ECLI:NL:RBROT:2019:10927

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
10 juli 2019
Publicatiedatum
1 juli 2021
Zaaknummer
C/10/531165 / HA ZA 17-696
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Benoeming deskundige in geschil over handtekeningen op koopovereenkomst

In deze zaak, die diende voor de Rechtbank Rotterdam op 10 juli 2019, gaat het om een geschil tussen twee partijen over de geldigheid van een koopovereenkomst voor een woning. De eisers in conventie, [persoon A] en [persoon B], hebben de rechtbank verzocht om bewijs te leveren door middel van een deskundigenonderzoek, omdat er twijfels zijn over de handtekeningen op de overeenkomst. De gedaagden in conventie, [persoon C] en [persoon D], hebben bezwaar gemaakt tegen de onafhankelijkheid van de door eisers voorgestelde deskundige. De rechtbank heeft besloten om een eigen deskundige te benoemen, Dhr. K. Verhulst van Bureau Handschrift, om de handtekeningen te onderzoeken.

De rechtbank heeft in haar vonnis aangegeven dat de deskundige moet vaststellen of de handtekeningen op de koopovereenkomst daadwerkelijk zijn gezet door de genoemde partijen. De rechtbank heeft ook bepaald dat het voorschot voor de kosten van de deskundige door de eisers moet worden betaald en dat zij hun procesdossier aan de deskundige moeten overhandigen. De deskundige heeft drie maanden de tijd om zijn rapport op te stellen, waarin hij zijn bevindingen en de basis van zijn oordeel moet uiteenzetten. De partijen zijn verplicht om mee te werken aan het onderzoek en moeten de deskundige toegang geven tot noodzakelijke informatie en plaatsen.

De rechtbank heeft verder bepaald dat de beslissing over het voorschot uitvoerbaar bij voorraad is en dat de zaak op de parkeerrol komt. Indien het voorschot niet tijdig wordt betaald, kan de zaak opnieuw worden behandeld. De rechtbank heeft de verdere beslissing aangehouden, wat betekent dat er nog meer stappen in de procedure zullen volgen na het deskundigenonderzoek.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/531165 / HA ZA 17-696
Vonnis van 10 juli 2019
in de zaak van

1..[persoon A] ,

wonende te [woonplaats A] ,
2.
[persoon B],
wonende te [woonplaats B] ,
eisers in conventie,
verweerders in reconventie,
advocaat mr. S.A. Ray te Rotterdam,
tegen

1..[persoon C] ,

wonende te [woonplaats C] ,
2.,
wonende te [woonplaats D] ,
gedaagden in conventie,
eisers in reconventie,
advocaat mr. P.J. Velthuizen te Rotterdam.
Partijen zullen hierna [persoon A] c.s. en [persoon C] c.s. genoemd worden. Afzonderlijk zullen partijen [persoon A] , [persoon B] , [persoon C] en [persoon D] genoemd worden.

1..De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 20 februari 2019 en de daarin genoemde processtukken
  • de akte uitlating bewijslevering van [persoon A] c.s.
  • de akte uitlaten bewijslevering van [persoon C] c.s.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2..De verdere beoordeling

