ECLI:NL:RBROT:2019:10948

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
15 februari 2019
Publicatiedatum
28 september 2021
Zaaknummer
10/213107-18
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bezit van een geladen vuurwapen tijdens preventief fouilleren

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 15 februari 2019 uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die op 25 oktober 2018 te Rotterdam een geladen vuurwapen en munitie voorhanden had. De verdachte werd tijdens een preventief fouilleeractie in het Waalhavengebied aangehouden, waarbij in zijn auto een pistool van het merk Glock, type 19, kaliber 9 mm, en 14 kogelpatronen van het merk Sellier & Bellot werden aangetroffen. De verdachte heeft het ten laste gelegde feit bekend en er is geen vrijspraak bepleit. De officier van justitie, mr. R.S. Dhoen, heeft een gevangenisstraf van 9 maanden geëist, met aftrek van voorarrest.

De rechtbank heeft vastgesteld dat het bewezen verklaarde feit in strijd is met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie. De rechtbank heeft geen feiten of omstandigheden aangetroffen die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten. De verdachte heeft verklaard dat hij het vuurwapen bezat uit zelfverdediging vanwege bedreigingen, maar de rechtbank heeft geoordeeld dat het voorhanden hebben van een vuurwapen grote risico's met zich meebrengt en bijdraagt aan een gevoel van onveiligheid in de regio.

De rechtbank heeft rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn spijt over het vuurwapenbezit en het feit dat hij niet eerder voor soortgelijke feiten is veroordeeld. Uiteindelijk heeft de rechtbank besloten om een gevangenisstraf van 150 dagen op te leggen, waarvan 137 dagen voorwaardelijk, en daarnaast een taakstraf van 200 uren en een geldboete van € 1.500,00. De rechtbank heeft ook een proeftijd van 2 jaar ingesteld, waarin de verdachte zich niet aan strafbare feiten mag schuldig maken. Het vonnis is uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier, mr. J.M. Erasmus.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10/213107-18
Datum uitspraak: 15 februari 2019
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres
[adres verdachte] , [postcode verdachte] [woonplaats verdachte] ,
raadsman mr. J.S. Jordan, advocaat te Den Haag.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 1 februari 2019.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. R.S. Dhoen heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 9 maanden met aftrek van voorarrest;

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering
Het ten laste gelegde is door de verdachte bekend. Dit feit zal zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en nadien geen vrijspraak is bepleit. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan op die wijze dat:
hij op 25 oktober 2018 te Rotterdam een wapen als bedoeld in artikel 2 lid 1 Categorie III onder 1º van de Wet wapens en munitie, te weten een vuurwapen in de zin van artikel 1, onder 3º van die wet in de vorm van een pistool van het merk Glock,
type 19, kaliber 9 mm en munitie in de zin van artikel 1 onder 4º van de Wet wapens en munitie, te weten munitie als bedoeld in artikel 2 lid 2 van die wet, van de
Categorie III te weten 14 kogelpatronen van het merk Sellier & Bellot,
kaliber 9 mm, voorhanden heeft gehad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet (ook) daarvan worden vrijgesproken.

5..Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III en munitie van categorie III. meermalen gepleegd
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het feit is dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden en de draagkracht van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feit waarop de straf is gebaseerd
Tijdens een preventief fouilleer actie in het Waalhavengebied is in de auto van de verdachte een vuurwapen aangetroffen. Het vuurwapen was geladen. De verdachte heeft dus een vuurwapen voorhanden gehad op de openbare weg en dit vuurwapen was met een eenvoudige handeling door te laden en klaar om te gebruiken. Aan het voorhanden hebben van vuurwapens zijn grote risico’s verbonden, omdat de ervaring leert dat het voorhanden hebben van wapens het gebruik ervan uitlokt, zeker nu de verdachte ter zitting aangaf te worden bedreigd. Bovendien geeft het (groeiende) wapenbezit in de regio Rotterdam een algeheel gevoel van maatschappelijke onveiligheid.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
De verdachte heeft op de zitting verklaard dat het bezit van het vuurwapen een verkeerde manier is geweest om zich te beveiligen in verband met ontvangen bedreigingen. Er zijn dan ook geen aanwijzingen dat het vuurwapenbezit van deze verdachte verband houdt met criminele activiteiten. De rechtbank heeft ook acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 14 januari 2019 waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten. Bovendien heeft de verdachte tijdens de zitting verklaard dat hij heeft nagedacht en dat hij spijt heeft van het vuurwapenbezit, mede omdat hij gezien zou kunnen worden als een rolmodel voor jongeren. In dat verband wil hij niet (langer) met vuurwapens worden geassocieerd. Tot slot heeft de rechtbank acht geslagen op het feit dat een gevangenisstraf niet alleen grote consequenties zou hebben voor de verdachte zelf, maar ook voor alle mensen die voor en met hem werken en van zijn inkomsten afhankelijk zijn.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies. Gezien de ernst van het feit kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. De rechtbank zal echter afzien van het opleggen van een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf. In plaats daarvan wordt een geldboete, een taakstraf, een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gelijk aan het voorarrest en een voorwaardelijke gevangenisstraf opgelegd. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.

8..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 57 en 63 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.

9..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10..Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feit zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 150 dagen;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot
137 dagen, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechtbank later anders mocht gelasten, omdat de veroordeelde voor het einde van de proeftijd, die hierbij wordt gesteld op 2 jaar na te melden voorwaarde overtreedt;
stelt als algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig zal maken;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
veroordeelt de verdachte tot een taakstraf voor de duur van
200 uren, waarbij de Reclassering Nederland dient te bepalen uit welke werkzaamheden de taakstraf dient te bestaan;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
100 dagen;
veroordeelt de verdachte tot een
geldboete van € 1.500,00, bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal te vervangen door
25 dagen hechtenis;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte, dat bij eerdere beslissing is geschorst.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. V.M. de Winkel, voorzitter,
en mrs. G.P. van de Beek en B. Krijnen, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J.M. Erasmus griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat hij op of omstreeks 25 oktober 2018 te Rotterdam een wapen als bedoeld in artikel 2 lid 1 Categorie III onder 1º van de
Wet wapens en munitie, te weten een vuurwapen in de zin van artikel 1,
onder 3º van die wet in de vorm van een pistool van het merk Glock,
type 19, kaliber 9 mm en/of munitie in de zin van artikel 1 onder 4º van de Wet wapens en munitie, te weten munitie als bedoeld in artikel 2 lid 2 van die wet, van de
Categorie III te weten 14 kogelpatronen van het merk Sellier & Bellot,
kaliber 9 mm, voorhanden heeft gehad;