ECLI:NL:RBROT:2019:10868

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
12 februari 2019
Publicatiedatum
6 oktober 2020
Zaaknummer
10/680678-17
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een minderjarige voor poging tot verkrachting

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 12 februari 2019 uitspraak gedaan in een jeugdzaak tegen een minderjarige verdachte, geboren op [geboortedatum verdachte] te [geboorteplaats verdachte]. De verdachte is veroordeeld voor het plegen van een poging tot verkrachting van een zevenjarig meisje op 29 oktober 2017 te Gorinchem. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte het slachtoffer heeft benaderd, haar bij de heupen heeft vastgepakt, op de grond heeft geduwd en geprobeerd heeft om seksuele handelingen bij haar te verrichten. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van een tweede tenlastegelegde feit, namelijk diefstal van een telefoon, omdat het bewijs daarvoor onvoldoende overtuigend was. De officier van justitie had een jeugddetentie van 106 dagen geëist, maar de rechtbank heeft uiteindelijk een jeugddetentie van 12 maanden opgelegd, waarvan 9 maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden waaronder een meldplicht en behandeling bij De Waag. De rechtbank heeft ook een maatregel tot beperking van de vrijheid opgelegd, die inhoudt dat de verdachte zich moet onthouden van contact met het slachtoffer en zich niet in de buurt van haar woning mag bevinden. De rechtbank heeft de ernst van het feit en de impact op het slachtoffer zwaar laten meewegen in de beslissing. De verdachte is nog jong, maar de rechtbank heeft benadrukt dat de bescherming van de maatschappij en het voorkomen van herhaling van delictgedrag voorop staan. De rechtbank heeft ook een schadevergoeding toegewezen aan de benadeelde partij, die bestaat uit materiële en immateriële schade.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team jeugd
Parketnummer: 10/680678-17
Datum uitspraak: 12 februari 2019
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte],
geboren op [geboortedatum verdachte] te [geboorteplaats verdachte],
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte], [woonplaats verdachte],
raadsman: mr. S. Meeuwsen, advocaat te Gorinchem.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de besloten terechtzittingen van 20 maart 2018,
23 oktober 2018 en 29 januari 2019.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding, zoals deze op de terechtzitting van 23 oktober 2018 overeenkomstig de vordering van de officier van justitie is gewijzigd. De tekst van de gewijzigde tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. R.H.I. van Dongen heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1 primair en het onder 2 ten laste gelegde;
  • primair:
- veroordeling van de verdachte tot een jeugddetentie van 106 dagen met aftrek van voorarrest;
- voorwaardelijke oplegging van de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor jeugdigen met een proeftijd van twee jaren en met als bijzondere voorwaarden de meldplicht en dat de verdachte zal meewerken aan een behandeling bij De Waag;
- een maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid waarbij aan de verdachte wordt bevolen zich te onthouden van contact met [naam slachtoffer 1] en zich niet te bevinden in de omgeving van haar woning, waarbij voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan vervangende jeugddetentie voor de duur van één week wordt toegepast met een maximum van zes maanden;
- dadelijke uitvoerbaarheid van de voorwaarden en het uit te oefenen toezicht en de vrijheidsbeperkende maatregel;
- subsidiair:
- veroordeling van de verdachte tot een jeugddetentie voor de duur van 12 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 9 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren en met als bijzondere voorwaarden de meldplicht en dat de verdachte zal meewerken aan een behandeling bij De Waag;
- een maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid waarbij aan de verdachte wordt bevolen zich te onthouden van contact met [naam slachtoffer 1] en zich niet te bevinden in de omgeving van haar woning, waarbij voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan vervangende jeugddetentie voor de duur van één week wordt toegepast met een maximum van zes maanden;
- dadelijke uitvoerbaarheid van de voorwaarden en het uit te oefenen toezicht en de vrijheidsbeperkende maatregel.
- met opdracht aan de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming west Zuid-Holland tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden.

