In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 22 november 2019 uitspraak gedaan in een kort geding tussen de besloten vennootschap RESIDENCE SOETENDAAL B.V. en een gedaagde, die gebruik maakte van een opbouw op het dak van een pand dat eigendom is van de eiseres. De eiseres vorderde ontruiming van de opbouw, omdat deze niet onder de huurovereenkomst viel die de gedaagde had met de vorige eigenaar van het pand. De voorzieningenrechter oordeelde dat het gebruik van de opbouw door de gedaagde een persoonlijk recht betrof, waarvoor geen tegenprestatie was overeengekomen, en dat dit recht niet overging op de nieuwe eigenaar van het pand, RESIDENCE SOETENDAAL B.V. De rechtbank overwoog dat de gedaagde de opbouw zonder recht of titel in gebruik had en dat de vordering tot ontruiming toewijsbaar was, gezien het spoedeisende belang van de eiseres om te voldoen aan de huisvestingsverordening van de Gemeente Rotterdam. De voorzieningenrechter wees de vordering tot ontruiming toe en legde een dwangsom op voor het geval de gedaagde niet aan de ontruimingsverplichting voldeed. Tevens werd de gedaagde veroordeeld in de proceskosten van de eiseres.