ECLI:NL:RBROT:2019:10851
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen oplegging en verlenging van een huisverbod in het kader van de Wet Tijdelijk Huisverbod
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 22 juli 2019 uitspraak gedaan in twee beroepen van eiser tegen de oplegging en verlenging van een huisverbod door de burgemeester van de gemeente Goeree-Overflakkee. Eiser, die samenwoonde met zijn vriendin en twee minderjarige kinderen, kreeg op 27 januari 2019 een huisverbod opgelegd na een incident waarbij geweld was betrokken. Het huisverbod werd aanvankelijk voor tien dagen opgelegd en later verlengd tot 24 februari 2019. Eiser stelde dat het huisverbod onterecht was opgelegd en dat hij hierdoor ernstig werd gestigmatiseerd in zijn kleine gemeenschap.
De rechtbank oordeelde dat er een dringende behoefte bestond aan een afkoelingsperiode om escalatie van geweld te voorkomen, en dat het huisverbod een noodzakelijke maatregel was, ook al was niet duidelijk of er strafbare feiten waren gepleegd. De rechtbank benadrukte dat het huisverbod niet alleen bedoeld is voor situaties waarin strafbare feiten zijn gepleegd, maar ook voor situaties waarin de veiligheid van betrokkenen in het geding is. Eiser had een rechtens te beschermen belang bij zijn beroep, maar de rechtbank oordeelde dat de burgemeester in redelijkheid het huisverbod had kunnen opleggen en verlengen, gezien de omstandigheden van de zaak.
De rechtbank verklaarde de beroepen van eiser ongegrond en wees erop dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.