in conventie

2.1. '
[persoon A] c.s. hebben aangegeven bewijs te willen leveren (onder meer) door benoeming van een deskundige. Dit deskundigenbericht zal nu worden bevolen.
De rechtbank zal, partijen daarover gehoord hebbend, de na te melden deskundige benoemen en aan hem de na te melden vragen stellen.
Gelet op de door [persoon C] c.s. geuite bezwaren over de onafhankelijkheid van de door [persoon A] c.s. voorgestelde deskundige acht de rechtbank het wenselijker om een door de rechtbank zelf aangezochte deskundige te benoemen. De rechtbank onderschrijft niet het bezwaar van [persoon A] c.s. dat diens kosten (zoals hierna vermeld in het dictum) te hoog zijn.
2.2. '
[persoon A] c.s. wijzen er op dat zij niet alleen bewijs willen leveren door inschakeling van een deskundige maar ook door het horen van getuigen. De rechtbank ziet, in ieder geval thans, geen reden om getuigen te horen. Het is aan de rechtbank zelf om te bepalen of zij in een geschil als hier aan de orde kiest voor inschakeling van een deskundige dan wel (mede) voor het horen van getuigen, als methode van bewijslevering. De rechtbank kiest in dit geval voor een deskundige, als adequaat te achten methode om te onderzoeken of de twee handtekeningen zijn gezet door [persoon D] en [persoon B] .
Bovendien moet een bewijsaanbod ter zake dienend zijn. Als het horen van getuigen niet tot beslissing van de zaak kan leiden, dan dient dat horen achterwege te blijven (art. 166 lid 1 Rv.). De rechtbank heeft al geoordeeld, kort gezegd, dat geen sprake is van een rechtsgeldige overeenkomst als minstens een van deze twee handtekeningen vals is. Het horen van getuigen zal niet meer nodig zijn als op grond van het deskundigenrapport minstens een van de twee handtekeningen vals wordt bevonden.
Schriftelijke bewijsmiddelen kunnen overigens in beginsel steeds in geding worden gebracht, maar hoe eerder hoe beter, zeker indien deze stukken van belang kunnen zijn voor het onderzoek van de deskundige.
2.3. '
[persoon A] .s. hebben gesteld zich niet te kunnen vinden in een aantal eindbeslissingen van de rechtbank. De rechtbank ziet echter, in ieder geval thans, geen reden om op deze beslissingen terug te komen.
2.4.
Ter voorlichting van de deskundige merkt de rechtbank het volgende op.
- [persoon A] c.s. stellen dat zij zelf niet beschikken over de originele ondertekende koopovereenkomst, maar dat [persoon C] c.s. die wel hebben. [persoon C] c.s. erkennen dat zij een originele ondertekende overeenkomst in bezit hebben, zij het dat volgens hen de koopovereenkomst in tweevoud is opgemaakt en dat [persoon A] c.s. ook over een exemplaar beschikken. De rechtbank neemt aan dat de deskundige uit de voeten kan met het exemplaar dat [persoon C] c.s. onder zich hebben.
- Op verzoek van de rechtbank hebben zowel [persoon B] als [persoon D] ter comparitie hun handtekening, in zevenvoud, geplaatst op een blanco papier. Dit papier bevindt zich in het procesdossier ter griffie. De rechtbank zal dit papier desgewenst aan de deskundige verstrekken, waartoe de deskundige contact kan opnemen met de griffie. Het is overigens aan de deskundige zelf om te bepalen of hij dit geschrift nodig heeft voor zijn onderzoek (terzijde: omdat een kopie van dit geschrift nog niet aan partijen is verstrekt wordt deze kopie thans alsnog aan partijen verstrekt, als bijlage bij het onderhavige vonnis).
- [persoon C] c.s. stellen dat zij ontdekt hebben dat de (beweerdelijke) handtekening van
[persoon B] onder de koopovereenkomst sterk afwijkt van haar eerdere handtekening op een geschrift uit 2016 (productie 15 bij ‘antwoordakte uitlaten bewijslevering’ van [persoon C] c.s.). Volgens [persoon C] c.s. is dit een aanwijzing dat de handtekening op de koopovereenkomst niet is gezet door [persoon B] maar door haar echtgenoot. Wellicht is deze stelling van belang bij het onderzoek door de deskundige.
2.5.
In voormeld tussenvonnis van 20 februari 2019 is onder 4.6. al aangekondigd door welke partij het voorschot op de kosten van de deskundige moet worden gedeponeerd, namelijk door [persoon A] c.s. De rechtbank zal dienovereenkomstig beslissen.
2.6.
De rechtbank wijst erop dat partijen wettelijk verplicht zijn om mee te werken aan het onderzoek door de deskundige. De rechtbank zal deze verplichting uitwerken zoals nader onder de beslissing omschreven. Wordt aan een van deze verplichtingen niet voldaan, dan kan de rechtbank daaruit de gevolgtrekking maken die zij geraden acht, ook in het nadeel van de desbetreffende partij.
2.7.
Indien een partij desgevraagd of op eigen initiatief schriftelijke opmerkingen en verzoeken aan de deskundige doet toekomen, dient zij daarvan terstond afschrift aan de wederpartij te verstrekken.
2.8.
De rechtbank ziet geen aanleiding om tussentijds hoger beroep van deze tussenbeslissing toe te staan. Zij zal de beslissing over het voorschot ambtshalve uitvoerbaar bij voorraad verklaren.

