ECLI:NL:RBROT:2019:10981

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
2 december 2019
Publicatiedatum
23 januari 2023
Zaaknummer
10/996579-15
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling wegens valsheid in geschrift en belastingfraude met valse kwitanties

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 2 december 2019 een verstekvonnis uitgesproken tegen de verdachte, geboren in 1967, die zich schuldig heeft gemaakt aan valsheid in geschrift en belastingfraude. De verdachte werd beschuldigd van het opzettelijk voorhanden hebben en afleveren van valse kwitanties van giften aan Algemeen Nut Beogende Instellingen (ANBI's), en het gebruik van deze kwitanties bij zijn aangifte inkomstenbelasting. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van 1 januari 2010 tot en met 23 mei 2016 valse giftenkwitanties heeft afgeleverd en voorhanden heeft gehad, terwijl hij wist dat deze geschriften bestemd waren voor gebruik als ware ze echt en onvervalst. Daarnaast heeft hij opzettelijk onjuiste aangiften inkomstenbelasting gedaan, waardoor te weinig belasting werd geheven.

De officier van justitie had een gevangenisstraf van 12 maanden geëist, waarvan 2 maanden voorwaardelijk, en de rechtbank heeft deze eis grotendeels overgenomen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden, waarvan 2 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat er sprake was van een overschrijding van de redelijke termijn van anderhalf jaar, wat heeft geleid tot de beslissing om een deel van de gevangenisstraf voorwaardelijk op te leggen. De rechtbank heeft verder bepaald dat het in beslag genomen geldbedrag van € 1.810,00 verbeurd wordt verklaard, aangezien dit bedrag door middel van de strafbare feiten is verkregen.

De rechtbank heeft in haar overwegingen rekening gehouden met de ernst van de feiten, de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de noodzaak om het vertrouwen in de juistheid van geschriften in het maatschappelijk verkeer te waarborgen. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan ernstige strafbare feiten die niet alleen hemzelf, maar ook de samenleving financieel hebben benadeeld.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10/996579-15
Datum uitspraak: 2 december 2019
Verstek
Verkort vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte01] ,
geboren te [geboorteplaats01] ( [geboorteland01] ) op [geboortedatum01] 1967,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[postcode01] , [adres01] , [plaats01] .

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 18 november 2019.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding, zoals deze op de terechtzitting overeenkomstig de vordering van de officier van justitie is gewijzigd.
De tekst van de gewijzigde tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. F.B.W. Groendijk heeft gevorderd:
  • partiële vrijspraak ten aanzien van het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde medeplegen;
  • bewezenverklaring van het overig onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 2 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar.