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Vrijspraak (feit 2)
4.1.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de diefstal van een telefoon op 8 april 2016. Hij heeft zich daarbij gebaseerd op de verklaringen van [naam getuige 1] en [naam getuige 2] en het geluidsfragment, zoals ter zitting beluisterd, waarop de verdachte bevestigt dat hij de telefoon heeft gestolen.
4.1.2.
Beoordeling en conclusie
De rechtbank is van oordeel dat er voldoende wettig, maar onvoldoende overtuigend bewijs is om tot een bewezenverklaring te komen. De rechtbank heeft vragen over de wijze waarop het opgenomen gesprek tot stand is gekomen en of hetgeen de verdachte daarop zegt, wel kan worden geïnterpreteerd als een bekentenis. Daarmee is het onder 2 ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen. De verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
4.2.
Bewezenverklaring (feit 1)
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond van deze bewijsmiddelen in onderlinge samenhang beschouwd, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1.
hij op 29 oktober 2017 te Gorinchem
ter uitvoering van het door hem voorgenomen misdrijf om door geweld en
andere feitelijkheden [naam slachtoffer 1] te dwingen tot
het ondergaan van handelingen die mede bestonden uit het
seksueel binnendringen van het lichaam,
- - haar heeft benaderd en bij haar heupen, althans haar lichaam, heeft
vastgepakt en/of vastgehouden en
- haar op de grond heeft geduwd , waardoor zij op de
grond terechtkwam en
- - haar kleding naar beneden heeft getrokken en
- ( over) haar billen en vagina en/of schaamstreek heeft betast en/of
gewreven en
- zijn penis uit zijn broek heeft gehaald en
- tegen haar heeft gezegd:
* “Zuig aan mijn piemel!” en
* “Houd je bek!”,
en
- zijn penis tegen haar mond/lippen en wang heeft geduwd
en
- heeft geprobeerd haar mond te openen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.

5..Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:

1..poging tot verkrachting.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het feit is dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering straf en maatregel

7.1.
Algemene overweging
De straf en maatregel die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feit waarop de straf en maatregel zijn gebaseerd
De verdachte heeft zich op vijftienjarige leeftijd schuldig gemaakt aan een poging tot verkrachting van een destijds zevenjarig meisje. De verdachte heeft het slachtoffer toen zij met twee vriendinnetjes buiten aan het spelen was benaderd en gevraagd of zij meekwam. Hij heeft haar vriendinnetjes weggestuurd en het slachtoffer vervolgens beetgepakt, zodat zij niet kon weglopen. Terwijl de vriendinnetjes van het slachtoffer hulp haalden, heeft de verdachte het slachtoffer op de grond geduwd, haar kleding naar beneden getrokken en onder andere geprobeerd om zijn penis in haar mond te duwen. Omdat het slachtoffer stevig weerstand bood, lukte dat niet en is de verdachte vertrokken.
De verdachte heeft zijn eigen lustgevoelens laten prevaleren en het slachtoffer pijn gedaan en geconfronteerd met seksuele handelingen waar zij gezien haar nog zeer jeugdige leeftijd nog helemaal niet aan toe kon zijn. Door zijn handelen heeft de verdachte de lichamelijke integriteit van het slachtoffer geschonden. Slachtoffers van dergelijke delicten ondervinden, naar de ervaring leert, veelal langdurig de psychisch nadelige gevolgen en dat blijkt ook uit de slachtofferverklaring die ter zitting door de ouders van het slachtoffer is voorgelezen.
De rechtbank rekent het de verdachte zeer aan dat hij heeft gepoogd om zo’n jong en onschuldig meisje met geweld te dwingen tot ernstige seksuele gedragingen. Een dergelijke poging tot verkrachting rechtvaardigt naar het oordeel van de rechtbank een vrijheidsbenemende straf.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van
7 januari 2019, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor strafbare feiten.
7.3.2.
Rapportages en verklaringen van deskundigen op de terechtzitting
Klinisch psycholoog dr. R.A.R. Bullens (hierna: de psycholoog) heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 24 april 2018. Dit rapport houdt, voor zover van belang, het volgende in.
