Op 3 december 2019 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het voorhanden hebben van een automatisch vuurwapen en munitie. De verdachte, geboren in [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte], was preventief gedetineerd in de PI Rotterdam, locatie De Schie, en werd bijgestaan door zijn raadsman, mr. R. Haze. De officier van justitie, mr. L.T.M. Verhoeven, had gevorderd tot vrijspraak van een van de ten laste gelegde feiten en een gevangenisstraf van 13 maanden voor de overige feiten. De rechtbank oordeelde dat de dagvaarding voor feit 2 niet voldeed aan de eisen van artikel 261 van het Wetboek van Strafvordering, waardoor deze nietig werd verklaard. Feit 3 werd niet bewezen verklaard, terwijl feit 1 wel bewezen werd verklaard, aangezien de verdachte bekend had dat hij op 19 augustus 2019 in Rotterdam een automatisch vuurwapen, een IMI Micro Uzi, en bijbehorende munitie had voorhanden gehad. De rechtbank sprak de verdachte vrij van het bestanddeel 'tezamen en in vereniging' wegens onvoldoende bewijs. De rechtbank oordeelde dat de verdachte strafbaar was en legde een gevangenisstraf van 12 maanden op, met aftrek van voorarrest. De rechtbank weegt de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het feit is begaan zwaar mee in de strafmaat.