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Bewezenverklaring
Wettig en overtuigend is bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1.
hij
in de periode van 1 januari 2010 tot en met 23 mei 2016
te Rotterdam, meermalen, telkens opzettelijk
valse giften kwitanties van Stichting [stichting01]
[plaats02] en Stichting [stichting02] ten name van:
1. [naam01] (DOC-096) en
2. [naam02] (DOC-135) en
3. [naam03] (DOC-232) en
4. [naam04] (DOC-325) en
5. [naam05] (DOC-200),
- elk zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs
van enig feit te dienen - heeft afgeleverd aan voornoemde personen en
voorhanden heeft gehad,
bestaande die valsheid telkens hierin dat in strijd met de
waarheid - zakelijk weergegeven - op die giftenkwitanties was vermeld
dat:
ad 1. [naam01] een totaalbedrag van EUR 3.000,- en
ad 2. [naam02] een totaalbedrag van EUR 2.000,- en
ad 3. [naam03] een totaalbedrag van EUR 400,- en
ad 4. [naam04] een totaalbedrag van EUR 5.500,- en
ad 5. [naam05] een totaalbedrag van EUR 2.500,-
heeft/hebben gedoneerd aan voornoemde stichting(en),
terwijl hij, verdachte wist dat die geschriften bestemd waren voor gebruik
als waren deze echt en onvervalst;
en/of
hij
op 23 mei 2016 te Rotterdam,
opzettelijk valse giftenkwitanties van Stichting [stichting02]
Dordrecht ten name van [naam06] (DOC-251)
- zijnde geschriften die bestemd waren om tot bewijs van
enig feit te dienen - voorhanden heeft gehad,
bestaande die valsheid hierin dat in strijd met de
waarheid - zakelijk weergegeven - in/op die giftenkwitanties was vermeld dat
die [naam06] een totaalbedrag van EUR 1.300,- heeft gedoneerd aan voornoemde
stichting,
terwijl hij, verdachte wist dat die geschriften bestemd waren voor gebruik
als waren deze echt en onvervalst;
2.
hij
in de periode van 17 februari 2011 tot en met 14 november 2015
te Rotterdam en Arnhem,
telkens als degene die ingevolge de Belastingwet verplicht was tot het voor
raadpleging beschikbaar stellen van boeken, bescheiden en andere
gegevensdragers en/of de inhoud daarvan, telkens opzettelijk deze in valse
vorm voor dit doel ter beschikking heeft gesteld, terwijl dat
feit ertoe strekte dat te weinig belasting werd geheven,
immers heeft hij, verdachte, toen en daar
telkens opzettelijk valse giftenkwitanties van Stichting
[stichting01] [plaats02] en Stichting [stichting02] ten name
van hem, verdachte [verdachte01] verzonden aan (een)
medewerker(s) van) de Belastingdienst,
bestaande de valsheid hierin dat op die giftenkwitanties in
strijd met de waarheid - zakelijk weergegeven - was vermeld dat hij,
verdachte,
- in 2008 een totaalbedrag van EUR 4.000,- (DOC-012 en/of 286) en
- in 2012 een totaalbedrag van EUR 3.000,- (DOC-122) en
- in 2013 een totaalbedrag van EUR 2.300,- (DOC-011 en/of 290) en
- in 2014 een totaalbedrag van EUR 2.500,- (DOC-254a)
heeft gedoneerd aan voornoemde stichting(en),
terwijl in werkelijkheid hij, verdachte
ten hoogste 10-15% van de hiervoor vermelde bedragen heeft gedoneerd;
3.
hij
in de periode van 26 februari 2009 tot en met 4 april 2015
te Rotterdam en Apeldoorn, meermalen,
telkens opzettelijk
bij de Belastingwet voorziene aangiften als bedoeld in de Algemene wet
inzake rijksbelastingen,
te weten elektronische aangiften voor de inkomstenbelasting/premie
volksverzekeringen over het (belasting)jaren 2008, 2011, 2012, 2013 en
2014 ten name van hem, verdachte [verdachte01] (DOC-110, 113, 010 en/of 114)
onjuist en/of onvolledig heeft gedaan,
immers heeft hij, verdachte, telkens opzettelijk in/op de bij de inspecteur der belastingen en/of de
Belastingdienst ingediende elektronische aangiften inkomstenbelasting/premie
volksverzekeringen over genoemde jaren telkens een te laag bedrag aan
belastbaar inkomen en een te hoog bedrag aan uitgaven
voor giften opgegeven/vermeld,
terwijl die feiten telkens ertoe strekten dat te weinig belasting
werd geheven.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
De overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan is gegrond op de inhoud van de wettige bewijsmiddelen, houdende tot bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Het vonnis zal in die gevallen waarin de wet dit vereist worden aangevuld met een later bij dit vonnis te voegen bijlage met daarin de inhoud dan wel de opgave van de bewijsmiddelen.

