4.3.Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en nadien geen vrijspraak is bepleit. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 subsidiair, 3, 4 en 5 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1
hij op 30 augustus 2019 te Rotterdam
vuurwapensvan categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie,
te weten twee vuurwapens in de zin van artikel 1, onder 3º van die wet in de
vorm van een pistool namelijk
twee omgebouwde gaspistolen van het merk EKOL,
model Volga Grizzly, kaliber 9mm pak,
en de daarbij behorende munitie,
voorhanden heeft gehad;
2 subsidiair
hij omstreeks de periode van 13 augustus 2019 tot en met 30
augustus 2019 te Rotterdam
opzettelijk
een paspoort en een rijbewijs en een
creditcard op naam van [naam]
, geheel of ten dele toebehorende aan [naam] , en welk goed verdachte anders dan door misdrijf onder zich had, te
weten als vinder, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
3
hij op 30 augustus 2019 te Rotterdam
opzettelijk aanwezig heeft gehad
ongeveer 248 gram MDMA, zijnde MDMA
een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I,
dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
4
hij op 30 augustus 2019 te Rotterdam
een wapen als bedoeld in artikel 2 lid 1 Categorie II, onder 5 van de Wet
wapens en munitie, te weten een voorwerp waarmee door een elektrische stroomstoot
personen weerloos konden worden gemaakt of pijn kon worden toegebracht te
weten een stroomstootwapen, in de vorm van een zaklamp,
voorhanden heeft gehad;
5
hij op 30 augustus 2019 te Rotterdam
opzettelijk aanwezig heeft gehad
ongeveer 130 gram, van een gebruikelijk vast mengsel van hennephars en plantaardige
elementen van hennep waaraan geen andere substanties zijn toegevoegd (hasjiesj),
zijnde hasjiesj een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan
wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.