ECLI:NL:RBROT:2019:10947

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
6 maart 2019
Publicatiedatum
24 september 2021
Zaaknummer
10/242595-18
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor vuurwapenbezit en munitie in Rotterdam

Op 6 maart 2019 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het bezit van een vuurwapen en munitie. De verdachte, geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte], was ten tijde van de zitting preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichtingen Rotterdam. De officier van justitie, mr. B.M. van Heemst, eiste een gevangenisstraf van 7 maanden. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van 25 tot en met 27 november 2018 in Rotterdam een vuurwapen (een Beretta Model 70, kaliber 7.65 mm) en munitie (7 kogelpatronen) voorhanden heeft gehad, evenals een geluiddemper voor het vuurwapen. De verdachte heeft de feiten bekend, waardoor de rechtbank zonder nadere motivering tot bewezenverklaring is gekomen.

De rechtbank heeft de ernst van de feiten in overweging genomen, waarbij het bezit van vuurwapens in de maatschappij als onaanvaardbaar wordt beschouwd. De verdachte heeft geen openheid van zaken gegeven over de herkomst van het wapen en de reden van bezit. De rechtbank heeft ook gekeken naar de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, die geen eerdere veroordelingen had voor soortgelijke feiten, maar wel een eindverslag van een voorwaardelijke PIJ-maatregel waaruit bleek dat hij niet actief meewerkte. Uiteindelijk heeft de rechtbank de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 6 maanden, met aftrek van voorarrest, en heeft zij bepaald dat de tijd in voorlopige hechtenis in mindering wordt gebracht op de opgelegde straf.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam
Team straf 1
Parketnummer: 10/242595-18
Datum uitspraak: 6 maart 2019
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:

[naam verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte] , [postcode verdachte] [woonplaats verdachte] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de Penitentiaire inrichtingen Rotterdam, locatie Hoogvliet,
raadsman mr. F.C. Knoef, advocaat te ‘s-Gravenhage.

Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 6 maart 2019.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. B.M. van Heemst heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 7 maanden met aftrek van voorarrest.

Waardering van het bewijs

Bewezenverklaring zonder nadere motivering
Het ten laste gelegde is door de verdachte bekend. Deze feiten zullen zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
In bijlage II heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en nadien geen vrijspraak is bepleit. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1.
hij
in de periode van 25 november 2018 tot en met 27
november 2018 te Rotterdam een wapen als bedoeld in artikel 2 lid 1 Categorie III onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een vuurwapen in de zin van artikel 1
onder 3 van die wet in de vorm van een pistool (merk/type Beretta Model 70, kaliber 7.65 millimeter)
en munitie, in de zin van artikel 1 onder 4 van de Wet wapens en munitie,
te weten munitie als bedoeld in artikel 2 lid 2 van die wet, van de
Categorie III, te weten 7 kogelpatronen (merk/type/kaliber GFL 7.65
millimeter) voorhanden heeft gehad.
2.
hij
in de periode van 25 november 2018 tot en met 27
november 2018 te Rotterdam
een wapen, als bedoeld in art. 2 lid 1 Categorie I onder 3 van de Wet
wapens en munitie, te weten een geluiddemper voor een vuurwapen,
voorhanden heeft gehad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
feit 1:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het
feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie
feit 2:
handelen in strijd met artikel 13, eerste lid, van de Wet wapens en munitie
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

Motivering straf

Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Feit waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft een -voor gebruik gereed- vuurwapen met munitie en een demper voorhanden gehad in een theehuis in Rotterdam.
Vuurwapens leveren in de maatschappij een onaanvaardbaar risico op, omdat het bezit van een vuurwapen -met name onder omstandigheden als waarin de verdachte het wapen in bezit had- maar al te gemakkelijk leidt tot het gebruik ervan. Het afvuren van een vuurwapen heeft meestal ernstig lichamelijk letsel of de dood tot gevolg. Alleen al het tonen van een vuurwapen leidt tot grote angst van degenen die ermee geconfronteerd worden. Daarom zijn vuurwapens bij uitstek geschikt om overvallen te plegen of diefstallen met geweld en worden zij in het criminele circuit regelmatig gebruikt voor het plegen van dat soort feiten. Het bezit van dit wapen is dan ook onaanvaardbaar en dient bestraft te worden.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van
14 februari 2019, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
De rechtbank beschikt niet over een Reclasseringsadvies. Wel bevindt zich in het dossier
een eindverslag inzake het toezicht van de voorwaardelijke PIJ maatregel die in januari
2019 werd beeïndigd. Daaruit volgt dat er in die periode geen concrete doelen zijn behaald
en dat de verdachte geen actief meewerkende houding heeft laten zien. De verdachte heeft
ter zitting aangegeven dat hij alleen Reclasseringstoezicht wenst als men zaken voor hem
regelt. Hoewel de rechtbank zich zorgen maakt over de verdachte die op deze jonge leeftijd
met een geladen vuurwapen en een geluiddemper op straat rondloopt ziet de rechtbank gelet
op het voorgaande geen aanleiding om Reclasseringstoezicht op te leggen.

Straf

Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd.
Ten aanzien van de strafoplegging heeft de rechtbank acht geslagen op de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) die voor het bezit van een vuurwapen neerkomen op een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden.
In het geval van de verdachte geldt dat hij niet alleen op een voor het publiek toegankelijke
plaats een vuurwapen voorhanden had maar dat zich in het vuurwapen ook bijbehorende
munitie bevond. Verdachte had ook een op het vuurwapen passende demper bij zich.
Verdachte heeft geen openheid van zaken gegeven met betrekking tot de herkomst van het
vuurwapen en de reden dat hij dit bij zich had.
De rechtbank ziet daarin aanleiding aan de verdachte een vrijheidsstraf opleggen van na te
noemen duur.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op artikel 57 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 13, 26 en 55 van de
Wet wapens en munitie.

Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;

veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden;

beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. D.C.J. Peeck, voorzitter,
en mrs. T.M. Riemens en J.H.J. Verbaan, rechters,
in tegenwoordigheid van J.P. van der Wijden, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 6 maart 2019.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I

Tekst tenlastelegging

Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1
hij
in of omstreeks de periode van 25 november 2018 tot en met 27
november 2018 te Rotterdam
een wapen als bedoeld in artikel 2 lid 1 Categorie III onder 1 van de Wet
wapens en munitie, te weten een vuurwapen in de zin van artikel 1
onder 3 van die wet in de vorm van een pistool (merk/type Beretta
Model 70, kaliber 7.65 millimeter)
en/of
munitie, in de zin van artikel 1 onder 4 van de Wet wapens en munitie,
te weten munitie als bedoeld in artikel 2 lid 2 van die wet, van de
Categorie III, te weten 7 kogelpatronen (merk/type/kaliber GFL 7.65
millimeter)
voorhanden heeft gehad;
( art 26 lid 1 Wet wapens en munitie )
2
hij
in of omstreeks de periode van 25 november 2018 tot en met 27
november 2018 te Rotterdam
een wapen, als bedoeld in art. 2 lid 1 Categorie I onder 3 van de Wet
wapens en munitie, te weten een geluiddemper voor een vuurwapen,
voorhanden heeft gehad;
De in deze tenlastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden,
voor zover daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven,
geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd;
( art 13 lid 1 Wet wapens en munitie )