5..Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
1.
opzettelijk een geschrift als bedoeld in artikel 225, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht afleveren en voorhanden hebben, terwijl hij weet dat dit geschrift bestemd is voor gebruik als ware het echt en onvervalst, meermalen gepleegd,
en
opzettelijk een geschrift als bedoeld in artikel 225, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht voorhanden hebben, terwijl hij weet dat dit geschrift bestemd is voor gebruik als ware het echt en onvervalst, meermalen gepleegd;
2.
ingevolge de belastingwet verplicht zijnde boeken, bescheiden, andere gegevensdragers of de inhoud daarvan voor raadpleging beschikbaar te stellen, deze voor dit doel opzettelijk in valse vorm beschikbaar stellen, terwijl het feit ertoe strekt dat te weinig belasting wordt geheven, meermalen gepleegd;
3.
opzettelijk een bij de belastingwet voorziene aangifte onjuist en/of onvolledig doen, terwijl het feit ertoe strekt dat te weinig belasting wordt geheven, meermalen gepleegd.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straffen die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het plegen van valsheid in geschrift en belastingfraude. Hij heeft valse giftkwitanties van Algemeen Nut Beogende Instellingen op naam van hemzelf opgemaakt en gebruikt als aftrekpost op het belastbare inkomen in aangiften inkomstenbelasting van hemzelf. Ook heeft hij valse giftkwitanties aan derden afgeleverd. In het maatschappelijk verkeer moet men kunnen vertrouwen op de juistheid van geschriften. Dit vertrouwen heeft de verdachte ernstig geschaad. Bovendien heeft hij de fiscus, en daarmee de hele samenleving, financieel benadeeld ten gunste van anderen en hemzelf. Hij heeft systematisch misbruik gemaakt van het belastingsysteem. Door actief te zoeken naar derden die kwitanties van hem wilden afnemen, heeft hij ervoor gezorgd dat er vele strafbare feiten zijn gepleegd.
Voor zijn handelen heeft de verdachte op geen enkele wijze verantwoording afgelegd.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 17 oktober 2019, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd.
Bij de berechting van een zaak, waarbij geen sprake is van bijzondere omstandigheden heeft als uitgangspunt te gelden dat de behandeling van de zaak op de terechtzitting dient te zijn afgerond met een eindvonnis binnen twee jaar na aanvang van de redelijke termijn. De redelijke termijn vangt aan op het moment dat een verdachte rechtspersoon in redelijkheid de verwachting kan hebben dat tegen hem ter zake van een bepaald strafbaar feit door het openbaar ministerie een strafvervolging zal worden ingesteld. De inverzekeringstelling van een verdachte kan als een zodanige handeling worden aangemerkt. De verdachte is in de onderhavige zaak op 23 mei 2016 in verzekering gesteld. Op deze datum is de redelijke termijn derhalve aangevangen.
Naar het oordeel van de rechtbank is er in deze zaak geen sprake van bijzondere omstandigheden.
Tussen 23 mei 2016 en de datum van het eindvonnis ligt een periode van drieënhalf jaar. Nu in deze zaak, zoals hiervoor is overwogen, wordt uitgegaan van een redelijke termijn van twee jaar, is er in de onderhavige zaak sprake van een overschrijding van de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) van anderhalf jaar. Nu deze overschrijding niet is toe te rekenen aan de verdachte, dient dit gecompenseerd te worden.
In het geval de redelijke termijn niet zou zijn overschreden, zou de rechtbank een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf hebben opgelegd. Gelet op het voorgaande zal de rechtbank de verdachte een deel van de gevangenisstraf in voorwaardelijke vorm opleggen.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straffen, waaronder de hieronder besproken verbeurdverklaring, passend en geboden.

8..In beslag genomen voorwerpen

8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd het in beslag genomen geldbedrag van € 1.810,00 verbeurd te verklaren.
8.2.
Beoordeling
Het in beslag genomen geldbedrag zal worden verbeurd verklaard.
Het voorwerp behoort aan de verdachte toe. De verdachte kan het voorwerp en geheel of ten dele ten eigen bate aanwenden en het voorwerp is geheel of grotendeels door middel van de strafbare feiten verkregen.

9..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 33, 33a, 57 en 225 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 68 en 69 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen.

10..Bijlage

De in dit vonnis genoemde bijlage maakt deel uit van dit vonnis.

