ECLI:NL:RBROT:2019:10776

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
10 mei 2019
Publicatiedatum
17 april 2020
Zaaknummer
Raadkamernummers: 19/209
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslissing over klaagschrift inzake inbeslagname van hond na bijtincident

Op 10 januari 2019 is de hond van klaagster, genaamd [naam hond], met chipnummer [nummer chip], in beslag genomen te Rotterdam na een derde bijtincident. De inbeslagname is geschied op grond van artikel 94 van het Wetboek van Strafvordering. Klaagster heeft op 15 januari 2019 een klaagschrift ingediend, waarin zij primair verzoekt om opheffing van het beslag en teruggave van de hond. Klaagster verblijft momenteel in Polen en is niet van plan om met de hond terug te keren naar Nederland. Tijdens de behandeling van het klaagschrift op 7 februari 2019 is het onderzoek geschorst in afwachting van een gedragsrapport over de hond. Op 10 mei 2019 is de voortzetting van het klaagschrift behandeld, waarbij de officier van justitie en de gemachtigd raadsman van klaagster zijn gehoord.

De officier van justitie heeft geconcludeerd tot ongegrondverklaring van het beklag, wijzend op het feit dat dit de derde keer is dat de hond een persoon heeft gebeten. De rechtbank heeft een uitgebreide risicoanalyse laten uitvoeren door het Assessmentteam van de Universiteit Utrecht, waaruit blijkt dat het risico dat de hond opnieuw zal bijten hoog is. De rechtbank overweegt dat het stellen van voorwaarden in het kader van de klaagschriftprocedure niet aan de orde is en dat de beslissing over de hond aan de strafrechter is. Gezien de risicoanalyse kan de hond niet aan klaagster worden teruggegeven, ook al verblijft zij nu in Polen.

De rechtbank verklaart het beklag ongegrond, en deze beschikking is gegeven door mr. W.A.F. Damen, rechter, in tegenwoordigheid van L.C. Bouter, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 10 mei 2019. Tegen deze beslissing kan het openbaar ministerie binnen veertien dagen cassatie instellen.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam
Team straf 2
Raadkamernummers: 19/209
Beschikking van de rechtbank Rotterdam, enkelvoudige raadkamer, op het klaagschrift van:

[naam klaagster] , klaagster,

geboren op [geboortedatum klaagster] te [geboorteplaats klaagster] , [geboorteland klaagster] ,
voor deze zaak domicilie kiezende te (3521 AL) Utrecht, aan de Jaarbeursplein 15, ten kantore van haar raadsman mr. J. Baar.

Procedure

Op 15 januari 2019 heeft de klaagster op grond van artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering (Sv) een klaagschrift ingediend.
Het klaagschrift is op 07 februari 2019 door de raadkamer in het openbaar behandeld. Daarbij zijn de officier van justitie mr. R.P. Boon, klaagster en haar raadsman gehoord. Het onderzoek in raadkamer is toen geschorst voor onbepaalde tijd in afwachting van het gedragsrapport over de in beslag genomen hond. Het beslag op de hond is toen tijdelijk opgeheven tot het moment waarop een definitieve beslissing op het klaagschrift wordt genomen.
Op 10 mei 2019 is de voortzetting van het klaagschrift door de raadkamer in het openbaar behandeld. Daarbij zijn de officier van justitie C.J.A van der Maas en de gemachtigd raadsman gehoord.

Feiten

Op 10 januari 2019 is de hond van klaagster, genaamd [naam hond] met chipnummer [nummer chip] (verder: de hond) te Rotterdam in beslag genomen na een (derde) bijtincident. Het beslag is gelegd op grond van artikel 94 Sv.

Standpunt klaagster

Het klaagschrift, zoals in raadkamer nader toegelicht, strekt primair tot definitieve opheffing van het beslag en beslissing tot teruggave van de hond aan klaagster. Daartoe is aangevoerd dat klaagster thans met de hond in Polen verblijft en niet voornemens is om met de hond naar Nederland terug te keren.
Klaagster zich niet kan vinden in de rapportage zoals die is opgesteld. De raadsman legt een in de Engelse taal opgestelde verklaring over d.d. 9 mei 2019 die is ondertekend door mevr. [naam hondentrainer] , hondentrainer.
Subsidiair bepleit de raadsman tot opheffing van het beslag, gelet op de proportionaliteit. Daartoe wordt aangevoerd dat de hond al weer geruime tijd bij klaagster (in Polen) is.

Standpunt officier van justitie

Door de officier van justitie is geconcludeerd tot ongegrondverklaring van het beklag. Zij heeft er onder meer op gewezen dat dit bijtincident de derde keer is dat de hond een persoon gebeten heeft. Het beklag dient dus afgewezen te worden, en de hond dient eigenlijk weer opnieuw (fysiek) in beslag te worden genomen. Het beslag blijft, in juridische zin, op de hond rusten. Maar zolang de hond in Polen blijft, zal het openbaar ministerie geen verdere actie zal ondernemen. Maar indien de hond in Nederland terugkeert, zal de hond alsnog opnieuw fysiek in beslag worden genomen en zal er worden getracht de hond te herplaatsen binnen de kaders van de risicoanalyse d.d. 14 maart 2019 (pagina’s 19 t/m 21) of, indien dat niet mogelijk blijkt, zal de hond alsdan worden vernietigd. Mevrouw zal, zo lang deze hond in Polen blijft, niet worden vervolgd voor het onttrekken van deze hond aan het beslag.

Beoordeling

Inmiddels is de hond onderworpen aan zeer uitgebreide risicoanalyse, uitgevoerd door het Assessmentteam van de Universiteit Utrecht. Uit de rapportage, gedateerd 11 maart 2019 blijkt, dat het team - in de kern - tot de volgende conclusies en aanbevelingen komt:
Het risico dat [naam hond] opnieuw zal bijten is
hoogrichting andere honden, volwassen en kinderen.
De twee aanbevelingen luiden: zo mogelijk herplaatsing onder passende condities en voorwaarden die sterk afwijken van de omstandigheden waarin de hond leefde tot aan de inbeslagname, en indien deze herplaatsing niet mogelijk blijkt, het vernietigen (doden) van de hond.
De rechtbank overweegt dat in het kader van de onderhavige klaagschriftprocedure voor het stellen dergelijke voorwaarden geen plaats is. Dit is een taak van de rechter die de strafzaak ten gronde zal beoordelen.
Gezien de uitkomsten van het risico-assessment kan deze hond echter niet worden teruggeven aan klaagster. Het klaagschrift zal dan ook ongegrond moeten worden verklaard.
De rechtbank stelt verder vast dat klaagster blijkbaar inmiddels haar hond naar Polen heeft overgebracht, en daar zelf ook verblijft. Dit leidt echter, gelet op de vastgestelde mate van gevaarzetting binnen Nederland, niet tot een andere beslissing.

Beslissing

De rechtbank:
verklaart het beklag ongegrond.
Deze beschikking is gegeven door:
mr. W.A.F. Damen, rechter,
in tegenwoordigheid van L.C. Bouter, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op 10 mei 2019.
Tegen deze beslissing kan het openbaar ministerie binnen veertien dagen na dagtekening daarvan en de klaagster binnen veertien dagen na betekening daarvan cassatie instellen.