ECLI:NL:RBROT:2019:10943

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
24 januari 2019
Publicatiedatum
23 september 2021
Zaaknummer
10/191196-18
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor meermaals handelen in strijd met de Wet wapens en munitie en de Opiumwet

Op 24 januari 2019 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van meerdere strafbare feiten, waaronder het handelen in strijd met de Wet wapens en munitie en de Opiumwet. De verdachte werd beschuldigd van het voorhanden hebben van vuurwapens en munitie, alsook van het voorbereiden en bevorderen van de handel in cocaïne. Tijdens de zitting op 10 januari 2019 werd het bewijs tegen de verdachte besproken, waarbij de rechtbank oordeelde dat de verdachte verantwoordelijk was voor de in zijn garagebedrijf aangetroffen goederen. De rechtbank achtte het bewezen dat de verdachte op 25 september 2018 in Bergschenhoek vuurwapens en cocaïne voorhanden had, en dat hij samen met anderen voorbereidingshandelingen had getroffen voor de verdere verwerking en verspreiding van cocaïne. De rechtbank legde een gevangenisstraf van 12 maanden op, waarbij de tijd in voorlopige hechtenis in mindering werd gebracht. De rechtbank oordeelde dat de feiten een ernstige ondermijning van de rechtsorde betekenden en dat er hard moest worden opgetreden tegen dergelijke misdrijven. De verdachte werd ook veroordeeld tot het verbeurd verklaren van de in beslag genomen goederen, die waren vervaardigd of bestemd voor het begaan van de misdrijven. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer voor strafzaken, bestaande uit drie rechters.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10/191196-18
Datum uitspraak: 24 januari 2019
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] ( [geboorteland verdachte] ) op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres
[adres verdachte] , [postcode verdachte] [woonplaats verdachte] ,
raadsvrouw mr. Ö. Saki, advocaat te Rotterdam.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 10 januari 2019.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. E.M. Harbers heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van de ten laste gelegde feiten;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar.

