ECLI:NL:RBROT:2019:10841

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
23 december 2019
Publicatiedatum
5 juni 2020
Zaaknummer
C/10/585466 / JE RK 19-3379
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing jong kind met afwachting van KSCD-onderzoek

In deze zaak heeft de kinderrechter op 23 december 2019 uitspraak gedaan over de verlenging van de ondertoezichtstelling en de uithuisplaatsing van een jong kind, hierna te noemen [naam kind]. De kinderrechter heeft de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond (GI) verzocht om de ondertoezichtstelling van [naam kind] met een jaar te verlengen en de uithuisplaatsing in een pleegzorgvoorziening te verlengen. De moeder van [naam kind] heeft geen verweer gevoerd tegen de verlenging van de ondertoezichtstelling, maar heeft wel verzocht om de machtiging tot uithuisplaatsing af te wijzen of voor een kortere duur te verlengen. De kinderrechter heeft vastgesteld dat [naam kind] met een ontwikkelingsachterstand in een pleeggezin is geplaatst en dat de moeder, ondanks haar goede intenties, onvoldoende opvoedingsvaardigheden heeft aangetoond om tot een terugplaatsing over te gaan. De kinderrechter heeft de verlenging van de ondertoezichtstelling en de uithuisplaatsing noodzakelijk geacht in het belang van de verzorging en opvoeding van [naam kind]. De kinderrechter heeft de GI verzocht om uiterlijk op 1 juli 2020 te rapporteren over de voortgang van het KSCD-onderzoek, dat essentieel is voor de verdere besluitvorming over het opgroeiperspectief van [naam kind]. De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, met de mogelijkheid tot hoger beroep binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
zaakgegevens : C/10/585466 / JE RK 19-3379
datum uitspraak: 23 december 2019

beschikking verlenging ondertoezichtstelling en verlenging uithuisplaatsing

in de zaak van

de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond,

hierna te noemen de GI, gevestigd te Rotterdam,
betreffende

[naam kind] , geboren op [geboortedatum kind] 2013 te [geboorteplaats kind] ,

hierna te noemen [naam kind] .
De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:

[naam moeder] ,

hierna te noemen moeder, wonende te [woonplaats moeder] .

Het procesverloop

Het procesverloop blijkt uit het verzoekschrift met bijlagen van de GI van 7 november 2019, ingekomen bij de griffie op 11 november 2019.
Op 23 december 2019 heeft de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld. Gehoord zijn:
- de moeder, bijgestaan door mr. J.I. Dierkx,
- een tweetal vertegenwoordigsters van de GI, [naam vertegenwoordigster 1] en [naam vertegenwoordigster 2] .
Aangezien de moeder de Nederlandse taal niet of onvoldoende machtig is, heeft de
kinderrechter het verhoor doen plaatsvinden met bijstand van [naam tolk] , tolk.
De tolk heeft, alvorens zijn taak aan te vangen, op de bij wet voorgeschreven wijze, de belofte afgelegd dat hij zijn taak naar zijn geweten zal vervullen.
De kinderrechter heeft bijzondere toegang tot de zitting verleend aan de meerderjarige zus
van [naam kind] .

De feiten

Het ouderlijk gezag over [naam kind] wordt uitgeoefend door de moeder.
[naam kind] verblijft in een perspectief biedend pleeggezin.
Bij beschikking van 27 november 2018 is de ondertoezichtstelling van [naam kind] verlengd tot
5 januari 2020.
Bij (gerectificeerde) beschikking van 28 juni 2019 is de machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind] in een voorziening voor pleegzorg verlengd tot 5 januari 2020.

Het verzoek en het standpunt van de GI

De GI heeft verzocht de ondertoezichtstelling van [naam kind] met een jaar te verlengen.
Tevens wordt verzocht de uithuisplaatsing van [naam kind] in een voorziening voor pleegzorg te verlengen met ingang van 7 november 2019 voor de duur van de ondertoezichtstelling.
Ter zitting heeft de GI het verzoek gehandhaafd en als volgt toegelicht. Gezien wordt dat de moeder veel van [naam kind] houdt. Ze is altijd aanwezig op de bezoekmomenten. De hulpverlening komt echter niet van de grond. Zo heeft de moeder vanaf de zomervakantie tot op heden acht keer een afspraak met Profila Zorg afgezegd en is zij nog niet gestart met de lessen Nederlands. Ook is zij twee keer - na afzegging - niet bij een afspraak bij de gemeente verschenen.
Aanvankelijk heeft de moeder geen toestemming willen geven voor het onderzoek van het Kennis- en Servicecentrum voor Diagnostiek (hierna: KSCD). De moeder is in hoger beroep gegaan van de beschikking van 28 juni 2019. In november 2019 heeft de moeder alsnog voor het onderzoek getekend. Het traject heeft vertraging opgelopen en het KSCD kan geen indicatie geven over de duur van de wachtlijst. Omdat de GI eerst de uitkomsten van het onderzoek af wil wachten - om te bepalen of een terugkeer van [naam kind] bij de moeder tot de mogelijkheden behoort - en er daarnaast bij de moeder onvoldoende ontwikkeling wordt gezien, verzoekt de GI om de maatregelen met een jaar te verlengen.

