ECLI:NL:RBROT:2019:10918

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
9 december 2019
Publicatiedatum
31 mei 2021
Zaaknummer
10/210292-19
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor wapenbezit, drugsbezit en verduistering met gevangenisstraf

Op 9 december 2019 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van wapenbezit, het aanwezig hebben van drugs en verduistering. De verdachte, geboren in [geboorteplaats verdachte] en ingeschreven op het adres [adres verdachte], was ten tijde van de zitting preventief gedetineerd. De officier van justitie, mr. J.B. Wooldrik, eiste een gevangenisstraf van 20 maanden, maar de rechtbank sprak de verdachte vrij van het onder 2 primair ten laste gelegde feit. De rechtbank verklaarde de overige feiten bewezen, waaronder het voorhanden hebben van twee vuurwapens, MDMA, hasjiesj en verduistering van goederen van een ander. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan meerdere strafbare feiten, waaronder handelen in strijd met de Wet wapens en munitie en de Opiumwet. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 15 maanden, met aftrek van voorarrest. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder eerdere veroordelingen voor geweldsdelicten en vuurwapenbezit. De rechtbank concludeerde dat de verdachte strafbaar was en dat er geen omstandigheden waren die de strafbaarheid uitsloten.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10/210292-19
Datum uitspraak: 9 december 2019
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [adres verdachte] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Krimpen aan den IJssel,
raadsman mr. R.A.L.F. Frijns, advocaat te Rotterdam.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 9 december 2019.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. J.B. Wooldrik heeft gevorderd:
  • vrijspraak van het onder 2 primair ten laste gelegde;
  • bewezenverklaring van het onder 1, 2 subsidiair, 3, 4 en 5 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 20 maanden met aftrek van voorarrest.

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Vrijspraak zonder nadere motivering van feit 2 primair
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het onder 2 primair ten laste gelegde niet wettig en overtuigend is bewezen, zodat de verdachte daarvan zonder nadere motivering zal worden vrijgesproken.
4.2.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering feiten 1, 2 subsidiair, 3, 4 en 5
De overige ten laste gelegde feiten zijn door de verdachte bekend en ook nadien is geen vrijspraak bepleit. Deze feiten zullen zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.3.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en nadien geen vrijspraak is bepleit. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 subsidiair, 3, 4 en 5 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1
hij op 30 augustus 2019 te Rotterdam
vuurwapensvan categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie,
te weten twee vuurwapens in de zin van artikel 1, onder 3º van die wet in de
vorm van een pistool namelijk
twee omgebouwde gaspistolen van het merk EKOL,
model Volga Grizzly, kaliber 9mm pak,
en de daarbij behorende munitie,
voorhanden heeft gehad;
2 subsidiair
hij omstreeks de periode van 13 augustus 2019 tot en met 30
augustus 2019 te Rotterdam
opzettelijk
een paspoort en een rijbewijs en een
creditcard op naam van [naam]
, geheel of ten dele toebehorende aan [naam] , en welk goed verdachte anders dan door misdrijf onder zich had, te
weten als vinder, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
3
hij op 30 augustus 2019 te Rotterdam
opzettelijk aanwezig heeft gehad
ongeveer 248 gram MDMA, zijnde MDMA
een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I,
dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
4
hij op 30 augustus 2019 te Rotterdam
een wapen als bedoeld in artikel 2 lid 1 Categorie II, onder 5 van de Wet
wapens en munitie, te weten een voorwerp waarmee door een elektrische stroomstoot
personen weerloos konden worden gemaakt of pijn kon worden toegebracht te
weten een stroomstootwapen, in de vorm van een zaklamp,
voorhanden heeft gehad;
5
hij op 30 augustus 2019 te Rotterdam
opzettelijk aanwezig heeft gehad
ongeveer 130 gram, van een gebruikelijk vast mengsel van hennephars en plantaardige
elementen van hennep waaraan geen andere substanties zijn toegevoegd (hasjiesj),
zijnde hasjiesj een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan
wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.

5..Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:

1..Handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie

en
Handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III;

2..(Subsidiair)

