ECLI:NL:RBROT:2019:10913

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
28 juni 2019
Publicatiedatum
20 mei 2021
Zaaknummer
10-066236-19
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voorhanden hebben van een handvuurwapen met bijbehorende munitie

Op 28 juni 2019 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die op 19 maart 2019 in Rotterdam een handvuurwapen en bijbehorende munitie voorhanden had. De verdachte, geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte], werd bijgestaan door haar raadsman mr. D.R. Changoer. De officier van justitie, mr. L.L. van Delft, eiste een voorwaardelijke gevangenisstraf van één maand en een taakstraf van 120 uur. De rechtbank oordeelde dat het tenlastegelegde feit wettig en overtuigend bewezen was, aangezien de verdachte het wapen en de munitie had bekend. De rechtbank legde een taakstraf van 120 uur op, met aftrek van voorarrest, en een voorwaardelijke gevangenisstraf van één maand met een proeftijd van twee jaar. De rechtbank motiveerde de straffen door te wijzen op de ernst van het feit en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder haar rol als moeder en haar problematische achtergrond. De rechtbank benadrukte de risico's van vuurwapenbezit en de noodzaak om streng op te treden tegen dergelijke feiten. De verdachte werd vrijgesproken van andere tenlastegelegde feiten die niet bewezen konden worden. De uitspraak werd gedaan in tegenwoordigheid van de griffier M.M. Cerpentier.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10-066236-19
Datum uitspraak: 28 juni 2019
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [postcode] [woonplaats] , [adres] , raadsman mr. D.R. Changoer, advocaat te Amsterdam.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 28 juni 2019.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. L.L. van Delft heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het tenlastegelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van één maand voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren en als bijzondere voorwaarde dat de verdachte zich zal gedragen naar de aanwijzingen van de reclassering, ook als dat inhoudt ambulante behandeling van de verdachte, alsmede tot een taakstraf van honderdtwintig uren, te vervangen door zestig dagen hechtenis, met aftrek van voorarrest.

4..Waardering van het bewijs

Het tenlastegelegde is door de verdachte bekend. Dit feit zal zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
In bijlage II heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en nadien geen vrijspraak is bepleit. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan op die wijze dat:
zij op 19 maart 2019 te Rotterdam
een wapen als bedoeld in artikel 2 lid 1 Categorie III onder 1º van de Wet wapens en munitie, te weten een vuurwapen in de zin van artikel 1, onder 3º van die wet in de vorm van een pistool, te weten een pistool van het merk Beretta, model 92 Fs Parabellu,
kaliber 9 mm en munitie in de zin van artikel 1 onder 4º, gelet op artikel 2 lid 2 categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten 11, bij het vuurwapen behorende, kogelpatronen van het kaliber 9 mm, voorhanden heeft gehad.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5..Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het feit is dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering straffen

De straffen die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van een handvuurwapen met bijbehorende munitie.
Het voorhanden hebben van dergelijke wapens en munitie brengt onaanvaardbare risico’s voor de veiligheid van personen met zich. Vuurwapenbezit leidt immers meer dan eens tot vuurwapengebruik. Daarbij kunnen slachtoffers vallen, ook slachtoffers die zonder reden met vuurwapengeweld worden geconfronteerd. Daarom treedt de rechtbank streng op tegen onbevoegd vuurwapenbezit. Het stijgend aantal slachtoffers van vuurwapengeweld in de samenleving onderstreept de noodzaak hiervan.
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 12 juni 2019, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
Het Leger des Heils, afdeling reclassering, heeft ten behoeve van de voorgeleiding van de verdachte bij de rechter-commissaris een adviesrapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 23 maart 2019. Dit rapport houdt, voor zover hier van belang en kort weergegeven, het volgende in.
De verdachte is moeder van een zesjarige dochter. Ze lijkt zich veelal te begeven binnen een negatief sociaal netwerk en kan moeilijk voor zichzelf opkomen. Er zou sprake zijn van een verstandelijke beperking. De verdachte heeft geen zinvolle dag invulling buiten het moederschap. Er lijkt sprake te zijn van een zeer belaste jeugd en de verdachte heeft meerdere trauma’s opgelopen waarvoor tot nu toe geen behandeling heeft plaatsgevonden. Het risico op recidive wordt ingeschat als gemiddeld.
Gezien de ernst van het feit is in beginsel het opleggen van een gevangenisstraf passend. De rechtbank zal echter, gelet op de persoonlijke omstandigheden van de verdachte (zoals hiervoor kort weergegeven) en overeenkomstig de eis van de officier van justitie, afzien van het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. In plaats daarvan wordt een taakstraf van na te noemen duur opgelegd en daarnaast een voorwaardelijke gevangenisstraf. Omdat de reclassering begeleiding nodig acht en mogelijk ook behandeling geïndiceerd is, zullen aan die voorwaardelijke gevangenisstraf de hierna vermelde bijzondere voorwaarden worden verbonden. Het voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straffen passend en geboden.

8..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Behalve op het reeds genoemde artikel, is gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 22c, 22d en 57 van het Wetboek van Strafrecht en artikel 55 van de Wet wapens en munitie.

9..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10..Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 1 (één) maand;
bepaalt dat deze gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een
proeftijd, die wordt gesteld op
2 (twee) jaren;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd de bijzondere voorwaarden niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als
algemene voorwaardedat de veroordeelde zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig zal maken;
stelt als
bijzondere voorwaarden:
de veroordeelde zal zich melden bij Reclassering Nederland, zolang en frequent als die reclasseringsinstelling noodzakelijk vindt;
de veroordeelde zal zich houden aan de aanwijzingen en/of voorschriften die haar worden geven door of namens de reclassering, ook indien dit inhoudt doorverwijzing naar een forensisch (psychiatrische) polikliniek voor een intake/onderzoek en – indien dit noodzakelijk wordt geacht – het volgen van een ambulante behandeling;
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden:
  • de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
  • de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
120 (honderdtwintig) uren, waarbij de Reclassering Nederland dient te bepalen uit welke werkzaamheden de taakstraf dient te bestaan;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering wordt gebracht volgens de maatstaf van twee uren per dag, zodat na deze aftrek
116 (honderdzestien) urente verrichten taakstraf resteert;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
58 (achtenvijftig) dagen;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte, die bij eerdere beslissing is geschorst.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. A. Buizer, voorzitter,
en mrs. G.A. Bouter-Rijksen en A. Greve-Kortrijk, rechters,
in tegenwoordigheid van M.M Cerpentier, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 28 juni 2019.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt tenlastegelegd dat
zij op of omstreeks 19 maart 2019 te Rotterdam
een wapen als bedoeld in artikel 2 lid 1 Categorie III onder 1º van de
Wet
wapens en munitie, te weten
een vuurwapen in de zin van artikel 1, onder 3º van die wet in de vorm
van
een pistool, nl een pistool van het merk Beretta, model 92 Fs Parabellu,
kaliber 9 mm
en/of
munitie in de zin van artikel 1 onder 4º, gelet op artikel 2 lid 2 categorie
III van de Wet wapens en munitie, te weten 11, bij het vuurwapen
behorende, kogelpatronen van het kaliber 9 mm,
voorhanden heeft gehad;