ECLI:NL:RBROT:2019:10916

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
19 december 2019
Publicatiedatum
28 mei 2021
Zaaknummer
10/221777-19
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor handelen in strijd met de Wet wapens en munitie en de Opiumwet

Op 19 december 2019 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, geboren op Sint Maarten, die ten tijde van het onderzoek preventief gedetineerd was. De verdachte werd beschuldigd van het in bezit hebben van een vuurwapen en munitie, alsook van het opzettelijk aanwezig hebben van cocaïne. De officier van justitie eiste een gevangenisstraf van 24 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk. De rechtbank oordeelde dat de verdachte op 13 september 2019 in Capelle aan den IJssel een vuurwapen van het merk Glock en 27 kogelpatronen in zijn bezit had, evenals aanzienlijke hoeveelheden cocaïne in zijn woning en auto. De rechtbank achtte de verklaring van de verdachte ongeloofwaardig en concludeerde dat hij opzettelijk de drugs en het vuurwapen in zijn bezit had. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 20 maanden, waarvan 5 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar. Tevens werd de in beslag genomen auto verbeurd verklaard. De rechtbank motiveerde de straf op basis van de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waarbij werd opgemerkt dat vuurwapenbezit en drugshandel ernstige maatschappelijke problemen met zich meebrengen.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10/221777-19
Datum uitspraak: 19 december 2019
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte],
geboren te Sint Maarten (Nederlandse Antillen) op [geboortedatum verdachte],
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Rotterdam, locatie De Schie,
raadsvrouw mr. S.E.M. Hooijman, advocaat te Rotterdam.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 19 december 2019.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. E.M. Harbers heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar.

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Bewezenverklaring feit 1 zonder nadere motivering
Het onder 1 ten laste gelegde feit is door de verdachte bekend. Dit feit zal zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.2.
Bewijswaardering feit 2
4.2.1.
Standpunt verdediging
De verdachte heeft de zak met blokken die - naar later bleek - cocaïne bevatten en die in zijn woning zijn aangetroffen, gevonden in het park. Omdat hij de inhoud niet vertrouwde en er kinderen spelen in het park, heeft hij de zak mee naar huis genomen. Hij was van plan om deze naar de politie te brengen, maar omdat de verdachte druk bezig was met zijn verhuizing, is hij dat vergeten te doen.
De verdachte heeft over de cocaïne die in zijn auto is gevonden, verklaard dat hij daarvan niets afwist.
4.2.2.
Beoordeling
De rechtbank acht de verklaring van de verdachte, inhoudende dat hij de in zijn woning aangetroffen tas met blokken cocaïne in een park heeft gevonden, dat hij geen wetenschap had van de inhoud van die tas maar deze inhoud niet vertrouwde, en toch deze tas niet naar de politie bracht en vervolgens opborg en vergat, tegenstrijdig en ongeloofwaardig. Dat de verdachte niet wist dat er (naast het aangetroffen vuurwapen) ook cocaïne in zijn auto lag, acht de rechtbank onaannemelijk, nu hij naar eigen zeggen de enige gebruiker van zijn auto was. In samenhang met de vondst van de drugs in de woning is die verklaring voorts ongeloofwaardig.
4.2.3.
Conclusie
Bewezen is dat de verdachte opzettelijk de blokken cocaïne in zijn woning en auto aanwezig heeft gehad.
4.3.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen ten aanzien van feit 1, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en nadien geen vrijspraak is bepleit.
In bijlage III heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen ten aanzien van feit 2, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder ten laste gelegde heeft begaan.
De verdachte heeft de bewezen verklaarde feiten op die wijze begaan dat:
1
hij
op 13 september 2019 te Capelle aan den IJssel
- een wapen als bedoeld in art. 2 lid 1 Categorie III onder 1º van de Wet
wapens en munitie, te weten een vuurwapen in de zin van artikel 1,
onder 3º van die wet in de vorm van een pistool van het merk/type
Glock 26 Gen 4, kaliber 9 mm en
- munitie in de zin van art. 1 onder 4 van de Wet wapens en munitie,
te weten munitie als bedoeld in art. 2 lid 2 van die wet, van de categorie
III, te weten 27 stuks kogelpatronen (merk/type S&B, kaliber 9 mm)
- 2 patroonhouders, geschikt/bestemd voor (een) wapen(s) van categorie
III, te weten een vuurwapen (merk Glock, kaliber 9 mm)
voorhanden heeft gehad;
2
hij op 13 september 2019 te Capelle aan den IJssel
opzettelijk aanwezig heeft gehad,
- 985,8 gram van een materiaal
bevattende cocaïne en-995 gram van een materiaal
bevattende cocaïne en
- 998,5 gram van een materiaal
bevattende cocaïne enzijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet
behorende lijst I,
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5..Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
1.
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit
begaan met betrekking tot een onderdeel van een vuurwapen van categorie III van die wet dat specifiek bestemd is voor dat vuurwapen en van wezenlijke aard is, meermalen gepleegd;
2.
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, onder C, van de Opiumwet gegeven verbod.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft in zijn auto een vuurwapen met daarbij behorende patroonhouders en 27 kogelpatronen voorhanden gehad.
De ervaring leert dat vuurwapenbezit meer dan eens leidt tot vuurwapengebruik. Daarbij kunnen slachtoffers vallen, ook slachtoffers die nietsvermoedend met vuurwapengeweld worden geconfronteerd. Dit geldt nog meer wanneer iemand een geladen vuurwapen bij zich heeft op de openbare weg. Bovendien kunnen mensen zich angstig en onveilig voelen op straat door de wetenschap dat anderen een vuurwapen onder handbereik kunnen hebben. Daarom moet streng worden opgetreden tegen vuurwapenbezit.
Voorts heeft de verdachte grote hoeveelheden cocaïne in zijn woning en zijn auto aanwezig gehad. Harddrugs zijn zeer schadelijk voor de gezondheid. Bovendien is het algemeen bekend dat het gebruik van verdovende middelen een onaanvaardbaar gevaar oplevert voor de volksgezondheid in het algemeen en dat dit direct en indirect oorzaak is van vele vormen van criminaliteit. De verdachte heeft door zijn handelen aangezet tot het instandhouden en verder uitbreiden van de hieraan verwante maatschappelijke problemen. Hier moet dan ook streng en consequent tegen worden opgetreden.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van
28 november 2019, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.3.2.
Rapportages
Het Leger des Heils, afdeling reclassering heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 2 december 2019. Dit rapport houdt het volgende in.
Het risico op recidive wordt ingeschat als laag-gemiddeld. De verdachte heeft geen uitgebreid strafverleden. Er zijn echter wel vermoedens van een negatief sociaal netwerk, hetgeen het recidiverisico verhoogt. Geadviseerd wordt een (deels) voorwaardelijke gevangenisstraf met een proeftijd zonder bijzondere voorwaarden. De reclassering acht interventies of toezicht niet noodzakelijk om recidive tegen te gaan.
De rechtbank heeft acht geslagen op dit rapport.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd.
De rechtbank zal een deel van de voorgenomen straf voorwaardelijk opleggen, omdat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straffen, waaronder de hieronder besproken verbeurdverklaring, passend en geboden.