11..Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot 2 maanden niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op 2 jaar;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft;
stelt als algemene voorwaarde:
- de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
beslist ten aanzien van de voorwerpen, geplaatst op de lijst van inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, als volgt:
- verklaart verbeurd als bijkomende straf voor de feiten:
€ 1.810,00;
heft op de schorsing van de voorlopige hechtenis van de verdachte.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. E. Rabbie, voorzitter,
en mrs. F.A. Hut en T.M. Riemens, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. E.L. Vedder, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 2 december 2019.
Bijlage I
Tekst gewijzigde tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij
op één of meerdere tijdstip(pen) gelegen
in of omstreeks de periode van 1 januari 2010 tot en met 23 mei 2016
te Rotterdam, in elk geval (elders) in Nederland,
tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen,
meermalen, althans eenmaal,
(telkens)
opzettelijk
valse of vervalste giftenkwitanties van Stichting [stichting01]
[plaats02] en/of Stichting [stichting02] ten name van:
1. [naam01] (DOC-096) en/of
2. [naam02] (DOC-135) en/of
3. [naam03] (DOC-232) en/of
4. [naam04] (DOC-325) en/of
5. [naam05] (DOC-200),
- ( elk) zijnde (een) geschrift(en) dat/die bestemd was/waren om tot bewijs
van enig feit te dienen - heeft afgeleverd aan voornoemde perso(o)n(en) en/of
voorhanden heeft gehad,
bestaande die valsheid of vervalsing (telkens) hierin dat in strijd met de
waarheid - zakelijk weergegeven - in/op dat/die giftenkwitanties was vermeld
dat:
ad 1. [naam01] een totaalbedrag van EUR 3.000,- en/of
ad 2. [naam02] een totaalbedrag van EUR 2.000,- en/of
ad 3. [naam03] een totaalbedrag van EUR 400,- en/of
ad 4. [naam04] een totaalbedrag van EUR 5.500,- en/of
ad 5. [naam05] een totaalbedrag van EUR 2.500,-
heeft/hebben gedoneerd aan voornoemde stichting(en),
terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) wist(en) of redelijkerwijs
moest(en) vermoeden dat dat/die geschrift(en) bestemd was/waren voor gebruik
als ware(n) het/deze echt en onvervalst;
en/of
hij
op of omstreeks 23 mei 2016 te Rotterdam, in elk geval (elders) in Nederland,
tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen,
meermalen, althans eenmaal,
opzettelijk valse of vervalste giftenkwitanties van Stichting [stichting02]
Dordrecht ten name van [naam06] (DOC-251)
- ( elk) zijnde (een) geschrift(en) dat/die bestemd was/waren om tot bewijs van
enig feit te dienen - voorhanden heeft gehad,
bestaande die valsheid of vervalsing (telkens) hierin dat in strijd met de
waarheid - zakelijk weergegeven - in/op die giftenkwitanties was vermeld dat
die [naam06] een totaalbedrag van EUR 1.300,- heeft gedoneerd aan voornoemde
stichting,
terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) wist(en) of redelijkerwijs
moest(en) vermoeden dat dat/die geschrift(en) bestemd was/waren voor gebruik
als ware(n) het/deze echt en onvervalst;
2.
hij
op één of meer tijdstip(pen) gelegen
in of omstreeks de periode van 17 februari 2011 tot en met 14 november 2015
te Rotterdam en/of Arnhem, in elk geval (elders) in Nederland,
(telkens) als degene die ingevolge de Belastingwet verplicht was tot het voor
raadpleging beschikbaar stellen van boeken, bescheiden en/of (andere)
gegevensdragers en/of de inhoud daarvan, (telkens) opzettelijk deze in valse
en/of vervalste vorm voor dit doel ter beschikking heeft gesteld, terwijl dat
feit ertoe strekte dat te weinig belasting werd geheven,
immers heeft/hebben hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) toen en daar
(telkens) opzettelijk valse of vervalste giftenkwitanties van Stichting
[stichting01] [plaats02] en/of Stichting [stichting02] ten name
van hem, verdachte [verdachte01] verzonden, althans doen toekomen aan ((een)
medewerker(s) van) de Belastingdienst,
bestaande de valsheid of vervalsing hierin dat op die giftenkwitanties in
strijd met de waarheid - zakelijk weergegeven - was vermeld dat hij,
verdachte,
- in 2008 een totaalbedrag van EUR 4.000,- (DOC-012 en/of 286) en/of
- in 2012 een totaalbedrag van EUR 3.000,- (DOC-122) en/of
- in 2013 een totaalbedrag van EUR 2.300,- (DOC-011 en/of 290) en/of
- in 2014 een totaalbedrag van EUR 2.500,- (DOC-254a)
heeft gedoneerd aan voornoemde stichting(en),
terwijl in werkelijkheid hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) (telkens)
(ten hoogste) 10-15% van het/de hiervoor vermeld(e) bedrag(en), althans (een)
lager(e) bedrag(en), althans geen bedragen heeft/hebben gedoneerd;
3.
hij
op één of meer tijdstip(pen)
in of omstreeks de periode van 26 februari 2009 tot en met 4 april 2015
te Rotterdam en/of Apeldoorn, in elk geval (elders) in Nederland,
tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen,
meermalen, althans eenmaal,
(telkens) opzettelijk
(een) bij de Belastingwet voorziene aangifte(n) als bedoeld in de Algemene wet
inzake rijksbelastingen,
te weten (een) elektronische aangifte(n) voor de inkomstenbelasting/premie
volksverzekeringen over het (belasting)ja(a)r(en) 2008, 2011, 2012, 2013 en/of
2014 ten name van hem, verdachte [verdachte01] (DOC-110, 113, 010 en/of 114)
onjuist en/of onvolledig heeft gedaan,
immers heeft/hebben hij, verdachte, en/of zijn mededader(s)
(telkens) opzettelijk in/op de/het bij de inspecteur der belastingen en/of de
Belastingdienst ingediende elektronische aangifte(n) inkomstenbelasting/premie
volksverzekeringen over genoemde ja(a)r(en) (telkens) een te laag bedrag aan
belastbaar inkomen en/of een te hoog althans gefingeerd bedrag aan uitgaven
voor giften en/of (andere) aftrekpost(en) opgegeven/vermeld,
terwijl dat/die feit(en) (telkens) ertoe strekte(n) dat te weinig belasting
werd geheven.