De verdachte lijdt aan een ziekelijke stoornis van de geestvermogens in de zin van een aandachtstekortstoornis (van het onoplettende type). Er blijkt geen sprake te zijn van een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens. Omdat de verdachte een ontkennende verdachte is kan geen antwoord worden gegeven op de vraag in hoeverre deze stoornis van invloed is geweest op het ten laste gelegde. Indien het ten laste gelegde bewezen wordt verklaard, adviseert de psycholoog een behandeling, gericht op het onderzoeken van seksueel overschrijdend gedrag en bijbehorende beweegredenen op te leggen. Dit kan in het kader van een GBM dan wel een voorwaardelijke PIJ-maatregel worden bewerkstelligd en worden uitgevoerd door middel van een behandeling bij een forensische ambulante polikliniek als de Waag (met als kanttekening dat behandeling langer dan een jaar kan duren).
Kinder- en jeugdpsychiater D. Matser (hierna: de psychiater) heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 2 mei 2018. Dit rapport houdt, voor zover van belang, het volgende in.
Bij de verdachte is sprake van ADD waarvoor hij thans medicatie in de vorm van Ritalin krijgt. Gezien de aard van de stoornis kan worden verondersteld dat deze ook aanwezig was ten tijde van het ten laste gelegde. Er is geen seksuele stoornis of disfunctie vastgesteld bij de verdachte. Aangezien de verdachte het ten laste gelegde ontkent, kan de psychiater geen onderbouwd straf- of behandeladvies geven, indien het ten laste gelegde bewezen wordt verklaard. Niettemin geeft de psychiater de rechtbank in overweging dat wanneer er sprake zou zijn van een bewezenverklaring er zicht kan komen op de drijfveren en afwegingen van de verdachte. Alsdan adviseert de psychiater een explorerende behandeling, waarbij het eventueel aanwezig zijn van seksueel deviant gedrag (of gedrag gedreven door andere motieven) onderwerp is van onderzoek binnen diezelfde behandeling. Een dergelijke behandeling kan plaatsvinden bij de Waag en zou kunnen passen binnen een voorwaardelijk opgelegde jeugddetentie, een GBM of een voorwaardelijke PIJ-maatregel.
De jeugdreclassering heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd
10 oktober 2018. De rechtbank heeft acht geslagen op dit rapport.
De gecertificeerde instelling Jeugdbescherming west regio Zuid-Holland (hierna: de jeugdreclassering) heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 2 januari 2019. Dit rapport houdt, voor zover van belang, het volgende in.
De jeugdreclassering heeft een haalbaarheidsonderzoek gedaan, waaruit is gebleken dat individuele behandeling bij de Waag en in het verlengde daarvan ouderbegeleiding in de vorm van MST/FAST in het kader van een GBM haalbaar zijn.
Hierbij wil de jeugdreclassering benadrukken dat de individuele behandeling van de verdachte het uitgangspunt dient te zijn en dat MST/FAST zich dient te richten op de ontwikkeling en uitkomsten van de behandeling van de verdachte. Daarnaast dient MST/FAST zich te richten op het systeem.
De Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad) heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 18 januari 2019. Dit rapport houdt, voor zover van belang, het volgende in.
Uit onderzoek ontstaat enerzijds een beeld waarbij weinig zorgen zijn over de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Anderzijds zijn de zorgen rondom het seksueel deviante gedrag van de verdachte ernstig te noemen. De Raad is van mening dat er langdurig specialistische hulpverlening nodig is om herhaling van delictgedrag te voorkomen, waarbij de voorkeur wordt gegeven aan ambulante hulpverlening zoals bijvoorbeeld de Waag kan bieden. Daarbij kan een jeugdreclasseringsmaatregel bijdragen aan het vergroten van de intrinsieke motivatie voor behandeling en het verhogen van het zelfinzicht van de verdachte. Gezien de zwaarte van het delict kan jeugddetentie overwogen worden. Een jeugddetentie zal geen gedragsverandering teweeg brengen, maar zou wel als stok achter de deur kunnen fungeren als voorwaardelijk deel gekoppeld aan bijzondere voorwaarden. De verdachte zal een soort 'voorbehandeling' of 'prétherapie' nodig hebben om zijn aandeel te erkennen, zijn deviant gedrag te leren kennen en herkennen alvorens hij aan behandeling kan toekomen. Een dergelijk traject zal een langdurige karakter hebben, waarbij met kleine doelen gewerkt dient te worden.
