Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1..[gedaagde 1] ,
[gedaagde 2],
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak, die diende voor de Rechtbank Rotterdam op 13 december 2019, heeft de stichting Vestia, eiseres, gedaagden aangesproken voor een huurachterstand. De gedaagden, waarvan gedaagde 1 aanwezig was en gedaagde 2 niet, werden door de kantonrechter in de gelegenheid gesteld om een machtiging over te leggen, maar gedaagde 2 heeft hier niet op gereageerd, waardoor verstek werd verleend. Vestia vorderde een bedrag van € 659,60, vermeerderd met wettelijke rente en proceskosten, op basis van een huurovereenkomst waaruit een achterstand van € 474,83 voortvloeide. Gedaagde 1 voerde aan dat er geen huurachterstand meer was en dat hij geen incassokosten verschuldigd was, omdat hij op 28 augustus 2018 had betaald.
De kantonrechter oordeelde dat er op het moment van de conclusie van repliek geen huurachterstand meer was, maar dat gedaagden wel in verzuim waren omdat de huur bij vooruitbetaling moest worden voldaan. Vestia had gedaagden een termijn van veertien dagen gegeven om te betalen, maar de betaling vond pas na deze termijn plaats. De kantonrechter concludeerde dat gedaagden buitengerechtelijke kosten verschuldigd waren, omdat zij niet binnen de gestelde termijn hadden betaald. Uiteindelijk werd gedaagden hoofdelijk veroordeeld tot betaling van € 40,11, vermeerderd met wettelijke rente, en werden zij in de proceskosten veroordeeld.
De beslissing van de kantonrechter werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het meer of anders gevorderde werd afgewezen. Dit vonnis is uitgesproken door mr. drs. E. van Schouten.