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering
Het onder feit 4 ten laste gelegde is door de verdachte bekend. Dit feit zal zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.2.
Bewijswaardering
4.2.1.
Standpunt verdediging
De raadsvrouw heeft betoogd dat de verdachte ter zake van de feiten 1 tot en met 3 dient te worden vrijgesproken. De verdachte heeft met goed vertrouwen de sleutel van zijn garage aan medeverdachte [naam medeverdachte 1] gegeven zodat [naam medeverdachte 1] goederen kon stallen in zijn garagebedrijf. Niet gezegd kan worden dat de verdachte daarmee willens en wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat hij de verboden spullen in zijn bedrijf aanwezig had. Er kan niet worden vastgesteld dat er bij de verdachte sprake is geweest van bewustheid en/of beschikkingsmacht ten aanzien van de goederen. De in beslaggenomen auto’s zijn gestald door een Albanees genaamd [naam medeverdachte 2] . De aangetroffen wapens zijn mogelijk neergelegd door de persoon die vlak voor de aanhouding met [naam medeverdachte 3] het garagebedrijf binnen is gelopen met een plastic tas. Ook de aangetroffen wapens zaten in een plastic tas. Dit scenario is niet onaannemelijk nu er geen vingerafdrukken van de verdachte op de wapens zijn aangetroffen.
Wanneer de rechtbank er toch van uit gaat dat de verdachte verantwoordelijk is voor de opgeslagen spullen dan dient alsnog vrijspraak te volgen voor feit 2, omdat de verdachte dan hooguit medeplichtig is geweest aan het ten laste gelegde feit. De verdachte heeft maar een klein aandeel in het geheel gehad door enkel zijn garageruimte ter beschikking te stellen.
Mocht de rechtbank tot een bewezenverklaring komen, dan wordt een voorwaardelijk verzoek gedaan om aanvullend onderzoek te laten verrichten naar de camerabeelden van de garage en om [naam medeverdachte 3] en de Albanees [naam medeverdachte 2] als getuige te horen.
4.2.2.
Beoordeling
Naar aanleiding van een melding over drie mannen bij een grijze Citroën Picasso, waarvan één van de mannen een vuurwapen zou hebben en een ander geboeid zou zijn, stelt de politie in de omgeving van de door de melder genoemde locatie een onderzoek in. De politie treft bij een bedrijfspand (naar later blijkt het garagebedrijf van de verdachte) een grijze Citroën Picasso en drie mannen aan, te weten: de verdachte, medeverdachte [naam medeverdachte 1] en een persoon genaamd [naam medeverdachte 3] . Na het geven van een waarschuwingsschot worden de mannen aangehouden. Het nabij gelegen bedrijfspand wordt doorzocht. Daar worden diverse (geprepareerde) personenauto’s, cocaïne, vuurwapens, patronen en diverse goederen aangetroffen die gebruikt kunnen worden voor het vervaardigen van verdovende middelen.
Anders dan de verdediging is de rechtbank van oordeel dat de verdachte verantwoordelijk kan worden gehouden voor de in zijn garagebedrijf aangetroffen goederen. Daarbij wordt in aanmerking genomen dat de verdachte eigenaar van het garagebedrijf was en daar dagelijks kwam om te werken. Ten aanzien van de cocaïne en de goederen die bestemd zijn voor het bereiden van harddrugs overweegt de rechtbank dat die voorwerpen in het zicht lagen in het kantoor op de bovenste verdieping. De verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij ook boven kwam en dat de deur van het kantoor niet op slot zat en soms open stond.
Het kan dus niet anders dan dat de verdachte wist van de aanwezigheid van die voorwerpen en dat hij hierover kon beschikken. Dat de verdachte niet wist van de verborgen ruimtes in de geprepareerde auto’s wordt weersproken door de camerabeelden van het bedrijf waarop te zien is dat de verdachte enkele dagen voor zijn aanhouding, terwijl [naam medeverdachte 3] en [naam medeverdachte 1] toekijken, demonstratieve handelingen verricht bij het middenconsole en het dashboardkastje van één van de aangetroffen auto’s, waarin een verborgen ruimte bij het dashboardkastje was aangebracht.
De vuurwapens en munitie die in een kast in het kantoor van de verdachte op de benedenverdieping zijn aangetroffen behoren naar het oordeel van de rechtbank eveneens toe aan de verdachte. Het voor het eerst ter zitting aangevoerde alternatieve scenario dat een ander dan de verdachte, te weten een voor de verdachte volstrekt onbekende buitenlander met wie hij nog nooit eerder contact zou hebben gehad, het vuurwapen kort voor zijn aanhouding mogelijk in de kast die zich bevond in de kamer achter zijn kantoorruimte zou hebben gelegd, acht de rechtbank hoogst onaannemelijk.
Nu de verdachte heeft verklaard dat de goederen – behoudens de vuurwapens (feit 1) – in zijn garage zijn opgeslagen op verzoek en met medeweten van anderen, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat sprake is van medeplegen.
Het voorwaardelijke verzoek tot het horen van de getuigen [naam medeverdachte 3] en “Albanees” [naam medeverdachte 2] en het nader onderzoek naar de camerabeelden van de garage wordt afgewezen. De rechtbank acht zich voldoende voorgelicht en oordeelt dat, gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, nader onderzoek niet noodzakelijk is.
4.3.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan.
In bijlage III heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het onder 4 bewezen verklaarde heeft bekend en nadien geen vrijspraak is bepleit. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder feit 4 ten laste gelegde heeft begaan.
De verdachte heeft de bewezen verklaarde feiten op die wijze begaan dat:
1.
hij op 25 september 2018 te Bergschenhoek, gemeente Lansingerland,
wapens als bedoeld in art. 2 lid 1 Categorie III onder 1º van de
Wet wapens en munitie, te weten vuurwapens in de
zin van artikel 1, onder 3º van die wet in de vorm van
twee revolvers (merk/type H&R Arms, The
American Double Action, kaliber 32 Smith & Wesson en merk/type
US Revolver Co / Top Break, kaliber 38 Smith & Wesson),
en
(bijbehorende) munitie in de zin van artikel 1, onder 4º van de Wet
wapens en munitie, te weten munitie als bedoeld in artikel 2, lid 2,
Categorie III van die wet, te weten
- dertig (30) kogelpatronen, kaliber 32 smith &
wesson, en
- vijfenzeventig (75) kogelpatronen, kaliber 38
smith & wesson, voorhanden heeft gehad;
2.
hij op 25 september 2018 te Bergschenhoek, gemeente
Lansingerland
tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen,
om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de
Opiumwet, te weten het opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken,
afleveren, verstrekken, vervoeren van cocaïne, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, (telkens) zijnde cocaïne, een middel vermeld op de
bij de Opiumwet behorende lijst I,
voor te bereiden en/of te bevorderen,
- twee, althans één of meer weegscha(a)l(en) en
- één of meer zeef/zeven en
- een sealapparaat en
- één of meer (hydraulische) pers(en) en
- één of meer flessen alcohol en/of ammoniak en
- één of meer blik(ken) aceton en
- verpakkingsmateriaal en- een hoeveelheid versnijdingsmiddel en
- één of meer auto('s), geprepareerd en/of geschikt gemaakt voor het
verbergen en/of vervoeren van verdovende middelen,
voorhanden heeft gehad, waarvan verdachte en/of verdachtes
mededader(s)
wist(en) of ernstige redenen had(den) te vermoeden, dat dat/die
bestemd was/waren tot het plegen van dat/die feit(en);
3.
hij op of omstreeks 25 september 2018 te Bergschenhoek, gemeente
Lansingerland
opzettelijk aanwezig heeft gehad
ongeveer 4,1 gram cocaïne, in elk geval een hoeveelheid van een
materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de
Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde
lid van artikel 3a van die wet;
4.
hij op 25 september 2018
te Bergschenhoek, gemeente Lansingerland,
een wapen als bedoeld in art. 2 lid 1 Categorie III onder 1° van de
Wet wapens en munitie, te weten een vuurwapen in de zin van artikel 1,
onder 3° van die wet in de vorm van een gaspistool (merk/type Walther
Record Mod. A, kaliber 66m) voorhanden heeft gehad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5..Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
Feit 1
Handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, meermalen gepleegd;
Feit 2
Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder A en B van de Opiumwet gegeven verbod om een feit, bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden of te bevorderen, stoffen voorhanden hebben, waarvan hij weet of ernstige reden heeft om te vermoeden dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit;
Feit 3
Opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet
gegeven verbod;
Feit 4
Handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering straffen

