Uitspraak
[naam klaagster] , klaagster,
Procedure
Feiten
Standpunt klaagster
Standpunt officier van justitie
Beoordeling
hoogrichting andere honden, volwassen en kinderen.
Rechtbank Rotterdam
Op 10 januari 2019 is de hond van klaagster, genaamd [naam hond], met chipnummer [nummer chip], in beslag genomen te Rotterdam na een derde bijtincident. De inbeslagname is geschied op grond van artikel 94 van het Wetboek van Strafvordering. Klaagster heeft op 15 januari 2019 een klaagschrift ingediend, waarin zij primair verzoekt om opheffing van het beslag en teruggave van de hond. Klaagster verblijft momenteel in Polen en is niet van plan om met de hond terug te keren naar Nederland. Tijdens de behandeling van het klaagschrift op 7 februari 2019 is het onderzoek geschorst in afwachting van een gedragsrapport over de hond. Op 10 mei 2019 is de voortzetting van het klaagschrift behandeld, waarbij de officier van justitie en de gemachtigd raadsman van klaagster zijn gehoord.
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot ongegrondverklaring van het beklag, wijzend op het feit dat dit de derde keer is dat de hond een persoon heeft gebeten. De rechtbank heeft een uitgebreide risicoanalyse laten uitvoeren door het Assessmentteam van de Universiteit Utrecht, waaruit blijkt dat het risico dat de hond opnieuw zal bijten hoog is. De rechtbank overweegt dat het stellen van voorwaarden in het kader van de klaagschriftprocedure niet aan de orde is en dat de beslissing over de hond aan de strafrechter is. Gezien de risicoanalyse kan de hond niet aan klaagster worden teruggegeven, ook al verblijft zij nu in Polen.
De rechtbank verklaart het beklag ongegrond, en deze beschikking is gegeven door mr. W.A.F. Damen, rechter, in tegenwoordigheid van L.C. Bouter, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 10 mei 2019. Tegen deze beslissing kan het openbaar ministerie binnen veertien dagen cassatie instellen.