Ter zitting hebben [naam 1] en [naam 2] van de jeugdreclassering naar voren gebracht dat voor de jeugdreclassering voorop staat dat de verdachte behandeling gaat krijgen bij de Waag. Binnen welk kader dat wordt opgelegd acht de jeugdreclassering minder van belang. De jeugdreclassering kan zich dan ook vinden in het strafadvies zoals door de Raad gegeven
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Straf
De rechtbank overweegt dat onder de zich hier voordoende feiten en omstandigheden het opleggen van een jeugddetentie is aangewezen. Bij de bepaling van de duur van de jeugddetentie is acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd. De rechtbank acht het voorts met alle partijen noodzakelijk dat de verdachte verder begeleid gaat worden door de jeugdreclassering en dat de bijzondere voorwaarden, zoals voorgesteld door de Raad, worden opgelegd. De rechtbank legt daarom een deel van de voorgenomen straf voorwaardelijk op, met de voorwaarden die hierna worden genoemd. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
Dadelijke uitvoerbaarheid
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een misdrijf dat is gericht tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, te weten het slachtoffer [naam slachtoffer 1]. De rechtbank is van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte opnieuw een dergelijk misdrijf zal begaan, gelet op de ernst van het feit, zijn hardnekkige ontkenning en de rapportage van de Raad, waaruit blijkt dat de zorgen rondom het seksueel deviante gedrag van de verdachte groot zijn en hij intensieve behandeling nodig heeft. Daarom beveelt de rechtbank dat de hierna op grond van artikel 77z van het Wetboek van Strafrecht (Sr) te stellen voorwaarden en het op grond van artikel 77aa van dat wetboek uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn.
De rechtbank bepaalt daarbij dat overeenkomstig artikel 77y van het Wetboek van Strafrecht de proeftijd ingaat op de datum van de einduitspraak.
Vrijheidsbeperkende maatregel
Ter beveiliging van de maatschappij en ter voorkoming van strafbare feiten wordt aan de verdachte de maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid voor de duur van twee
jaren opgelegd, inhoudende een contactverbod met [naam slachtoffer 1], geboren op
[geboortedatum slachtoffer 1] 2009 te [geboorteplaats slachtoffer 1], en een gebiedsgebod rondom het adres [adres slachtoffer 1], de woning van [naam slachtoffer 1]. Daarbij beveelt de rechtbank dat vervangende jeugddetentie voor de duur van één week zal worden toegepast voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan, met een totale duur van ten hoogste zes maanden.
Gelet op het feit dat de verdachte, ondanks het aan hem als schorsingsvoorwaarde opgelegde contact- en locatieverbod, onlangs is gesignaleerd in de buurt van de woning van
[naam slachtoffer 1], is de rechtbank van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte zich belastend zal gedragen jegens haar. Daarom beveelt de rechtbank dat de opgelegde maatregel dadelijk uitvoerbaar is.
Algemene afsluiting
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf en maatregel passend en geboden.

8..Vorderingen benadeelde partijen en schadevergoedingsmaatregel

8.1.
Vordering [naam benadeelde 1]
Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [naam benadeelde 1], wonende te [woonplaats benadeelde 1], wettelijk vertegenwoordigd door [naam vertegenwoordiger 1], ter zake van het onder
1 ten laste gelegde feit waarmee bij de strafoplegging rekening is gehouden. De benadeelde partij vordert een bedrag van € 149,33 aan materiële schade en een bedrag van € 3.500,00 aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
8.1.1.
