In deze zaak heeft de kinderrechter op 23 december 2019 uitspraak gedaan over de verlenging van de ondertoezichtstelling en de uithuisplaatsing van een jong kind, hierna te noemen [naam kind]. De kinderrechter heeft de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond (GI) verzocht om de ondertoezichtstelling van [naam kind] met een jaar te verlengen en de uithuisplaatsing in een pleegzorgvoorziening te verlengen. De moeder van [naam kind] heeft geen verweer gevoerd tegen de verlenging van de ondertoezichtstelling, maar heeft wel verzocht om de machtiging tot uithuisplaatsing af te wijzen of voor een kortere duur te verlengen. De kinderrechter heeft vastgesteld dat [naam kind] met een ontwikkelingsachterstand in een pleeggezin is geplaatst en dat de moeder, ondanks haar goede intenties, onvoldoende opvoedingsvaardigheden heeft aangetoond om tot een terugplaatsing over te gaan. De kinderrechter heeft de verlenging van de ondertoezichtstelling en de uithuisplaatsing noodzakelijk geacht in het belang van de verzorging en opvoeding van [naam kind]. De kinderrechter heeft de GI verzocht om uiterlijk op 1 juli 2020 te rapporteren over de voortgang van het KSCD-onderzoek, dat essentieel is voor de verdere besluitvorming over het opgroeiperspectief van [naam kind]. De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, met de mogelijkheid tot hoger beroep binnen drie maanden na de uitspraak.