Op 25 april 2019 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het voorhanden hebben van een vuurwapen in strijd met artikel 26 lid 1 van de Wet Wapens en Munitie. De verdachte, geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte], was ten tijde van het onderzoek preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Rotterdam. De officier van justitie, mr. B.M. van Heemst, had gevorderd tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde en veroordeling tot een gevangenisstraf van vijf maanden met aftrek van voorarrest.
Tijdens de zitting heeft de verdachte bekend dat hij het vuurwapen voorhanden heeft gehad, maar zijn verklaring dat hij het wapen wilde inleveren bij de politie werd door de rechtbank niet geloofwaardig geacht. De verdachte had het vuurwapen, een revolver van het merk/type BBM Olympic 38, kaliber .22 LR, opgeraapt nadat het door een man op straat was gegooid en had dit ongeveer een uur in zijn rugzak bij zich gehad. De rechtbank oordeelde dat het ongecontroleerde bezit van vuurwapens ernstige risico's met zich meebrengt voor de veiligheid van personen en goederen.
De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijf maanden, waarbij rekening is gehouden met de ernst van het feit en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen feiten of omstandigheden zijn die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer voor strafzaken, onder leiding van voorzitter mr. A. Verweij, en is openbaar uitgesproken op dezelfde dag.