8..In beslag genomen voorwerpen

8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de in beslag genomen personenauto, Seat Leon, kenteken [kentekennummer], verbeurd te verklaren.
8.2.
Standpunt verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit om de in beslag genomen personenauto terug te geven aan de verdachte.
8.3.
Beoordeling
De in beslag genomen:
personenauto, Seat Leon, kenteken [kentekennummer],
zal worden verbeurd verklaard.
Het voorwerp behoort aan de verdachte toe en de bewezen feiten zijn met behulp van dit voorwerp begaan.

9..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Behalve op de reeds genoemde artikelen is gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 33, 33a en 57 van het Wetboek van Strafrecht en artikel 55 van de Wet wapens en munitie en artikel 10 van de Opiumwet.

10..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11..Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 20 (twintig) maanden;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot
5 (vijf) maanden niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzijde rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op
2 (twee) jaar;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft;
stelt als algemene voorwaarde:
de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
beslist ten aanzien van de voorwerpen, geplaatst op de lijst van inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, als volgt:
- verklaart verbeurd als bijkomende straf voor de feiten:
personenauto, Seat Leon, kenteken [kentekennummer].
Dit vonnis is gewezen door:
mr. J.J. Bade, voorzitter,
en mrs. J.C.A.M. Los en J.M.L. van Mulbregt, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M. van der Hoeff, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 19 december 2019.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1
hij
op of omstreeks 13 september 2019 te Capelle aan den IJssel
-een wapen als bedoeld in art. 2 lid 1 Categorie III onder 1º van de Wet
wapens en munitie, te weten een vuurwapen in de zin van artikel 1,
onder 3º van die wet in de vorm van een pistool van het merk/type
Glock 26 Gen 4, kaliber 9 mm en
- munitie in de zin van art. 1 onder 4 van de Wet wapens en munitie,
te weten munitie als bedoeld in art. 2 lid 2 van die wet, van de categorie
III, te weten 27 stuks kogelpatronen (merk/type S&B, kaliber 9 mm)
- 2 patroonhouders, geschikt/bestemd voor (een) wapen(s) van categorie
III, te weten een vuurwapen (merk Glock, kaliber 9 mm)
voorhanden heeft gehad;
( art 26 lid 1 Wet wapens en munitie )
2
hij op of omstreeks 13 september 2019 te Capelle aan den IJssel
opzettelijk
heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd,
in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad,
-ongeveer 985,8 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal
bevattende cocaïne en/of
-ongeveer 995 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal
bevattende cocaïne en/of
-ongeveer 998,5 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal
bevattende cocaïne en/of
zijnde cocaïne (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet
behorende lijst I,
dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
( art 10 lid 4 Opiumwet, art 2 ahf/ond B Opiumwet )