7.1.
Algemene overweging
De straffen die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straffen zijn gebaseerd
De verdachte heeft een kleine hoeveelheid cocaïne aanwezig gehad. Kwalijker acht de rechtbank dat hij, samen met anderen, voorbereidingshandelingen getroffen voor de (verdere) verwerking en verspreiding van cocaïne binnen Nederland. De aangetroffen auto’s in de garage van de verdachte waren geprepareerd met verborgen compartimenten om daar vermoedelijk de verdovende middelen en/of wapens in te verbergen en te vervoeren.
Het is algemeen bekend dat verdovende middelen schade toebrengen aan de gezondheid van de gebruikers van deze middelen en dat gebruikers hun drugsgebruik vaak door diefstal of ander crimineel gedrag bekostigen, waardoor schade en overlast wordt toegebracht aan anderen. Van de handel in verdovende middelen is bovendien algemeen bekend dat dit steeds meer gepaard gaat met andere, ook zwaardere vormen van criminaliteit.
Daarnaast heeft de verdachte vuurwapens en munitie voorhanden gehad. Met het aanwezig hebben van vuurwapens en munitie in zijn bedrijfspand heeft de verdachte een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen veroorzaakt, dat het ongecontroleerde bezit van vuurwapens en munitie met zich brengt.
Het spreekt voor zich dat de hiervoor genoemde misdrijven een ernstige en ontoelaatbare ondermijning van de rechtsorde betekenen. Hiertegen dient dan ook hard te worden opgetreden. Daarentegen heeft de rechtbank ook gezien dat verdachte een beperkt strafblad heeft.
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd. De verdediging heeft verzocht een onvoorwaardelijke gevangenisstraf achterwege te laten. Hiervoor bestaat echter geen aanleiding, omdat de feiten te ernstig zijn.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straffen, waaronder de hieronder besproken verbeurdverklaringen, passend en geboden.

8..In beslag genomen voorwerpen

8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de onderstaande in beslag genomen goederen verbeurd te verklaren:
.
[ AFBEELDING VAN PROCES-VEBAAL LIJST IN BESLAG GENOMEN GOEDEREN MET INFO EN GEGEVENS VAN VERDACHTE ]
De officier van justitie heeft gevorderd de onderstaande in beslag genomen goederen te onttrekken aan het verkeer:
[ AFBEELDING VAN PROCES-VEBAAL LIJST IN BESLAG GENOMEN GOEDEREN MET INFO EN GEGEVENS VAN VERDACHTE ]
8.2.
Standpunt verdediging
De verdachte doet afstand van alle nog in beslag genomen goederen.
8.3.
Beoordeling
De in beslag genomen goederen 1 tot en met 12 en 16 zullen worden verbeurd verklaard.
De voorwerpen zijn tot het begaan van de misdrijven vervaardigd/bestemd.
Niet is kunnen worden vastgesteld aan wie deze voorwerpen toebehoort toebehoren.
De in beslag genomen goederen 13 tot en met 15 zullen worden onttrokken aan het verkeer.
Het ongecontroleerde bezit daarvan is in strijd met de wet.
De bewezen feiten zijn met behulp van voornoemde voorwerpen begaan/voorbereid.