Verduistering

3.
Opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod;
4.
Handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie II;
5.
Opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feit waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van twee vuurwapens - te weten twee omgebouwde gaspistolen, die geschikt zijn gemaakt om door de loop projectielen af te schieten - en daarbij horende munitie. Ook heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van een stroomstootwapen. Het onbevoegd voorhanden hebben van (vuur)wapens is onaanvaardbaar vanwege de grote dreiging die daarvan uitgaat voor anderen en de grote schade die het gebruik van (vuur)wapens kan veroorzaken.
Daarnaast heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan het opzettelijk aanwezig hebben 248 gram MDMA en 130 gram hasj. Algemeen bekend is dat synthetische drugs zoals MDMA grote gezondheidsrisico’s meebrengen voor de gebruikers, waaronder psychiatrische stoornissen. Ook het gebruik van softdrugs zoals hasj kan leiden tot schade voor de (geestelijke) gezondheid.
Tot slot heeft de verdachte goederen van een ander verduisterd. De verdachte heeft hiermee aangetoond geen respect te hebben voor het eigendomsrecht van een ander.
Kijkend naar de persoon van de verdachte, houdt de rechtbank in zijn nadeel rekening met de omstandigheid dat uit het uittreksel justitiële documentatie van 29 oktober 2019 blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor een ernstig geweldsdelict en vuurwapenbezit. Kennelijk heeft deze veroordeling hem er niet van weerhouden om relatief kort daarna opnieuw e (vuur)wapenfeiten te plegen.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Rapportage
Reclassering Nederland heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 5 december 2019.
Uit dit rapport blijkt dat de reclassering het zorgelijk vindt dat de verdachte zich niet richtop gedragsverandering ten aanzien van zijn dagbesteding, zijn schulden, zijn verkeerde contacten en zijn regelmatige middelengebruik. Hij is slechts gemotiveerd voor (praktische) hulp bij het realiseren van huisvesting en ziet geen meerwaarde in een (verplicht) begeleidingskader met interventies. Hulpverlening en interventies hebben tot op heden niet tot gedragsverandering en stabiliteiteit in zijn (maatschappelijke) ontwikkeling geleid. Zolang de verdachte niet openstaat voor interventies waarmee doelgericht binnen een toezichthoudend kader aan risico’s gewerkt kan worden, ziet de reclassering hier geen mogelijkheden tot verdere begeleiding.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Hoewel de rechtbank een voorwaardelijke strafdeel met bijzondere voorwaarden op zichzelf wenselijk zou vinden, legt de rechtbank een dergelijke straf niet op op omdat de verdachte hiervoor onvoldoende openstaat. Indien de verdachte gedurende de komende detentie of daarna alsnog gemotiveerd raaqkt - zoals ter zitting besproken - dan kan begeleiding en hulpverlening in het kader van de voorwaardelijke invrijheidstelling vorm krijgen.
Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in vergelijkbare zaken worden opgelegd.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen, 57 en 321 van het Wetboek van Strafrecht,de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie en artikelen van 2, 10, 3 en 11 van de Opiumwet.

9..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10.. Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het onder 2 primair ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte het onder 1, 2 subsidiair, 3, 4 en 5 ten laste gelegde feit zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 15 (vijftien) maanden,
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. W.A.F. Damen, voorzitter,
en mrs. J.M.L. van Mulbregt en M. Beusmans-Verwijs, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M.A. Koreneef, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1
hij op of omstreeks 30 augustus 2019 te Rotterdam
(een) wapen(s) van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie,
te
weten
twee vuurwapen(s) in de zin van artikel 1, onder 3º van die wet in de
vorm van een pistool / revolver namelijk
twee (omgebouwde) gaspistolen / gasrevolvers, van het merk EKOL,
model Volga Grizzly, kaliber 9mm pak,
en/of de daarbij behorende munitie,
voorhanden heeft gehad;
( art 26 lid 1 Wet wapens en munitie )
2
hij op of omstreeks 13 augustus 2019 te Rotterdam,
uit een personenauto, merk Renault Clio, kenteken [kentekennummer] ,
een rugtas met daarin een paspoort en/of een rijbewijs en/of een
creditcard op naam van [naam] , in elk geval enig goed, dat
geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [naam]
, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
( art 310 Wetboek van Strafrecht )
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling
mocht of zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode van 13 augustus 2019 tot en met 30
augustus 2019 te Rotterdam
opzettelijk
een paspoort en/of een rijbewijs en/of een Creditcard op naam van [naam]
, in elk geval enig goed,
geheel of ten dele toebehorende aan [naam] , in elk geval aan een
ander of anderen dan aan verdachte,
en welk goed verdachte anders dan door misdrijf onder zich had, te
weten als vinder,wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
( art 321 Wetboek van Strafrecht )
3
hij op of omstreeks 30 augustus 2019 te Rotterdam
opzettelijk
aanwezig heeft gehad
ongeveer 248 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal
bevattende MDMA, zijnde MDMA
een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I,
dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
( art 10 lid 3 Opiumwet, art 2 ahf/ond C Opiumwet )
4
hij op of omstreeks 30 augustus 2019 te Rotterdam
een wapen als bedoeld in artikel 2 lid 1 Categorie II, onder 5 van de Wet
wapens en munitie, te
weten een voorwerp waarmee door een elektrische stroomstoot
personen weerloos konden worden gemaakt of pijn kon worden toegebracht te
weten een stroomstootwapen, in de vorm van een zaklamp,
voorhanden heeft gehad;
( art 26 lid 1 Wet wapens en munitie )
5
hij op of omstreeks 30 augustus 2019 te Rotterdam
opzettelijk
aanwezig heeft gehad
ongeveer 130 gram, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram
van
een gebruikelijk vast mengsel van hennephars en plantaardige
elementen
van hennep waaraan geen andere substanties zijn toegevoegd (hasjiesj),
zijnde hasjiesj
een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan
wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
( art 11 lid 2 Opiumwet, art 3 ahf/ond C Opiumwet )