegen die [naam slachtoffer] (op dwingende toon) gezegd dat zij haar afspraken na moest komen, en/of
en/of
- tegen die [naam slachtoffer] (op dwingende toon) gezegd dat zij klaar moest staan en/of naar een bepaalde locatie/plaats moest komen, en/of dat zij moest werken, en/of
- die [naam slachtoffer] van en naar één of meer
klant(en)/perso(o)n(en) en/of naar één of meer plaatsen vervoerd en/of
gebracht en/of begeleid, voor het verrichten van seksuele handeling(en), en/of
telkens een deel van de ontvangen .
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
Het meermalen plegen van mensenhandel, terwijl de persoon ten aanzien van wie de in artikel 273f, eerste lid van het Wetboek van Strafrecht onder 2, 5 en 8 omschreven feiten worden gepleegd, de leeftijd van achttien jaren nog niet heeft bereikt.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Standpunt officier van justitie
Gelet op de aard en ernst van het tenlastegelegde is in beginsel een gevangenisstraf van 12 maanden passend en geboden. Gelet evenwel op de aanzienlijke overschrijding van de redelijke termijn stelt de officier van justitie voor om een korting van zes maanden op dit uitgangspunt toe te passen.
7.2.
Standpunt verdediging
De op te leggen straf dient, rekening houdend met de termijnoverschrijding en artikel 63 Sr geheel voorwaardelijk te worden opgelegd. Subsidiair dient deze voorwaardelijke straf te worden gecombineerd met een taakstraf, waarbij rekening moet worden gehouden met de omstandigheid dat de verdachte fulltime werkt. De verdachte heeft jaren in onzekerheid verkeerd en is na de onderhavige zaak niet weer voor soortgelijke feiten in aanraking gekomen met politie en justitie. Volgens de reclassering zijn er op geen enkel leefgebied zorgen over de verdachte. Bovendien heeft hij vast werk.
7.3.
De beoordeling
De straffen die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft door een minderjarig meisje gepleegde prostitutie gefaciliteerd en heeft daar voordeel uit getrokken. De jeugdige leeftijd van het meisje - zij was op dat moment 16 jaar -, in combinatie met de omstandigheid dat zij was weggelopen uit een gesloten jeugdinrichting en geen telefoon had, maakte haar kwetsbaar. De verdachte heeft het meisje naar afspraken met klanten vervoerd en weer opgehaald. Het meisje moest de verdachte als vergoeding voor de door hem bij haar prostitutie-werkzaamheden geboden ondersteuning (een deel van) de door haar daarmee verworven inkomsten afstaan.
Dit zijn ernstige feiten: door het handelen van de verdachte is inbreuk gemaakt op de lichamelijke en geestelijke integriteit, het welzijn en de persoonlijke vrijheid van genoemde minderjarige. De verdachte heeft slechts oog gehad voor zijn eigen (financiële) belangen en op geen enkele wijze rekening gehouden met de belangen van de minderjarige.
Gezien de straffen die doorgaans in soortgelijke gevallen worden opgelegd, rechtvaardigt het bewezenverklaarde in beginsel een forse gevangenisstraf.
Er is in dit geval echter sprake van een aanzienlijke overschrijding van de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.
Verder houdt de rechtbank rekening met de toepasselijkheid van artikel 63 Sr, nu uit de justitiële documentatie betreffende de verdachte van 26 november 2018 blijkt dat hij na het plegen van deze feiten is veroordeeld voor een ander, overigens niet soortgelijk, strafbaar feit. Tenslotte weegt mee dat de verdachte momenteel fulltime werkt, zoals blijkt uit de arbeidsovereenkomst die de raadsman op de zitting heeft overgelegd.