Standpunten officier van justitie en verdediging
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat, indien de rechtbank tot een bewezenverklaring komt, de door de benadeelde partij aangehaalde jurisprudentie niet vergelijkbaar is, aangezien in die zaak meer seksuele handelingen bewezen zijn verklaard. Daarnaast is geen onderbouwing overgelegd van de psychische gevolgen die de benadeelde partij ondervindt, waardoor de immateriële vordering slecht kan worden beoordeeld. De immateriële vordering dient derhalve gematigd te worden.
8.1.2.
Beoordeling
Nu is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij door het bewezen verklaarde strafbare feit waarmee bij de strafoplegging rekening is gehouden, rechtstreeks materiële schade is toegebracht en dat gedeelte van de vordering genoegzaam is onderbouwd, wordt deze toegewezen. Ook is komen vast te staan dat rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. Die schade zal naar maatstaven van billijkheid worden vastgesteld op € 2.500,00. De vordering wordt daarom tot een bedrag van € 2.649,33 toegewezen, met afwijzing van hetgeen aan hoofdsom meer is gevorderd. Het schadebedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 29 oktober 2017.
Nu de vordering van de benadeelde partij in overwegende mate wordt toegewezen, wordt de verdachte veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
8.1.3.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij een schadevergoeding betalen van € 2.649,33.
Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.
8.2.
Vordering [naam benadeelde 2]
Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [naam benadeelde 2], wonende te [woonplaats benadeelde 2], wettelijk vertegenwoordigd door [naam vertegenwoordiger 2], ter zake van het onder 2 ten laste gelegde feit.
De benadeelde partij vordert een bedrag van € 618,98 aan materiële schade vermeerderd met de wettelijke rente.
8.2.1.
Beoordeling
De benadeelde partij wordt in haar vordering niet-ontvankelijk verklaard, nu de verdachte wordt vrijgesproken van het onder 2 ten laste gelegde feit en aldus aan de verdachte voor dat feit geen straf of maatregel is opgelegd en artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht geen toepassing heeft gevonden.
8.2.2.
Conclusie
De verdachte hoeft geen schadevergoeding te betalen aan de benadeelde partij.

9..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 36f, 38v, 45, 77a, 77g, 77i, 77we, 77x, 77y, 77z, 77za, 77aa, 77gg en 242 van het Wetboek van Strafrecht.

10..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11..Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het onder 2 ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte het onder 1 primair ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
jeugddetentie voor de duur van 12 (twaalf) maanden,
bepaalt dat een gedeelte van de jeugddetentie groot 9 (negen) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten wegens niet nakoming van na te melden voorwaarden;
stelt de proeftijd vast op 2 (twee) jaren onder de algemene voorwaarde dat de veroordeelde:
- zich voor het einde van die proeftijd niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit;
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit zijn medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 Wet op de identificatieplicht ter inzage zal aanbieden;
- zijn medewerking zal verlenen aan het door de jeugdreclassering te houden toezicht, bedoeld in artikel 77aa, eerste tot en met het vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
en onder de bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich zal melden bij de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming west Zuid-Holland Zuid (hierna: de jeugdreclassering) gedurende een door de jeugdreclassering te bepalen periode (die loopt tot maximaal het einde van de proeftijd) zo lang en zo frequent als de jeugdreclassering dat noodzakelijk vindt;
- zich gedurende de proeftijd, of zolang de jeugdreclassering dat noodzakelijk vindt, onder behandeling zal stellen van de Waag (of soortgelijke instelling) op de tijden en plaatsen als door of namens die instelling aan te geven, teneinde zich te laten behandelen voor seksueel grensoverschrijdend gedrag en bijbehorende beweegredenen;
geeft opdracht aan de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming west Zuid-Holland Zuid tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de gestelde voorwaarden en het uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn.
