ECLI:NL:RBROT:2019:10939

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
25 april 2019
Publicatiedatum
10 september 2021
Zaaknummer
10/057833-19
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor handelen in strijd met de Wet Wapens en Munitie

Op 25 april 2019 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het voorhanden hebben van een vuurwapen in strijd met artikel 26 lid 1 van de Wet Wapens en Munitie. De verdachte, geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte], was ten tijde van het onderzoek preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Rotterdam. De officier van justitie, mr. B.M. van Heemst, had gevorderd tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde en veroordeling tot een gevangenisstraf van vijf maanden met aftrek van voorarrest.

Tijdens de zitting heeft de verdachte bekend dat hij het vuurwapen voorhanden heeft gehad, maar zijn verklaring dat hij het wapen wilde inleveren bij de politie werd door de rechtbank niet geloofwaardig geacht. De verdachte had het vuurwapen, een revolver van het merk/type BBM Olympic 38, kaliber .22 LR, opgeraapt nadat het door een man op straat was gegooid en had dit ongeveer een uur in zijn rugzak bij zich gehad. De rechtbank oordeelde dat het ongecontroleerde bezit van vuurwapens ernstige risico's met zich meebrengt voor de veiligheid van personen en goederen.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijf maanden, waarbij rekening is gehouden met de ernst van het feit en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen feiten of omstandigheden zijn die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer voor strafzaken, onder leiding van voorzitter mr. A. Verweij, en is openbaar uitgesproken op dezelfde dag.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10/057833-19
Datum uitspraak: 25 april 2019
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Rotterdam, locatie Hoogvliet,
raadsvrouw mr. N. Aydogan-Kütük, advocaat te Rotterdam.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 25 april 2019.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. B.M. van Heemst heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 5 maanden met aftrek van voorarrest.

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering
De verdachte heeft ter terechtzitting bekend dat hij het vuurwapen voorhanden heeft gehad. Als verklaring voor het voorhanden hebben van het vuurwapen heeft de verdachte gegeven dat hij op zoek was naar een politiebureau om het vuurwapen af te geven.
De rechtbank acht de verklaring van de verdachte niet aannemelijk. Het plan om het vuurwapen in te leveren bij de politie vindt geen ondersteuning in de uiterlijke verschijningsvorm van het handelen van de verdachte. De verdachte is immers met het vuurwapen langs politieagenten gelopen zonder het wapen aan hen over te dragen, heeft ongeveer een uur de tijd gehad om een politieagent aan te spreken of zich bij een politiebureau te melden. Hij heeft dit niet gedaan, hij is, met het vuurwapen in zijn rugzak, boodschappen gaan doen in een supermarkt.
Uit de bewijsmiddelen volgt dat een deel van de hamer van het vuurwapen is afgebroken, waardoor het wapen op het moment van aantreffen niet meer normaal functioneerde. Hoewel het afvuurmechanisme van het vuurwapen alleen functioneert als de slagpin middels een drevel en hamer handmatig wordt bediend, is het vuurwapen - hoewel het daartoe niet meer geschikt was - nog wel bestemd om projectielen door een loop af te schieten. Het vuurwapen is daarmee een wapen als bedoeld in artikel 2 lid 1 Categorie III onder 1 van de Wet wapens en munitie.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en nadien geen vrijspraak is bepleit. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij op 8 maart 2019 te Rotterdam een wapen als bedoeld in art. 2 lid 1 Categorie III onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een vuurwapen in de zin van artikel 1 onder 3 van die wet in de vorm van een revolver van het merk/type BBM Olympic 38, kaliber .22 LR en bijbehorende munitie, te weten 4 S&B kogelpatronen (kaliber .22 LR) en 2 S&B hulzen (kaliber.22 LR) voorhanden heeft gehad.

5..Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III;
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het feit is dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feit waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft een vuurwapen met bijbehorende munitie voorhanden gehad. De verdachte heeft het doorgeladen vuurwapen opgeraapt en in zijn rugzak gestopt nadat hij zag dat het wapen door een voor de politie vluchtende man op straat is gegooid. Vervolgens heeft de verdachte ongeveer een uur met het vuurwapen in zijn rugzak rondgelopen in de stad.
Het ongecontroleerde bezit van vuurwapens en daarvoor bestemde munitie leidt niet zelden tot het plegen van ernstige misdrijven met onaanvaardbare risico’s voor de veiligheid van personen en goederen. Het ongecontroleerde bezit van vuurwapens en munitie leidt voorts tot gevoelens van angst en onveiligheid in de samenleving.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 13 april 2019, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten. Dit weegt niet ten nadele van de verdachte mee bij het bepalen van de strafmaat.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gezien de ernst van het feit kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd. Ook ziet de rechtbank aanleiding om in strafverhogende zin rekening te houden met de omstandigheid dat het vuurwapen doorgeladen was met bijbehorende munitie en dat de verdachte met het doorgeladen vuurwapen in zijn rugzak in de stad heeft rondgelopen en een supermarkt heeft bezocht.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Behalve op het reeds genoemde artikel is gelet op de artikelen 57 en 63 van het Wetboek van Strafrecht en artikel 55 van de Wet wapens en munitie.

9..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10..Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 5 (vijf) maanden,
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte met ingang van de dag waarop de totale duur van de tot dan toe ondergane verzekering en voorlopige hechtenis gelijk zal zijn aan die van het onvoorwaardelijk deel van de opgelegde gevangenisstraf.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. A. Verweij, voorzitter,
en mrs. L. Amperse en F.J. Koningsveld, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. D.D.B. Reuter, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 25 april 2019.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 8 maart 2019 te Rotterdam een wapen als bedoeld in art. 2 lid 1 Categorie III onder 1 van de Wet Wapens en Munitie, te weten een vuurwapen in de zin van artikel 1 onder 3 van die wet in de vorm van een revolver van het merk/type BBM Olympic 38, kaliber .22 LR en/of bijbehorende munitie, te weten 4 S&B kogelpatronen (kaliber .22 LR) en/of 2 S&B hulzen (kaliber.22 LR) voorhanden heeft gehad.