ECLI:NL:RBROT:2019:10919

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
13 februari 2019
Publicatiedatum
31 mei 2021
Zaaknummer
10/205927-18
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het voorhanden hebben van een vuurwapen in strijd met de Wet wapens en munitie

Op 13 februari 2019 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die op dat moment preventief gedetineerd was in de Penitentiaire Inrichting Rotterdam. De verdachte was aangeklaagd voor het voorhanden hebben van een vuurwapen, in strijd met artikel 26 van de Wet wapens en munitie. De officier van justitie had een gevangenisstraf van negen maanden geëist, waarvan drie maanden voorwaardelijk. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft bekend en heeft besloten om het feit zonder nadere motivering bewezen te verklaren. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 16 oktober 2018 in Berkel en Rodenrijs een vuurwapen, een Glock pistool, voorhanden heeft gehad. De rechtbank heeft geconcludeerd dat het handelen van de verdachte een onaanvaardbaar gevaar voor de veiligheid van anderen heeft opgeleverd, vooral gezien de omstandigheden waaronder het wapen werd opgehaald en meegenomen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes maanden, met aftrek van voorarrest, en heeft de tijd die de verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht in mindering gebracht op de opgelegde straf. De rechtbank heeft ook het bevel tot voorlopige hechtenis opgeheven, zodra de duur van de voorlopige hechtenis gelijk is aan de opgelegde gevangenisstraf.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10/205927-18
Datum uitspraak: 13 februari 2019
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte],
geboren te [geboorteplaats verdachte] ( [geboorteland verdachte] ) op [geboortedatum verdachte] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Rotterdam, locatie Hoogvliet,
raadsman mr. F. van Schaik, advocaat te Berkel en Rodenrijs.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 30 januari 2019.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. E. Loppé heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 9 (negen) maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 3 (drie) maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 (twee) jaar.

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering
Het ten laste gelegde is door de verdachte bekend. Dit feit zal zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en nadien geen vrijspraak is bepleit. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij op 16 oktober 2018 te Berkel en Rodenrijs, gemeente Lansingerland een wapen als bedoeld in artikel 2 lid 1 Categorie III onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een vuurwapen in de zin van artikel 1 onder 3 van die wet in de vorm van een pistool van het merk Glock, type 19, kaliber 9 x 19 millimeter, voorhanden heeft gehad;
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5..Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
Handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het feit is dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feit waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van een vuurwapen. Naar aanleiding van een conflict eerder die dag heeft de verdachte doelbewust het vuurwapen, dat hij al jarenlang in zijn bezit zou hebben gehad, uit zijn woning opgehaald om zich – naar eigen zeggen – sterker te voelen.
Vervolgens heeft hij het vuurwapen naar de woning van zijn vriendin gebracht. Toen de politie daar voor de deur stond om hem aan te houden, heeft de verdachte nog geprobeerd zich van het vuurwapen te ontdoen en heeft het buiten de woning bij een container weggegooid.
Met zijn handelen heeft de verdachte een onaanvaardbaar gevaar voor de veiligheid van andere personen in het leven geroepen. Het bezit van een vuurwapen leidt, zo leert de ervaring, vaak tot het gebruik daarvan. Het feit dat de verdachte zo heeft gehandeld naar aanleiding van een conflict illustreert nog eens dat dat risico geenszins denkbeeldig is.
Dit is de reden waarom tegen vuurwapenbezit streng dient te worden opgetreden. De rechtbank rekent de verdachte nog extra aan dat hij het vuurwapen is gaan ophalen en het dus ook op de openbare weg voorhanden heeft gehad toen hij het vuurwapen naar de woning van zijn vriendin bracht.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van
16 januari 2019, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.3.2.
Rapportage
Reclassering Nederland heeft ten behoeve van de voorgeleiding van de verdachte een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 19 oktober 2019. De rechtbank heeft acht geslagen op dit rapport. Hieruit blijkt dat de verdachte geen hulpvraag heeft voor de reclassering.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van het feit kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd. De verdediging heeft verzocht een deel van de straf voorwaardelijk op te leggen, waarbij het onvoorwaardelijke deel gelijk dient te zijn aan de tijd die de verdachte al in voorarrest heeft doorgebracht. Hiervoor bestaat gezien het voorgaande echter geen aanleiding.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.

9..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10..Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 6 (zes) maanden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte met ingang van de dag waarop de totale duur van de tot dan toe ondergane verzekering en voorlopige hechtenis gelijk zal zijn aan die van de opgelegde gevangenisstraf.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. J. van Dort, voorzitter,
en mrs. C.G. van de Grampel en W.H.S. Duinkerke, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. V.E. Scholtens, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 13 februari 2019.
De voorzitter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 16 oktober 2018 te Berkel en Rodenrijs, gemeente Lansingerland een wapen als bedoeld in artikel 2 lid 1 Categorie III onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een vuurwapen in de zin van artikel 1 onder 3 van die wet in de vorm van een pistool van het merk Glock, type 19, kaliber 9 x 19 millimeter, voorhanden heeft gehad;
(artikel 26 Wet wapens en munitie);
(art 26 lid 1 Wet wapens en munitie)