Het standpunt van de moeder

Er is geen verweer gevoerd tegen het verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling. Namens en door de moeder is verzocht om het verzoek tot verlenging van de machtiging uithuisplaatsing af te wijzen. Subsidiair is verzocht om de machtiging voor kortere duur te verlengen.
Het verzoek is onrechtvaardig en weinig onderbouwd. De moeder is naar alle afspraken gegaan. Zij wordt omschreven als een lieve vrouw, die zorgzaam met [naam kind] omgaat. Bovendien heeft de moeder haar leven op orde gebracht. Zij beschikt over woonruimte en heeft geen bewindvoerder meer. Ook ontvangt de moeder veel ondersteuning vanuit haar sociale netwerk. In het verleden hield de moeder [naam kind] wegens ziekte vaak thuis. De tijd kan echter niet worden terug gedraaid. Op dit moment is het enige punt van zorg dat de moeder de opvoedingsvaardigheden niet zou beheersen. De hoop is dat de hulp vanuit Profila de komende tijd kan worden voortgezet.
Het is van cruciaal belang dat het KSCD-onderzoek op een zo’n kort mogelijke termijn wordt verricht. De moeder is bereid om haar medewerking aan het onderzoek te verlenen en ze heeft hiervoor al in oktober 2019 getekend - dit in tegenstelling tot wat de GI hierover naar voren heeft gebracht. Eerder was de moeder niet in de gelegenheid om te tekenen. De GI wil het onderzoek afwachten alvorens zij een beslissing over het perspectief van [naam kind] gaat nemen. De moeder wordt hiermee in het ongewisse gelaten of er nog aan een terugplaatsing van [naam kind] wordt gewerkt. In verband met de hechting van [naam kind] en de aanvaardbare termijn zou het tijdsverloop er immers voor kunnen zorgen dat de conclusie uiteindelijk gaat luiden dat [naam kind] het beste in het pleeggezin op kan groeien. Het is voor de moeder dan ook beangstigend dat er nog geen duidelijkheid is over de startdatum van het onderzoek en over de datum waarop men de uitkomsten daarvan kan verwachten. Om de GI te stimuleren dat zij actief met het KSCD-onderzoek aan de slag gaat, is verzocht om de duur van de machtiging uithuisplaatsing te beperken.

De beoordeling

Uit de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting is gebleken dat [naam kind] met een forse ontwikkelingsachterstand bij het pleeggezin is geplaatst. Binnen dit gezin heeft [naam kind] een positieve ontwikkeling doorgemaakt. De duidelijkheid en structuur hebben een gunstig effect op haar ontwikkeling.
De kinderrechter ziet dat de moeder veel van [naam kind] houdt en dat zij van goede wil is. De bezoeken tussen de moeder en [naam kind] verlopen positief en zij zien elkaar graag. Ook heeft de moeder haar leven op verschillende gebieden - zoals huisvesting en financiën - inmiddels op orde. Sinds de uithuisplaatsing van [naam kind] lijkt bij de moeder echter een patroon zichtbaar. De moeder werkt een periode goed mee met de hulpverlenende instanties, waarbij een vooruitgang is te zien, maar na verloop van tijd stagneert de hulpverlening. De ondersteuning vanuit Profila komt onvoldoende van de grond.
Het grootste punt van zorg is dat er nog steeds te weinig zicht is op de opvoedingsvaardigheden van de moeder om tot een terugplaatsing over te gaan. Onweersproken is door de GI in het verzoekschrift gesteld dat het gerechtshof in Den Haag heeft overwogen dat de moeder dient mee te werken aan het KSCD-onderzoek.
Gebleken is dat dit onderzoek nog niet is gestart - de GI en de moeder verschillen van mening over de reden van de vertraging - en dat niet duidelijk is wanneer het onderzoek zal zijn afgerond.
Uit het voorgaande volgt dat is voldaan aan het wettelijke criterium genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW). De kinderrechter zal het - onweersproken - verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling van [naam kind] toewijzen. Daarnaast acht de kinderrechter de verlenging van de uithuisplaatsing van [naam kind] noodzakelijk in het belang van haar verzorging en opvoeding (artikel 1:265c, tweede lid, BW). De uitkomsten van het KSCD-onderzoek zijn relevant voor de verder te nemen beslissingen over het opgroeiperspectief van [naam kind] .
Nu het KSCD-onderzoek nog niet is gestart, ziet de kinderrechter aanleiding om de duur van de machtiging uithuisplaatsing te beperken tot acht maanden en het verzoek voor het overige aan te houden. Afhankelijk van de resultaten van dit onderzoek en van de ontwikkeling die [naam kind] doormaakt, zal de komende periode moeten worden bezien of op termijn een terugplaatsing van [naam kind] bij de moeder al dan niet een reële optie is.
De kinderrechter verzoekt de GI uiterlijk op de hierna genoemde pro forma datum te rapporteren over de laatste stand van zaken, over het verloop van het KSCD-onderzoek en de uitkomsten daarvan. De kinderrechter gaat er daarbij vanuit dat de GI actief het KSCD zal volgen met als doel de voortgang van het onderzoek te bespoedigen. De GI wordt verzocht om tegen de pro forma datum gemotiveerd aan te geven of het verzoek voor het overige al dan niet wordt gehandhaafd en of een zitting nodig wordt geacht.

De beslissing

De kinderrechter:
verlengt de ondertoezichtstelling van [naam kind] tot 5 januari 2021;
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind] in een voorziening voor pleegzorg
tot 5 september 2020;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;

en alvorens verder te beslissen:

Bepaalt dat de behandeling van het resterende deel van het verzoek tot het verlenen van een machtiging uithuisplaatsing wordt aangehouden tot
1 juli 2020 pro forma.
Bepaalt dat de GI, de moeder en haar advocaat, mr. J.I. Dierkx, op de genoemde pro forma-datum niet ter zitting behoeven te verschijnen.
Verzoekt de GI uiterlijk op de genoemde pro forma-datum de kinderrechter de verzochte rapportage te doen toekomen en aan te geven of een nadere zitting nodig wordt geacht.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 23 december 2019 door mr. A.A.J. de Nijs, kinderrechter, in tegenwoordigheid van M.A. den Hartog als griffier.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 6 februari 2020.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
Den Haag.