ECLI:NL:RBROT:2019:10850
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- M.W.J. van Elsdingen
- P. Landman
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in het kader van een huisverbod
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Rotterdam op 12 september 2019 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening in het kader van een huisverbod dat door de burgemeester van Rotterdam was opgelegd aan verzoeker. Het huisverbod was opgelegd voor een periode van tien dagen, tot 18 september 2019, omdat de aanwezigheid van verzoeker in de woning van zijn partner, de achterblijfster, een ernstig en onmiddellijk gevaar zou opleveren voor de veiligheid van de bewoners. Verzoeker, die als zelfstandige in de bouw werkt, verzocht de rechtbank om een voorlopige voorziening, omdat zijn werkspullen nog in de woning van de achterblijfster lagen en hij hierdoor zijn werkzaamheden niet kon uitvoeren. Tijdens de zitting op 12 september 2019 werd geprobeerd om de werkspullen van verzoeker op te halen in aanwezigheid van de politie en een casemanager. Hoewel verzoeker een deel van zijn spullen heeft kunnen ophalen, bleven er nog enkele gereedschappen achter. De rechtbank oordeelde dat verzoeker niet voldoende had aangetoond dat de ontbrekende spullen zo noodzakelijk waren dat het verzoek om voorlopige voorziening moest worden toegewezen. De voorzieningenrechter verklaarde het beroep ongegrond en wees het verzoek om voorlopige voorziening af, evenals het verzoek om proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar gedaan op dezelfde dag.