Op 13 februari 2019 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die op dat moment preventief gedetineerd was in de Penitentiaire Inrichting Rotterdam. De verdachte was aangeklaagd voor het voorhanden hebben van een vuurwapen, in strijd met artikel 26 van de Wet wapens en munitie. De officier van justitie had een gevangenisstraf van negen maanden geëist, waarvan drie maanden voorwaardelijk. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft bekend en heeft besloten om het feit zonder nadere motivering bewezen te verklaren. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 16 oktober 2018 in Berkel en Rodenrijs een vuurwapen, een Glock pistool, voorhanden heeft gehad. De rechtbank heeft geconcludeerd dat het handelen van de verdachte een onaanvaardbaar gevaar voor de veiligheid van anderen heeft opgeleverd, vooral gezien de omstandigheden waaronder het wapen werd opgehaald en meegenomen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes maanden, met aftrek van voorarrest, en heeft de tijd die de verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht in mindering gebracht op de opgelegde straf. De rechtbank heeft ook het bevel tot voorlopige hechtenis opgeheven, zodra de duur van de voorlopige hechtenis gelijk is aan de opgelegde gevangenisstraf.