Gelet op al het voorgaande zal een deel van de straf voorwaardelijk worden opgelegd met de voorwaarde die hierna wordt genoemd. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen. Voorts zal de rechtbank een taakstraf van na te noemen duur opleggen.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 47, 57, 63 en 273f van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte het tenlastegelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezenverklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 90 dagen;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot
87 (zevenentachtig) dagenniet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op 2 jaren;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft;
stelt als algemene voorwaarde:
- de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
veroordeelt de verdachte tot een taakstraf voor de duur van
200 (tweehonderd) uren, waarbij de Reclassering Nederland dient te bepalen uit welke werkzaamheden de taakstraf dient te bestaan;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
100 dagen.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. M.V. Scheffers, voorzitter,
en mrs. A.M.H. Geerars en J.J. van den Berg, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. H.P. Eekhout, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 6 februari 2019.
De oudste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij in of omstreeks de periode van 30 maart 2013 tot en met 20 juni 2013 te Rotterdam, althans in Nederland tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
(lid 1, onder sub 2)
meermalen, althans éénmaal, een ander, te weten [naam slachtoffer] (geboren [geboortedatum slachtoffer] 1997), heeft aangeworven, vervoerd, overgebracht, gehuisvest of opgenomen, met het oogmerk van uitbuiting van die [naam slachtoffer] , terwijl zij de leeftijd van achttien jaren nog niet had bereikt,
en
(lid 1, onder sub 5)
meermalen, althans éénmaal, die [naam slachtoffer] ertoe heeft gebracht zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met of voor een derde tegen betaling, dan wel ten aanzien van die [naam slachtoffer] enig(e) handeling(en) heeft ondernomen waarvan hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat die [naam slachtoffer] zich daardoor beschikbaar zou stellen tot het verrichten van die handelingen, terwijl die [naam slachtoffer] de leeftijd van achttien jaren nog niet had bereikt,
en/of
(lid 1, onder sub 8)
meermalen, althans éénmaal opzettelijk voordeel heeft getrokken uit seksuele handelingen van die [naam slachtoffer] met of voor een derde tegen betaling, terwijl die [naam slachtoffer] de leeftijd van achttien jaren nog niet had bereikt, immers heeft hij, verdachte, en/of één of meer van zijn mededader(s)
- die [naam slachtoffer] ondergebracht in een woning, althans voor haar (een) verblijfplaats(en)/ onderdak geregeld of laten regelen, en/of
- tegen die [naam slachtoffer] (op dwingende en/of dreigende toon) (telkens) gezegd dat zij in de prostitutie moest werken en/of seksuele handelingen moest verrichten en/of geld moest verdienen en/of haar afspraken na moest komen, en/of
- ( vervolgens) die [naam slachtoffer] te werk gesteld als prostituee/escort, en/of
- één of meer (naak)foto('s) en/of één of meer afbeeldingen van die [naam slachtoffer] gemaakt en/of laten maken ten behoeve van (een) (seks)advertentie(s), en/of
- ( vervolgens) (een) profiel(en) en/of advertentie(s) met die (naakt)foto's en/of afbeeldingen van die [naam slachtoffer] waarin seksuele handelingen tegen betaling werden aangeboden, gemaakt en/of laten maken, en/of die profiel(en) en/of advertentie(s) op internet geplaatst en/of laten plaatsen (www.sexjobs.nl), en/of
- die advertentie(s) beheerd en/of laten beheren door die te activeren, en/of
- ( telkens) tegen die [naam slachtoffer] (op dwingende en/of dreigende toon) gezegd dat zij klaar moest staan en/of naar een bepaalde locatie/plaats moest komen, en/of dat zij moest werken, en/of
- ( vervolgens) die [naam slachtoffer] van en/of naar één of meer klant(en)/perso(o)n(en) en/of naar één of meer plaats(en) vervoerd en/of gebracht en/of begeleid, voor het verrichten van seksuele handeling(en), en/of
- ( vervolgens) (telkens) (een deel van) de verdiensten van die [naam slachtoffer] uit prostitutiewerkzaamheden ontvangen en/of zich toegeëigend.