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde jeugddetentie in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
legt de veroordeelde op de
maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid voor de
duur van twee jaren, inhoudende dat de veroordeelde wordt bevolen:
1a. zich niet op te houden op de [adres slachtoffer 1];
2a. zich te onthouden van direct of indirect contact met [naam slachtoffer 1], geboren op
[geboortedatum slachtoffer 1] 2009 te [geboorteplaats slachtoffer 1];
bepaalt dat voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan vervangende jeugddetentie wordt toegepast voor de duur van één week, met een totale duur van ten hoogste zes maanden;
met bevel dat de maatregel dadelijk uitvoerbaar is;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte, die bij eerdere beslissing is geschorst;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [naam benadeelde 1], te betalen een bedrag van
€ 2.649,33 (zegge: tweeduizendzeshonderdnegenenveertig euro en drieëndertig eurocent), bestaande uit
€ 149,33 aan materiële schade en € 1.500,00 aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 29 oktober 2017 tot aan de dag der algehele voldoening;
wijst af het resterende deel van de vordering van de benadeelde partij [naam benadeelde 1];
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij [naam benadeelde 1] gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte de
maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij
€ 2.649,33 (zegge: tweeduizendzeshonderdnegenenveertig euro en drieëndertig eurocent)te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 29 oktober 2017 tot aan de dag van de algehele voldoening;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij [naam benadeelde 1], tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd;
verklaart de benadeelde partij [naam benadeelde 2] niet-ontvankelijk in de vordering;
veroordeelt de benadeelde partij [naam benadeelde 2] in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt, en begroot deze kosten op nihil.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. C.N. Melkert, voorzitter, tevens kinderrechter,
en mrs. M.P. van der Stroom en W.L. van der Bijl-de Jong, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. T. van Loef, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 12 februari 2019.
De oudste en jongste rechter zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst gewijzigde tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 29 oktober 2017 te Gorinchem
ter uitvoering van het door hem voorgenomen misdrijf om door geweld en/of
(een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of door bedreiging met geweld en/of
bedreiging met (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [naam slachtoffer 1] te dwingen tot
het ondergaan van handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het
seksueel binnendringen van het lichaam,
- - haar heeft benaderd en/of bij haar heupen, althans haar lichaam, heeft
vastgepakt en/of vastgehouden en/of
- haar op de grond heeft geduwd en/of haar heeft geduwd, waardoor zij op de
grond terechtkwam en/of
- - zijn hand(en) voor/op haar mond heeft geplaatst en/of
- - haar kleding naar beneden heeft getrokken, althans heeft verplaatst, en/of
- zijn hand in haar onderbroek heeft geplaatst en/of
- ( over) haar bil(len) en/of vagina en/of schaamstreek heeft betast en/of
gewreven en/of
- zijn penis uit zijn broek heeft gehaald en/of
- tegen haar heeft gezegd:
* “Zuig aan mijn piemel!” en/of
* “Houd je bek!”,
althans woorden van gelijke (dreigende) aard/strekking en/of
- zijn penis tegen haar mond/lippen en/of wang heeft geduwd en/of geplaatst
en/of
- heeft geprobeerd haar mond te openen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Subsidiair
hij
op of omstreeks 29 oktober 2017 te Gorinchem,
door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, te
weten het
- ( onverhoeds) benaderen en/of bij de heupen, althans het lichaam vastpakken en/of vasthouden en/of
- - op de grond duwen en/of zodanig duwen dat zij op de grond terechtkwam en/of
- plaatsen van zijn hand(en) voor/op de mond en/of
- naar beneden trekken en/of verplaatsen van maillot en/of ondergoed, althans een of meer
kledingstukken en/of
- roepen “zuig aan mijn piemel” en/of “houd je bek” en/of
- proberen haar mond te openen
[naam slachtoffer 1] (*[geboortedatum slachtoffer 1] 2009) heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handelingen, te weten het
- plaatsen zijn hand op en/of in haar maillot en/of onderbroek en/of
- betasten en/of wrijven (over) haar bil(len) en/of vagina en/of schaamstreek en/of
- duwen/plaatsen/houden van zijn penis tegen haar mond/lippen en/of wang;
2.
hij op of omstreeks 8 april 2016 te Gorinchem
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening
heeft weggenomen
een telefoon (merk Apple [type iPhone 5s]), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [naam slachtoffer 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte.