ECLI:NL:RBROT:2019:10920

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
8 februari 2019
Publicatiedatum
1 juni 2021
Zaaknummer
10/226700-18
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het voorhanden hebben van een omgebouwd alarmpistool met munitie

Op 8 februari 2019 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van het voorhanden hebben van een omgebouwd alarmpistool met bijbehorende munitie in zijn personenauto op de openbare weg. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 150 dagen, waarvan 50 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar. De bijzondere voorwaarden omvatten reclasseringstoezicht, ambulante behandeling en deelname aan een begeleidingstraject van Stichting PerspeKtief. De verdachte was ten tijde van de zitting preventief gedetineerd en had een blanco strafblad. De rechtbank heeft in haar overwegingen rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan, en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn psychische problemen en financiële situatie. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte het wapen had aangeschaft uit angst voor zijn eigen veiligheid en die van zijn partner. De rechtbank oordeelde dat het onbevoegd voorhanden hebben van een vuurwapen maatschappelijk onaanvaardbaar is en dat er streng moet worden opgetreden tegen dergelijk gedrag. De verdachte heeft het ten laste gelegde feit bekend, en de rechtbank heeft geoordeeld dat er geen feiten of omstandigheden zijn die de strafbaarheid van het feit of de verdachte uitsluiten. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot de opgelegde straf, met inachtneming van de aanbevelingen van de reclassering.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10/226700-18
Datum uitspraak: 8 februari 2019
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [adres verdachte] te ( [postcode verdachte] ) [woonplaats verdachte] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Rotterdam, locatie De Schie,
raadsman mr. S. Lodder, advocaat te Capelle aan den IJssel.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 8 februari 2019.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. L. Verhoeven heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 2 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar en oplegging van de bijzondere voorwaarden als geadviseerd door de reclassering in het rapport van 6 februari 2019.

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering
In bijlage II heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en nadien geen vrijspraak is bepleit. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij op 11 november 2018 te Schiedam, een wapen als bedoeld in artikel 2 lid 1 Categorie III onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een vuurwapen in de zin van artikel 1, onder 3 van die wet in de vorm van een revolver van het merk BBM, type Olympic 38, kaliber .22 lr en de daarbij behorende munitie, voorhanden heeft gehad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5..Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
Handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III, en handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het feit is dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft op de openbare weg in zijn personenauto een tot vuurwapen omgebouwd alarmpistool met bijbehorende munitie voorhanden gehad
Het onbevoegd voorhanden hebben van een dergelijk vuurwapen en bijbehorende munitie is maatschappelijk onaanvaardbaar vanwege de dreiging die daarvan uitgaat voor de veiligheid van anderen. De verdachte heeft verklaard dat hij het wapen heeft gekocht op het moment dat hij veel last had van angst- en paniekaanvallen en dat hij van plan was om het wapen te gebruiken om zichzelf en zijn partner te beschermen. Het gebruik van vuurwapens - vaak in samenhang met andere strafbare feiten - is levensgevaarlijk en voedt gevoelens van onveiligheid. Uit het oogpunt van algemene preventie dient hiertegen daarom streng te worden opgetreden.
7.2.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.2.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 22 januari 2019, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.2.2.
Rapportage
GGZ Antes, afdeling reclassering, heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 6 februari 2019. Dit rapport houdt het volgende in.
De verdachte heeft financiële problemen en geen zinvolle dagbesteding en wordt bij zijn praktische zaken begeleid door Stichting PerspeKtief. De verdachte heeft sinds een half jaar een huurwoning in Delft, nadat hij elf maanden dakloos was.
De verdachte ervaart al langere tijd problemen op het psychische vlak en is tot nu toe daarvoor niet behandeld. De reclassering ziet een directe relatie tussen het psychisch functioneren van de verdachte en de aanschaf van het wapen. De verdachte heeft het wapen aangeschaft ter bescherming van zichzelf en zijn partner in een periode waarin hij veel last had van angst- en paniekklachten.
Het risico op herhaling wordt als gemiddeld ingeschat. Om deze kans op herhaling te beperken acht de reclassering een behandeling van de angst- en paniekklachten, waarbinnen diagnostiek plaats zou kunnen vinden, noodzakelijk. Daarnaast acht de reclassering het van belang dat het al in een vrijwillig kader opgestarte begeleidingstraject bij Stichting PerspeKtief wordt voortgezet. De verdachte heeft aangegeven dat hij bereid is hieraan mee te werken.
De reclassering adviseert een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met als bijzondere voorwaarden een meldplicht, dat de verdachte zich laat diagnosticeren en behandelen door een forensische polikliniek zoals De Waag of soortgelijke zorgverlener en dat de verdachte blijft meewerken aan het al in een vrijwillig kader gestarte begeleidingstraject van Stichting PerspeKtief.
7.3.
Straf
Gezien de ernst van het feit kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd. De rechtbank neemt daarbij als uitgangspunt de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS), die bij het voorhanden hebben van een vuurwapen een gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden indiceren. Als strafverzwarende omstandigheden weegt de rechtbank mee dat de verdachte het vuurwapen (met bijbehorende munitie) op de openbare weg en zichtbaar voor anderen voorhanden heeft gehad en dat hij van plan was om het wapen te gebruiken, indien nodig. De rechtbank zal in het voordeel van de verdachte rekening houden met het blanco strafblad van de verdachte, de persoonlijke omstandigheden zoals zijn woning en het reclasseringsadvies van 6 februari 2019, waarbij de reclassering begeleiding en bijzondere voorwaarden noodzakelijk acht. De rechtbank zal daarom aan de verdachte opleggen een gevangenisstraf voor de duur van 150 dagen waarvan 50 dagen voorwaardelijk, met de voorwaarden die hierna worden genoemd. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d en 57 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.

9..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10..Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 150 (honderdvijftig) dagen;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot
50 (vijftig) dagenniet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op
2 (twee) jaar;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd een bijzondere voorwaarde niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde:
- de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
stelt als bijzondere voorwaarden:
1. de veroordeelde zal zich melden bij GGZ Antes, afdeling reclassering, zolang en frequent als die reclasseringsinstelling noodzakelijk vindt en moet zich houden aan de aanwijzingen die de reclassering hem geeft;
2. de veroordeelde zal meewerken aan diagnostiek en zal zich onder ambulante behandeling stellen van een forensische polikliniek zoals De Waag of een door de reclassering aan te wijzen soortgelijke zorgverlener voor zijn problematiek, en zal zich houden aan de aanwijzingen die door of namens de zorgverlener worden gegeven, gedurende de proeftijd, of zoveel korter als de reclassering in overleg met de instelling verantwoord vindt. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling;
3. de veroordeelde zal meewerken aan het - al in een vrijwillig kader gestarte - begeleidingstraject van Stichting PerspeKtief;
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden:
- de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
- de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet al op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte met ingang van de dag waarop de totale duur van de tot dan toe ondergane verzekering en voorlopige hechtenis gelijk zal zijn aan die van het onvoorwaardelijk deel van de opgelegde gevangenisstraf.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. B.A. Cnossen, voorzitter,
en mrs. F.A. Hut en M. Bakhuis, rechters,
in tegenwoordigheid van J. Spanner, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 8 februari 2019.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 11 november 2018 te Schiedam,
een wapen als bedoeld in artikel 2 lid 1 Categorie III onder 1 van de Wet
wapens en munitie,
te weten een vuurwapen in de zin van artikel 1, onder 3 van die wet in
de vorm van een revolver van het merk BBM, type Olympic 38, kaliber
.22 lr en/of de daarbij behorende munitie,
voorhanden heeft gehad;