9..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 33, 33a, 36b, 36c, 47 en 57 van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie en de artikelen 2, 10 en 10a van de Opiumwet.

10..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11..Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
beslist ten aanzien van de voorwerpen, geplaatst op de lijst van inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, als volgt:
- verklaart verbeurd als bijkomende straf voor de feiten 2 en 3:
[ AFBEELDING VAN PROCES-VEBAAL LIJST IN BESLAG GENOMEN GOEDEREN MET INFO EN GEGEVENS VAN VERDACHTE ]
- verklaart onttrokken aan het verkeer:
[ AFBEELDING VAN PROCES-VEBAAL LIJST IN BESLAG GENOMEN GOEDEREN MET INFO EN GEGEVENS VAN VERDACHTE ]
Dit vonnis is gewezen door:
mr. C.G. van de Grampel, voorzitter,
en mrs. J. de Lange en A. Greve-Kortrijk, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. A. van den Bosch, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 25 september 2018
te Bergschenhoek, gemeente Lansingerland,
alleen, althans tezamen en in vereniging met (een) ander(en),
(een) wapen(s) als bedoeld in art. 2 lid 1 Categorie III onder 1º van de
Wet wapens en munitie, te weten één of meer meer vuurwapen(s) in de
zin van artikel 1, onder 3º van die wet in de vorm van
twee, althans één of meer revolver(s) (merk/type H&R Arms, The
American Double Action, kaliber 32 Smith & Wesson en/of merk/type
US Revolver Co / Top Break, kaliber 38 Smith & Wesson),
en/of
(bijbehorende) munitie in de zin van artikel 1, onder 4º van de Wet
wapens en munitie, te weten munitie als bedoeld in artikel 2, lid 2,
Categorie III van die wet, te weten
- dertig (30), althans één of meer kogelpatro(o)n(en), kaliber 32 smith &
wesson, en/of
- vijfenzeventig (75), althans één of meer kogelpatro(o)n(en), kaliber 38
smith & wesson,
voorhanden heeft gehad;
2.
hij op of omstreeks 25 september 2018 te Bergschenhoek, gemeente
Lansingerland
tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen,
om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de
Opiumwet, te weten het opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken,
verkopen,
afleveren, verstrekken, vervoeren en/of binnen het grondgebied van
Nederland
brengen van cocaïne, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal
bevattende cocaïne, (telkens) zijnde cocaïne, een middel vermeld op de
bij de Opiumwet behorende lijst I,
voor te bereiden en/of te bevorderen,
- twee, althans één of meer weegscha(a)l(en) en/of
- één of meer zeef/zeven en/of
- een sealapparaat en/of
- één of meer (hydraulische) pers(en) en/of
- één of meer flessen alcohol en/of ammoniak en/of
- één of meer blik(ken) aceton en/of
- verpakkingsmateriaal en/of
- een hoeveelheid versnijdingsmiddel en/of
- één of meer auto('s), geprepareerd en/of geschikt gemaakt voor het
verbergen en/of vervoeren van verdovende middelen,
voorhanden heeft gehad, waarvan verdachte en/of verdachtes
mededader(s)
wist(en) of ernstige redenen had(den) te vermoeden, dat dat/die
bestemd
was/waren tot het plegen van dat/die feit(en);
3.
hij op of omstreeks 25 september 2018 te Bergschenhoek, gemeente
Lansingerland
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk
aanwezig heeft gehad
ongeveer 4,1 gram cocaïne, in elk geval een hoeveelheid van een
materiaal
bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de
Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde
lid van artikel 3a van die wet;
4.
hij op of omstreeks 25 september 2018
te Bergschenhoek, gemeente Lansingerland,
alleen, althans tezamen en in vereniging met (een) ander(en),
(een) wapen(s) als bedoeld in art. 2 lid 1 Categorie III onder 1° van de
Wet wapens en munitie, te weten een vuurwapen in de zin van artikel 1,
onder 3° van die wet in de vorm van een gaspistool (merk/type Walther
Record Mod. A, kaliber 66m) voorhanden heeft gehad.