3..De beslissing

De rechtbank
in conventie en reconventie
3.1.
beveelt een onderzoek door een deskundige ter beantwoording van de volgende vragen:
1) is de handtekening op bladzijde 10 van de koopovereenkomst van 23 december 2016, ter hoogte van de getypte naam ‘
[persoon B] ,’ geplaatst door [persoon B] ? Met welke mate van zekerheid kunt u dit antwoord geven?
2) is de handtekening op bladzijde 10 van de koopovereenkomst van 23 december 2016, ter hoogte van de getypte naam ‘
[persoon D] ,’ geplaatst door [persoon D] ? Met welke mate van zekerheid kunt u dit antwoord geven?
3) zijn er nog overige van belang zijnde opmerkingen?
3.2.
benoemt tot deskundige:
Dhr. K. Verhulst,
Bureau Handschrift
correspondentieadres: postbus 24013
postcode 2490 AA, Den Haag
tel. [gsm-nummer]
contact@bureauhandschrift.nl
het voorschot
3.3.
stelt de hoogte van het voorschot op de kosten van de deskundige vast op het door de deskundige begrote bedrag van € 1.210,- (10 uur à € 100,- per uur, plus 21 % BTW),
3.4.
bepaalt dat [persoon A] c.s. het voorschot dienen over te maken
binnen twee wekenna de datum van de nota met betaalinstructies van het Landelijk Dienstencentrum voor de Rechtspraak,
3.5.
draagt de griffier op om de deskundige onmiddellijk in kennis te stellen van de betaling van het voorschot,
het onderzoek
3.6.
bepaalt dat [persoon A] c.s. hun procesdossier in afschrift aan de deskundige dienen te doen toekomen,
3.7.
bepaalt dat indien de deskundige dit gewenst acht de griffie de handtekeningen als vermeld onder 2.4. desverzocht aan hem ter beschikking zal stellen,
3.8.
bepaalt dat de deskundige het onderzoek zelfstandig zal instellen op de door de deskundige in overleg met partijen te bepalen tijd en plaats,
3.9.
wijst de deskundige er op dat:
  • de deskundige voor aanvang van het onderzoek dient kennis te nemen van de Leidraad deskundigen in civiele zaken (te raadplegen op
  • de deskundige het onderzoek pas na het bericht van de griffier omtrent betaling van het voorschot dient aan te vangen,
  • de deskundige het onderzoek onmiddellijk dient te staken en contact dient op te nemen met de griffier, indien tijdens de uitvoering van de werkzaamheden het voorschot niet toereikend blijkt te zijn,
3.10.
bepaalt dat partijen nadere inlichtingen en gegevens aan de deskundige dienen te verstrekken indien deze daarom verzoekt, de deskundige toegang dienen te verschaffen tot voor het onderzoek noodzakelijke plaatsen, en de deskundige ook voor het overige gelegenheid dienen te geven tot het verrichten van het onderzoek,
het schriftelijk rapport
3.11.
draagt de deskundige op om uiterlijk drie maanden na het schriftelijk bericht van de griffier omtrent de betaling van het voorschot een schriftelijk en ondertekend bericht in drievoud ter griffie van de rechtbank in te leveren, onder bijvoeging van een gespecificeerde declaratie,
3.12.
wijst de deskundige er op dat:
  • uit het schriftelijk bericht moet blijken op welke stukken het oordeel van de deskundige is gebaseerd,
  • de deskundige een concept van het rapport aan partijen moet toezenden, opdat partijen de gelegenheid krijgen binnen vier weken daarover bij de deskundige opmerkingen te maken en verzoeken te doen, en dat de deskundige in het definitieve rapport de door partijen gemaakte opmerkingen en verzoeken en de reactie van de deskundige daarop moet vermelden,
3.13.
bepaalt dat partijen binnen vier weken dienen te reageren op het concept-rapport van de deskundige nadat dit aan partijen is toegezonden en dat partijen bij de deskundige geen gelegenheid hebben op elkaars opmerkingen en verzoeken naar aanleiding van het concept-rapport te reageren,
overige bepalingen
3.14.
bepaalt dat de zaak op de parkeerrol zal komen van
1 april 2020,
3.15.
draagt de griffier op de zaak op een eerdere rol te plaatsen:
  • indien het voorschot niet binnen de daarvoor bepaalde (eventueel verlengde) termijn is ontvangen: voor akte uitlating voortprocederen aan beide zijden op een termijn van twee weken of
  • na ontvangst ter griffie van het deskundigenbericht: voor conclusie na deskundigenbericht aan de zijde van [persoon A] c.s.
  • op een termijn van vier weken,
3.16.
verklaart de beslissing over het voorschot uitvoerbaar bij voorraad,
3.17.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.J. Heevel en in het openbaar uitgesproken op 10 juli 2019.
[2517/1515]